Ga naar de inhoud

Artrose heup-knie

De herziene richtlijn Artrose heup-knie van het Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiotherapie (KNGF) is een leidraad voor de algemeen fysiotherapeut en oefentherapeut bij de behandeling van mensen met artrose van de heup en/of knie, inclusief de pre- en postoperatieve fase rondom een gewrichtsvervangende operatie.

Publicatiedatum: 31 mei 2018 –Revisiedatum: 24 juni 2021

Artrose heup-knie

Therapeutisch proces

C.1 Voorlichting en advies

Voorlichting en advies worden gegeven in zowel de conservatieve als in de pre- en/of postoperatieve fase.

De fysiotherapeut kan mondeling voorlichting en advies geven, maar de informatie dient schriftelijk en/of digitaal ondersteund te worden. Dit is afhankelijk van de wensen, voorkeuren en gezondheidsvaardigheden van de patiënt.

 

C.1.1 Conservatieve fase

Stem de voorlichting en adviezen af op de situatie van de individuele patiënt, maar bespreek in ieder geval de volgende onderwerpen.

Aanbeveling  

Bied voorlichting en advies aan bij alle patiënten met heup- en/of knieartrose in de conservatieve fase, om de kennis over de aandoening en de behandelopties te vergroten en zelfmanagement de bevorderen. 

Toevoeging   De voorlichting en adviezen worden afgestemd op de situatie van de individuele patiënt, maar in ieder geval de volgende onderwerpen worden besproken:
 

De aandoening en de mogelijke gevolgen ervan

  • Bij artrose is het hele gewricht aangedaan. Niet alleen het kraakbeen, maar ook het bot, de spieren en gewrichtsbanden zijn betrokken bij de aandoening.
  • Artrose is geen onvermijdelijk onderdeel van het ouder worden (geen ouderdomsaandoening).
  • Een röntgenfoto is niet nodig om de diagnose artrose te stellen (maar is in sommige gevallen nodig om andere aandoeningen uit te sluiten); de ernst van de gewrichtsschade op een röntgenfoto geeft geen inzicht in de ernst van de klachten.
  • De ernst en het beloop van de klachten van artrose variëren erg van persoon tot persoon, en perioden van meer en minder klachten wisselen elkaar af gedurende de tijd.
Het belang van bewegen en een gezonde leefstijl (zelfmanagement)
  • Reguliere fysieke activiteit en individueel afgestemde oefeningen/beweegactiviteiten (voor het versterken van de spieren rond het gewricht, het verbeteren van de conditie en het uitvoeren van dagelijkse activiteiten) kunnen pijn verminderen en het dagelijks functioneren verbeteren. Hierbij kan een klein aantal oefeningen al tot resultaten leiden, indien deze regelmatig (bij voorkeur dagelijks) worden uitgevoerd.
  • Het integreren van enkele oefeningen/beweegactiviteiten in het dagelijks leven is een nuttige manier om deze vol te blijven houden.
  • Sedentair gedrag (te veel zitten) kan de artroseklachten doen verergeren en het risico vergroten op het krijgen van andere (leefstijlgerelateerde) aandoeningen zoals diabetes mellitus type 2 (DMII) en hart- en vaatziekten.
  • Het kan soms nodig zijn om de mechanische belasting van het pijnlijke gewricht te verlagen (bijv. door korte rustpauzes te nemen of door hulpmiddelen te gebruiken).
  • Indien sprake is van overgewicht/obesitas, is het belangrijk om af te vallen en vervolgens een gezond gewicht te behouden door middel van een individueel afgestemd plan, dat bestaat uit voedingsaanpassingen en toegenomen fysieke activiteit.
De behandelmogelijkheden
  • De klachten als gevolg van artrose kunnen met conservatieve behandelopties aanmerkelijk verminderen (dus zonder operatief ingrijpen), waardoor veel mensen met heup- en/of knieartrose geen gewrichtsvervangende operatie hoeven te ondergaan.
  • De belangrijkste aanbevolen conservatieve (niet-operatieve) behandelopties zijn voorlichting/advies gericht op zelfmanagement (bewegen, gezonde leefstijl), fysio-/oefentherapie, pijnmedicatie (maar hierbij kunnen bijwerkingen optreden) en afvallen indien sprake is van overgewicht/obesitas.
  • Bij onvoldoende afname van pijn en verbetering in dagelijks functioneren na een aanbevolen periode van optimaal gebruik van aanbevolen conservatieve behandelopties, is een gewrichtsvervangende operatie een optie in een eindstadium van artrose.

De patiënt kan worden verwezen naar verschillende (digitale) informatiebronnen, als aanvulling op wat de therapeut aan voorlichting en advies aanbiedt:

C.1.2 Pre- en/of postoperatieve fase

Stem de voorlichting en adviezen af op de situatie van de individuele patiënt, maar bespreek in ieder geval de volgende onderwerpen:

  • de operatie, de revalidatieperiode erna en de eventuele inzet van externe hulp;
  • het belang van (behoud van) voldoende spierkracht en algehele fitheid voorafgaand aan de operatie en andere factoren die een rol spelen in het herstel na de operatie;
  • de leefregels voor de eerste fase na de operatie indien deze vanuit het ziekenhuis zijn meegegeven door de orthopedisch chirurg.

De patiënt kan worden verwezen naar verschillende digitale informatiebronnen, als aanvulling op wat de therapeut aan voorlichting en advies aanbiedt:

Toelichting

Noot 10. Voorlichting en advies

Uitgangsvraag

Welke voorlichting en adviezen worden aanbevolen bij patiënten met heup- en/of knieartrose in de conservatieve fase en rondom een gewrichtsvervangende operatie vanwege heup- en/of knieartrose?

Deze vraag is beantwoord door te beschrijven welke voorlichting gegeven dient te worden en welke adviezen verstrekt dienen te worden in de conservatieve fase en rond een gewrichtsvervangende operatie. Hierbij is (wetenschappelijke) literatuur gebruikt.

 Conservatieve fase

Voorlichting en advies die op de individuele patiënt met heup- en/of knieartrose zijn afgestemd, vormen een essentieel onderdeel van de conservatieve behandeling, en worden sterk aanbevolen in internationale richtlijnen op het gebied van artrose.[1-2] Voor patiënten met heup- en/of knieartrose is een lijst met de meest essentiële onderwerpen opgesteld. Deze dienen in ieder geval besproken te worden.

Er zijn ook verschillende internationale initiatieven ontplooid met als doel te komen tot een overzicht van de belangrijkste onderdelen die bij het geven van voorlichting en advies aan bod moeten komen.[3-6] Daarnaast is op initiatief van het KNGF op basis van bestaande voorlichtingsmodules over artrose een voorlichtings brochure geschreven die is afgestemd met onderzoekers, therapeuten en patiënten.[7] Bij voorlichting staat het vergroten van de kennis over de aandoening en de behandelopties centraal, naast het bevorderen van zelfmanagement.

 Aanbeveling

Bied voorlichting en advies aan bij alle patiënten met heup- en/of knieartrose in de conservatieve fase, om de kennis over de aandoening en de behandelopties te vergroten en zelfmanagement de bevorderen. Deze voorlichting en adviezen kunnen mondeling verstrekt worden, maar dienen schriftelijk en/of digitaal ondersteund te worden, afhankelijk van de wensen, voorkeuren en gezondheidsvaardigheden van de patiënt.

 Pre-/postoperatieve behandeling

Voor patiënten die een gewrichtsvervangende operatie ondergaan vanwege heup- en/of knieartrose is een lijst van de meest essentiële onderwerpen opgesteld, die bij het aanbieden van voorlichting en advies in ieder geval besproken dienen te worden. Deze onderwerpen zijn gebaseerd op de informatievoorziening vanuit de beroepsvereniging voor orthopedisch chirurgen (NOV) [8-10], wetenschappelijke literatuur [11] en expert opinion van onderzoekers en fysiotherapeuten uit het onderzoeksproject PATIO. Centraal hierbij staat het bevorderen van een gunstig beloop na de operatie (module A.4) en het geven van leefregels ter voorkoming van luxaties na een totale heupoperatie. Deze leefregels blijken in de praktijk sterk te variëren tussen ziekenhuizen, en ook af te hangen van het type operatie en de benaderingswijze tijdens de operatie. Er is een tendens tot minder strikte leefregels om de patiënt te stimuleren zo snel mogelijk dagelijkse activiteiten te hervatten. Recentelijk is een systematische review verschenen (matige kwaliteit van bewijs; Amstar-score 5) waarin geconcludeerd is dat minder strikte leefregels na een totale heup niet leiden tot meer luxaties in vergelijking met striktere leefregels, maar wel tot het sneller en beter hervatten van activiteiten en tot hogere patiënttevredenheid.[11]

 Aanbeveling

Bied voorlichting en advies aan bij alle patiënten die een gewrichtsvervangende operatie vanwege heup- en/of knieartrose ondergaan, om de kennis over de operatie te vergroten, goed voorbereid de operatie in te gaan en het herstel na de operatie te bevorderen. Deze voorlichting en adviezen kunnen mondeling gegeven worden, maar dienen schriftelijk en/of digitaal ondersteund te worden, afhankelijk van de wensen, voorkeuren en gezondheidsvaardigheden van de patiënt.

1. Fernandes L, Hagen KB, Bijlsma JW, et al. EULAR recommendations for the non-pharmacological core management of hip and knee osteoarthritis. Ann Rheum Dis. 2013;72:1125-35.

2. National Institute for Health and Care Excellence. Osteoarthritis: care and management in adults. NICE clinical guideline 177. London: Royal College of Physicians; 2014.

3. French SD, Bennell KL, Nicolson PJ, et al. What do people with knee or hip osteoarthritis need to know? An international consensus list of essential statements for osteoarthritis. Arthritis Care Res (Hoboken). 2015;67(6):809-16.

4. Jordan KP, Edwards JJ, Porcheret M, et al. Effect of a model consultation informed by guidelines on recorded quality of care of osteoarthritis (MOSAICS): a cluster randomised controlled trial in primary care. Osteoarthritis Cartilage. 2017;25(10):1588-97.

5. Standards of Care for People with Osteoarthritis. Beschikbaar via: http://www.eumusc.net/myUploadData/files/Standards%20Of%20Care%20Full%20report.pdf.

6. Zorgwijzer artrose. Beschikbaar via: https://www.maartenskliniek.nl/media/4wreacez/zorgwijzer-bart-project.pdf?utm_source=heup_uitslag&utm_medium=scherm&utm_campaign=artrose_zelftest&utm_content=zorgwijzer#:~:text=De%20zorgwijzer%20is%20bedoeld%20voor,zoals%20medicijnen%2C%20oefentherapie%20en%20leefstijladviezen.. Geraadpleegd 2 februari 2018.

7. Voorlichting artrose; KNGF 2018. In ontwikkeling.

8. Mijn heupprothese. Beschikbaar via: http://www.mijnheupprothese.nl/. Geraadpleegd op 2 februari 2018.

9. Zorg voor beweging, totale heupprothese (THP). Beschikbaar via: https://www.zorgvoorbeweging.nl. Geraadpleegd 2 februari 2018.

10. Zorg voor beweging, totale knieprothese (TKP). Beschikbaar via: https://www.zorgvoorbeweging.nl. Geraadpleegd 2 februari 2018.

11. van der Weegem W, Kornuijt A, Das D. Do lifestyle restrictions and precautions prevent dislocation after total hip arthroplasty? A systematic review and meta-analysis of the literature. Clin Rehabil. 2016 Apr;30(4):329-39.

C.2 Oefentherapie

Oefentherapie wordt aanbevolen, gebruikmakend van de FITT-factoren:

  • in de conservatieve fase van zowel heup- en/of knieartrose
  • postoperatief bij gewrichtsvervanging van de heup.

Oefentherapie kan overwogen worden, gebruikmakend van de FITT-factoren:

  • preoperatief bij gewrichtsvervanging van de heup en/of knie
  • postoperatief bij gewrichtsvervanging van de knie.

Bij de overweging wel of niet oefentherapie pre- en postoperatief toe te passen, dient de therapeut rekening te houden met de risicofactoren voor een vertraagd herstel na de operatie en/of complicaties (module A.4).

Zowel gedurende de behandelperiode als bij beëindiging ervan adviseert de therapeut de patiënt over de manieren waarop deze zelf, passend bij de individuele situatie, een actieve leefstijl kan bereiken en behouden. 


Algemene aspecten van oefentherapie

  • Bied oefentherapie aan ongeacht patiëntkarakteristieken zoals leeftijd, ernst van pijnklachten en ernst van de gewrichtsschade.
  • Bied oefentherapie altijd aan in combinatie met voorlichting/advies en een beweegplan (incl. korte- en langetermijndoelen voor het (blijven) uitvoeren van beweegactiviteiten), dat samen met de patiënt is opgesteld.
  • Bied oefentherapie altijd aan in een combinatie van begeleide oefentherapie en zelfstandig uitgevoerde oefentherapie. Bepaal samen met de patiënt, mede op basis van de mate van zelfstandigheid/motivatie, persoonlijke voorkeuren en praktische overwegingen, de verhouding tussen begeleide en zelfstandig uitgevoerde oefentherapie. 
  • Overweeg om eHealth-toepassingen te gebruiken om de patiënt te ondersteunen in het zelfstandig (blijven) uitvoeren van oefeningen en/of om de mate van begeleiding te verminderen.
  • Overweeg om oefentherapie in groepsverband aan te bieden, indien weinig individuele begeleiding nodig is. 
  • Overweeg om oefentherapie in de beginfase van de behandeling in het water aan te bieden, indien er sprake is van ernstige pijnklachten tijdens het oefenen. 

Resultaten op basis van de literatuurstudie

De literatuur toont over het algemeen een matig effect van oefentherapie op het fysiek functioneren bij men- sen met heup- of knieartrose, of voor of na een gewrichtsvervangende operatie vanwege heup- of knieartrose, in vergelijking met behandeling zonder oefentherapie. Hierbij varieert de kwaliteit van bewijs tussen de verschillende patiëntengroepen.

Daarnaast is voor oefentherapie in de conservatieve fase ook het effect op pijn (matig tot groot effect, bij resp. heup- en knieartrose), de kwaliteit van leven (geen tot klein effect, bij resp. heup- en knieartrose) en de kosteneffectiviteit (bewijs voor meer gezondheidswinst per geïnvesteerde euro bij zowel heup- als knieartrose) aangetoond.

 Balans tussen gewenste en ongewenste effecten

De gewenste effecten (zoals vermindering van klachten, verbetering in dagelijks functioneren) van oefenthera- pie lijken over het algemeen aanwezig te zijn, terwijl de ongewenste effecten (zoals verergering van klachten) zeldzaam en weinig ernstig lijken. Op basis hiervan wordt door de werkgroep ingeschat dat de gewenste ef- fecten de ongewenste effecten overstijgen.

 Waarden en voorkeuren van patiënten

De waarden en voorkeuren zullen waarschijnlijk tussen patiënten verschillen. De werkgroep schat in dat de meerderheid van de patiënten positief staat tegenover oefentherapie, vanwege het effect dat zij ervaren op de klachten en het dagelijks functioneren, en de mate waarin zij de oefentherapie kunnen toepassen in het dagelijks leven.

 Kosten

Er zijn weinig tot geen kosten verbonden aan de oefentherapie, indien er van uit wordt gegaan dat de benodigde oefenapparatuur reeds aanwezig is. Kosteneffectiviteitsanalyse toont aan dat oefentherapie in de conservatieve fase meer gezondheidswinst per geïnvesteerde euro oplevert dan wanneer die oefentherapie achterwege wordt gelaten.

 

Aanvaardbaarheid/haalbaarheid

De implementatie van de interventie in de dagelijkse praktijk wordt door de werkgroep, met name in de con- servatieve fase, als aanvaardbaar en haalbaar ingeschat, omdat de interventie als meest aangewezen behan- deloptie wordt beschouwd en er geen specifieke middelen voor vereist zijn. Voor de pre- en postoperatieve fase wordt oefentherapie als waarschijnlijk aanvaardbaar en haalbaar ingeschat, dus met meer onzekerheid hierin.

C.2.1 Conservatieve fase

Aanbeveling

Bied aan alle patiënten met heup- en/of knieartrose oefentherapie aan in de conservatieve fase en volg daarbij de FITT-factoren.

Toelichting

Noot 12. Oefentherapie bij heupartrose in de conservatieve fase

Uitgangsvraag

Wordt oefentherapie bij mensen met heupartrose aanbevolen?

Deze uitgangsvraag is beantwoord door middel van een systematisch literatuuronderzoek. De conclusie is gebaseerd op 21 RCT’s.[2-16, 18-23]

 Conclusie vanuit de literatuurstudie
  1. Uitkomstmaat ‘fysiek functioneren’ (door de patiënt gerapporteerde uitkomsten). Er bestaat een matig effect van oefentherapie op fysiek functioneren bij mensen met heupartrose, vergeleken met geen oefentherapie. De kwaliteit van het bewijs is redelijk tot hoog.
  2. Uitkomstmaat ‘pijn’ (door de patiënt gerapporteerde uitkomsten). Er bestaat een matig effect van oefentherapie op pijn bij mensen met heupartrose, vergeleken met geen oefentherapie. De kwaliteit van het bewijs is redelijk tot hoog.
  3. Uitkomstmaat ‘kwaliteit van leven’ (door de patiënt gerapporteerde uitkomsten). Er is geen effect van oefentherapie op de kwaliteit van leven bij mensen met heupartrose, vergeleken met geen oefentherapie. De kwaliteit van het bewijs is laag tot redelijk.
  4. Uitkomstmaat ‘gezondheidswinst per geïnvesteerde euro’. Uit de kosteneffectiviteitsanalyse blijkt dat oefentherapie meer gezondheidswinst per geïnvesteerde euro oplevert dan gebruikelijke zorg (i.e., geen oefentherapie).
Van bewijs naar aanbeveling

Er is bewijs van matige kwaliteit dat oefentherapie effectief is in het verbeteren van fysiek functioneren (matig effect) en pijn (matig effect). Op basis van de waarschijnlijkheid voor een (matig) effect, de beperkte neveneffecten, de aangetoonde kosteneffectiviteit en een hoge aanvaardbaarheid van oefentherapie is de werkgroep van mening dat de interventie sterk aanbevolen kan worden (‘bied de interventie aan’).

 Aanbeveling

Bied aan alle patiënten met heupartrose oefentherapie aan in de conservatieve fase en volg daarbij de FITT-factoren.

 

Noot 13. Oefentherapie bij knieartrose in de conservatieve fase

Algemene uitgangsvraag
Wordt oefentherapie aanbevolen voor de behandeling van mensen met knieartrose?

Deze uitgangsvraag is beantwoord door middel van een systematisch literatuuronderzoek. De conclusie is gebaseerd op 58 RCT’s.[2-54, 57-62)

 Conclusie vanuit de literatuurstudie
  1. Uitkomstmaat ‘fysiek functioneren’ (door de patiënt gerapporteerde uitkomsten). Direct na de interventie heeft oefentherapie bij knieartrose een matig effect op fysiek functioneren vergeleken met geen oefentherapie.
  2. Uitkomstmaat ‘pijn’ (door de patiënt gerapporteerde uitkomsten). Direct na de interventie is er een groot effect van oefentherapie op pijn bij knieartrose vergeleken met geen oefentherapie. De kwaliteit van het bewijs is matig.
  3. Uitkomstmaat ‘kwaliteit van leven’ (door de patiënt gerapporteerde uitkomsten). Direct na de interventie is er een klein effect van oefentherapie op de kwaliteit van leven bij knieartrose vergeleken met geen oefentherapie. De kwaliteit van het bewijs is matig.
  4. Uitkomstmaat ‘gezondheidswinst per geïnvesteerde euro’. De kosteneffectiviteitsanalyse toont aan dat oefentherapie meer gezondheidswinst per geïnvesteerde euro oplevert dan gebruikelijke zorg (i.e., geen oefentherapie).
Van bewijs naar aanbeveling

Er is bewijs van matige tot hoge kwaliteit dat oefentherapie effectief is in het verbeteren van fysiek functioneren (matig effect), pijn (hoog effect) en kwaliteit van leven (klein effect). Op basis van een (hoge) waarschijnlijkheid voor een (matig tot hoog) effect, de beperkte neveneffecten, de aangetoonde kosteneffectiviteit en de hoge aanvaardbaarheid van de therapie is de werkgroep van mening dat de interventie sterk aanbevolen kan worden (‘bied de interventie aan’).

 Aanbeveling

Bied aan alle patiënten met knieartrose oefentherapie aan in de conservatieve fase en volg daarbij de FITT-factoren.

Noot 12. Oefentherapie in de conservatieve fase
Complete uitgangsvraag volgens PICO

Worden oefentherapeutische interventies (I), vergeleken met geen oefentherapeutische interventies (C), aanbevolen voor de behandeling van mensen met heupartrose (P) ter verbetering van fysiek functioneren, pijn en kwaliteit van leven (O)?

 Zoekstrategie

In het najaar van 2016 heeft het Erasmus Medisch Centrum (MC) Rotterdam in opdracht van Zorginstituut Nederland een systematische review (SR) uitgevoerd naar de effectiviteit van gesuperviseerde oefentherapie bij heup-artrose.[1] De onderzoeksvraag van deze SR komt overeen met bovenstaande uitgangsvraag. In overleg met Erasmus MC en Zorginstituut Nederland zijn de vergaarde resultaten integraal overgenomen voor de beantwoording van deze uitgangsvraag. De SR van het Erasmus MC omvatte studies tot augustus 2016. Het KNGF heeft deze zoekactie gecomplementeerd met de inclusie van studies tot 19 december 2016. 

Type studieRCT’s
Type patiëntvolwassenen met een klinische diagnose heup- of knieartrose
Type interventieelke vorm van preoperatieve oefentherapie (onafhankelijk van frequentie, intensiteit, type, duur en vorm)
Type vergelijkinggeen oefentherapie
Type uitkomstpijn, fysiek functioneren en kwaliteit van leven (door de patiënt gerapporteerde uitkomsten).
RCT = randomised controlled trial.
Selectiecriteria systematische review
Zoekdatum19 december 2016
Geraadpleegde databasesPubMed, EMBASE, Web of Science, Cochrane Library, CENTRAL, EmCare, CINAHL.
Algemene zoektermen*((“hip osteoarthritis”[tw] OR “knee osteoarthritis”[tw] OR “Osteoarthritis, Knee” [MeSH] OR “Osteoarthritis, Hip”[mesh] OR ((“Osteoarthritis”[Mesh] OR “osteoarthritis”[tw] OR osteoarthrit[tw] OR “osteoarthrosis”[tw] OR osteoarthro [tw] OR “degenerative arthritis”[tw] OR degenerative arthriti[tw] OR “osteoarthrosis deformans”[tw]) AND (“Knee”[Mesh] OR “knee”[tw] OR “knees”[tw] OR “Knee Joint”[Mesh] OR “Hip”[Mesh] OR “hip”[tw] OR “hips”[tw] OR “Hip Joint”[Mesh] OR “menisci”[tw] OR “meniscus”[tw] OR menisc[tw] OR “coxa”[tw] OR “coxas”[tw] OR “patellofemoral”[tw] OR “Patella”[Mesh] OR patella[tw])) OR coxarthro[tw] OR gonarthro[tw]) AND (exercis[tw] OR “stretching”[tw] OR “Exercise Therapy”[Mesh] OR “exercise therapy”[tw] OR exercise therap[tw] OR “Continuous Passive Motion Therapy”[tw] OR “Continuous Passive Movement”[tw] OR “CPM Therapy”[tw] OR “Muscle Stretching Exercises”[tw] OR “Muscle Stretching Exercise”[tw] OR “Static Stretching”[tw] OR “Passive Stretching”[tw] OR “Static-Passive Stretching”[tw] OR “Static Passive Stretching”[tw] OR “Isometric Stretching”[tw] OR “Active Stretching” [tw] OR “Static-Active Stretching”[tw] OR “Static Active Stretching”[tw] OR “Ballistic Stretching”[tw] OR “Dynamic Stretching”[tw] OR “PNF Stretching”[tw] OR “Plyometric Exercise”[tw] OR “Plyometric Exercises”[tw] OR Plyometric Drill[tw] OR “Plyometric Drills”[tw] OR “Plyometric Training”[tw] OR “Plyometric Trainings”[tw] OR “Stretch-Shortening Exercise”[tw] OR “Stretch Shortening Exercise”[tw] OR “Stretch-Shortening Exercises”[tw] OR “Stretch-Shortening”[tw] OR “Stretch Shortening”[tw] OR “Stretch-Shortening Drills”[tw] OR “Stretch-Shortening Cycle Exercise”[tw] OR “Stretch Shortening Cycle Exercise”[tw] OR “Stretch-Shortening Cycle Exercises”[tw] OR “Resistance Training”[tw] OR “Strength Training”[tw] OR “Weight-Lifting”[tw] OR “Weight Lifting”[tw] OR “Weight-Bearing”[tw] OR “Weight Bearing”[tw] OR “Exercise”[Mesh] OR “Exercise”[tw] OR “Exercises”[tw] OR “Physical Exercise”[tw] OR “Physical Exercises”[tw] OR “Isometric Exercises”[tw] OR “Isometric Exercise”[tw] OR “Aerobic Exercises”[tw] OR “Aerobic Exercise”[tw] OR “Circuit-Based Exercise”[tw] OR “Cool-Down Exercise”[tw] OR “Cool-Down Exercises”[tw] OR “Physical Conditioning” [tw] OR “Running”[tw] OR “Jogging”[tw] OR “Swimming”[tw] OR “Walking”[tw] OR “Warm-Up Exercise”[tw] OR “Warm-Up Exercises”[tw] OR “Physical Exertion”[Mesh] OR “Physical Exertion”[tw] OR “Physical Effort”[tw] OR “Physical Efforts”[tw] OR “Physical Fitness”[Mesh] OR “Physical Fitness”[tw] OR “Physical Endurance”[mesh] OR “Physical Endurance”[tw] OR “Anaerobic Threshold”[tw] OR “Exercise Tolerance” [tw] OR “Exercise Movement Techniques”[Mesh] OR “Exercise Movement”[tw] OR “Bicycling”[tw] OR “Walking”[tw] OR “Motor Activity”[Mesh] OR “Physical Activity” [tw] OR exertion[tw] OR run[tw] OR jog[tw] OR treadmill[tw] OR swim[tw] OR bicycl[tw] OR cycle[tw] OR cycling[tw] OR walk[tw] OR row[tw] OR rows[tw] OR rowing[tw] OR muscle strength*[tw]) NOT (“Animals”[mesh] NOT “Humans”[mesh]))
*Om reden van efficiëntie zijn de searches voor heup en knie gezamenlijk gestart en vervolgens afzonderlijk afgerond.
Zoektermen
Gevonden literatuur

De literatuursearch van het Erasmus MC leverde 2420 samenvattingen op, waarvan uiteindelijk 15 RCT’s (n = 1402) voldeden aan de selectiecriteria bij de uitgangsvraag van het KNGF.[2-16] Drie van de 15 RCT’s zouden niet zijn geïncludeerd, omdat in die studies preoperatieve in plaats van conservatieve zorg is onderzocht.[7,11,16] De resultaten van de studies waren echter in overeenstemming met de resultaten van de overige 12 RCT’s aangaande de conservatieve zorg. Op grond van deze bevinding is de statistische pooling voor deze uitgangsvraag niet opnieuw gedaan.

De literatuursearch van het KNGF naar studies die zijn gepubliceerd tussen 1 augustus 2016 en 19 december 2016 leverde geen nieuwe RCT’s op die voldeden aan de selectiecriteria. Zie de volgende flowchart voor een totaaloverzicht van de systematische literatuurstudie.

Systematische literatuurstudie naar de effectiviteit van oefentherapie bij heupartrose in de conservatieve fase.

Literatuur
  • Hermann A, Holsgaard-Larsen A, Zerahn B, et al. Preoperative progressive explosive-type resistance training is feasible and effective in patients with hip osteoarthritis scheduled for total hip arthroplasty – a randomized controlled trial. Osteoarthritis Cartilage. 2016;24(1):91-8.
  • de Rooij M, van der Leeden M, Cheung J, et al. Efficacy of tailored exercise therapy on physical functioning in patients with knee osteoarthritis and comorbidity: a randomized controlled trial. Arthritis Care Res (Hoboken). 2017;69(6):807-16.
Beschrijving studies (n = 15 RCT’s)

In de studies werden mannelijke en vrouwelijke patiënten geïncludeerd met artrose van de heup.
De oefentherapeutische interventies bestonden uit een combinatie van oefeningen gericht op verbetering van de mobiliteit, spierkracht en/of het uithoudingsvermogen. In één studie kregen de patiënten ‘water-based’ oefentherapie (groepsinterventie onder begeleiding van een fysiotherapeut) van 30 minuten per sessie, twee keer per week gedurende vijf weken.[11] In alle andere studies bestond de interventie uit ‘land-based’ oefentherapie onder begeleiding van een fysiotherapeut. De sessies varieerden qua duur van 30 tot 90 minuten (mediaan 60 min), de frequentie varieerde van één tot drie keer per week (mediaan één keer per week), en de duur varieerde van 6 tot 12 weken (mediaan 8 weken). De maximale behandelduur was 12 weken. Follow-up varieerde van 1 tot 24 maanden.

 

Kwaliteit van bewijs
  • Uitkomstmaat ‘fysiek functioneren’ (door de patiënt gerapporteerde uitkomsten). Nagenoeg alle studies hebben een laag risico op bias, er vindt geen afwaardering plaats op basis van design, wel op basis van inconsistentie. Mate van indirectheid was niet van toepassing en behoefde geen afwaardering. De kwaliteit van bewijs wordt op basis van GRADE als ‘redelijk’ beoordeeld voor uitkomsten direct na de interventie en ‘hoog’ voor uitkomsten na zes maanden. 
  • Uitkomstmaat ‘pijn’ (door de patiënt gerapporteerde uitkomsten). Nagenoeg alle studies hebben een laag risk of bias (RoB), er vindt geen afwaardering plaats op basis van design. Wel vindt er afwaardering plaats op basis van inconsistentie. Mate van indirectheid was niet van toepassing en behoefde geen afwaardering. De kwaliteit van bewijs wordt op basis van GRADE als ‘redelijk’ beoordeeld voor uitkomsten direct na de interventie en ‘hoog’ voor uitkomsten na zes maanden. 
  • Uitkomstmaat ‘kwaliteit van leven’ (door de patiënt gerapporteerde uitkomsten). Hoewel twee van de geïncludeerde studies een hoog RoB hebben, vindt er geen afwaardering plaats op basis van design.[11,13] Wel vindt er afwaardering plaats op basis van inconsistentie. De uitkomsten na zes maanden zijn tevens afgewaardeerd voor onnauwkeurigheid. Mate van indirectheid was niet van toepassing en behoefde geen afwaardering. De kwaliteit van bewijs wordt op basis van GRADE als ‘redelijk’ beoordeeld voor uitkomsten direct na de interventie en ‘laag’ voor uitkomsten na zes maanden. 

Methodologische kwaliteit van de geïncludeerde studies.

Effectiviteit
  • Uitkomstmaat ‘fysiek functioneren’ (door de patiënt gerapporteerde uitkomsten) bij vergelijking van oefentherapie vs. geen oefentherapie. Direct na de interventie blijkt uit 12 studies dat bij mensen met heupartrose oefentherapie een matig effect heeft op fysiek functioneren ten opzichte van geen oefentherapie (SMD = -0,32; 95%-BI = -0,52 tot -0,13). Na zes maanden laten vijf studies zien dat bij mensen met heupartrose oefentherapie een gering effect heeft op fysiek functioneren ten opzichte van geen oefentherapie (SMD = -0,28; 95%-BI = -0,45 tot -0,10).
  • Uitkomstmaat ‘pijn’ (door de patiënt gerapporteerde uitkomsten) bij vergelijking van oefentherapie vs. geen oefentherapie. Direct na de interventie laten 11 studies zien dat bij mensen met heupartrose oefentherapie ten opzichte van geen oefentherapie een matig effect heeft op pijn (SMD = 0,38; 95%-BI = 0,20 tot 0,56). Na zes maanden laten vijf studies zien dat bij mensen met heupartrose oefentherapie een gering effect heeft op pijn ten opzichte van geen oefentherapie (SMD = 0,21; 95%-BI = 0,02 tot 0,39). 
  • Uitkomstmaat ‘kwaliteit van leven’ (door de patiënt gerapporteerde uitkomsten) bij vergelijking van oefentherapie vs. geen oefentherapie. Direct na de interventie laten zeven studies zien dat bij mensen met heupartrose oefentherapie geen effect heeft op de kwaliteit van leven ten opzichte van geen oefentherapie (SMD = 0,00; 95%-BI = -0,27 tot 0,26). Na zes maanden laten drie studies zien dat bij mensen met heupartrose oefentherapie geen effect heeft op de kwaliteit van leven ten opzichte van geen oefentherapie (SMD = 0,02; 95%-BI = -0,40 tot 0,44). 

Evidencetabel effectiviteit oefentherapie bij heupartrose in de conservatieve fase.

Aantal studiesGRADEAantal patiëntenEffectschattingdKwaliteit van bewijs
DesignaInconsistentiebIndirectheidOnnauwkeurigheidcOverigInterventieControle

Fysiek functioneren – post interventie
12laag RoBja, I2 = 56%neeneenee526517SMD = 0,32 (0,13 tot 0,52)redelijk1
Fysiek functioneren – longer-term follow-up
5laag RoBnee, I2 = 0%neeneenee255246SMD = 0,28 (0,10 tot 0,45)hoog
Pijn – post interventie
11laag RoBja, I2 = 46%neeneenee498480SMD = 0,38 (0,20 tot 0,56)redelijk1
Pijn – longer-term follow-up
5laag RoBnee, I2 = 0%neeneenee228217SMD = 0,21 (0,02 tot 0,39)hoog
Kwaliteit van leven – post interventie
7laag RoB
ja, I2 = 54%
neeneenee377362SMD = 0,0 (-0,22 tot 0,22)redelijk1, geen effect
Kwaliteit van leven – longer-term follow-up
3laag RoB
ja, I2 = 54%
neeja, = 285nee148137SMD = 0,02  (-0,40 tot 0,44)laag2
geen effect
a Laag risico op bias (RoB): randomisatie adequaat + allocation concealed + intention to treat (ITT); hoog RoB: < 3 items laag risico; matig RoB: overige. b I2 > 40%; c Dichotome uitkomstmaat populatie (n > 300); continue uitkomstmaat populatie (n > 400); d Positief: effect is in het voordeel van oefentherapie.
1 Afwaardering voor inconsistentie. 2 Afwaardering voor inconsistentie en onnauwkeurigheid.
SMD = standardized mean difference.

Aanvullende uitgangsvraag volgens PICO

Wat is de kosteneffectiviteit, uitgedrukt in gezondheidswinst per geïnvesteerde euro (O) van oefentherapeutische interventies (I), van de conservatieve behandeling van patiënten met heup- of knieartrose (P) vergeleken met gebruikelijke zorg (i.e., geen oefentherapie) (C)?

 

Zoekstrategie

Er is door het KNGF op 19 december 2016 een literatuursearch uitgevoerd in PubMed, EMBASE, Web of Science, Cochrane Library, CENTRAL, EmCare en CINAHL, naar samenvattingen van de literatuur (i.e. systematische reviews; SR’s) en randomised controlled trials (RCT’s) met betrekking tot de (kosten)effectiviteit van oefen-therapie vs. geen oefentherapie bij patiënten met heup- en knieartrose (vanaf 2008). (zie de volgende twee tabellen)

Selectiecriteria systematische review

Type studieSR en RCT
Type patiëntvolwassenen met een klinische diagnose artrose van de heup en/of knie*
Type interventieelke vorm van oefentherapie (onafhankelijk van frequentie, intensiteit, type, duur en vorm)
Type vergelijkinggeen oefentherapie
Type uitkomstgezondheidswinst per geïnvesteerde euro (i.e., quality-adjusted life year; QALY)
*Om reden van efficiëntie zijn de searches voor heup en knie gezamenlijk gestart en vervolgens afzonderlijk afgerond. SR = systematische review; RCT = randomised controlled trial.
Selectiecriteria systematische review
Zoekdatum19 december 2016
Geraadpleegde databasesPubMed, EMBASE, Web of Science, Cochrane Library, CENTRAL, EmCare, CINAHL.
Algemene zoektermen*((“hip osteoarthritis”[tw] OR “knee osteoarthritis”[tw] OR “Osteoarthritis, Knee”[MeSH] OR “Osteoarthritis, Hip”[mesh] OR ((“Osteoarthritis”[Mesh] OR “osteoarthritis”[tw] OR osteoarthrit[tw] OR “osteoarthrosis”[tw] OR osteoarthro[tw] OR “degenerative arthritis”[tw] OR degenerative arthriti[tw] OR “osteoarthrosis deformans”[tw]) AND (“Knee”[Mesh] OR “knee”[tw] OR “knees”[tw] OR “Knee Joint”[Mesh] OR “Hip”[Mesh] OR “hip”[tw] OR “hips”[tw] OR “Hip Joint”[Mesh] OR “menisci”[tw] OR “meniscus”[tw] OR menisc[tw] OR “coxa”[tw] OR “coxas”[tw] OR “patellofemoral”[tw] OR “Patella”[Mesh] OR patella[tw])) OR coxarthro[tw] OR gonarthro[tw]) AND (exercis[tw] OR “stretching”[tw] OR “Exercise Therapy”[Mesh] OR “exercise therapy”[tw] OR exercise therap[tw] OR “Continuous Passive Motion Therapy”[tw] OR “Continuous Passive Movement”[tw] OR “CPM Therapy”[tw] OR “Muscle Stretching Exercises”[tw] OR “Muscle Stretching Exercise”[tw] OR “Static Stretching”[tw] OR “Passive Stretching”[tw] OR “Static-Passive Stretching”[tw] OR “Static Passive Stretching”[tw] OR “Isometric Stretching”[tw] OR “Active Stretching”[tw] OR “Static-Active Stretching”[tw] OR “Static Active Stretching”[tw] OR “Ballistic Stretching”[tw] OR “Dynamic Stretching”[tw] OR “PNF Stretching”[tw] OR “Plyometric Exercise”[tw] OR “Plyometric Exercises”[tw] OR Plyometric Drill[tw] OR “Plyometric Drills”[tw] OR “Plyometric Training”[tw] OR “Plyometric Trainings”[tw] OR “Stretch-Shortening Exercise”[tw] OR “Stretch Shortening Exercise”[tw] OR “Stretch-Shortening Exercises”[tw] OR “Stretch-Shortening”[tw] OR “Stretch Shortening”[tw] OR “Stretch-Shortening Drills”[tw] OR “Stretch-Shortening Cycle Exercise”[tw] OR “Stretch Shortening Cycle Exercise”[tw] OR “Stretch-Shortening Cycle Exercises”[tw] OR “Resistance Training”[tw] OR “Strength Training”[tw] OR “Weight-Lifting”[tw] OR “Weight Lifting”[tw] OR “Weight-Bearing”[tw] OR “Weight Bearing”[tw] OR “Exercise”[Mesh] OR “Exercise”[tw] OR “Exercises”[tw] OR “Physical Exercise”[tw] OR “Physical Exercises”[tw] OR “Isometric Exercises”[tw] OR “Isometric Exercise”[tw] OR “Aerobic Exercises”[tw] OR “Aerobic Exercise”[tw] OR “Circuit-Based Exercise”[tw] OR “Cool-Down Exercise”[tw] OR “Cool-Down Exercises”[tw] OR “Physical Conditioning”[tw] OR “Running”[tw] OR “Jogging”[tw] OR “Swimming”[tw] OR “Walking”[tw] OR “Warm-Up Exercise”[tw] OR “Warm-Up Exercises”[tw] OR “Physical Exertion”[Mesh] OR “Physical Exertion”[tw] OR “Physical Effort”[tw] OR “Physical Efforts”[tw] OR “Physical Fitness”[Mesh] OR “Physical Fitness”[tw] OR “Physical Endurance”[mesh] OR “Physical Endurance”[tw] OR “Anaerobic Threshold”[tw] OR “Exercise Tolerance”[tw] OR “Exercise Movement Techniques”[Mesh] OR “Exercise Movement”[tw] OR “Bicycling”[tw] OR “Walking”[tw] OR “Motor Activity”[Mesh] OR “Physical Activity”[tw] OR exertion[tw] OR run[tw] OR jog[tw] OR treadmill[tw] OR swim[tw] OR bicycl[tw] OR cycle[tw] OR cycling[tw] OR walk[tw] OR row[tw] OR rows[tw] OR rowing[tw] OR muscle strength*[tw]) NOT (“Animals”[mesh] NOT “Humans”[mesh]))
*Om reden van efficiëntie zijn de searches voor heup en knie gezamenlijk gestart en vervolgens afzonderlijk afgerond.
Zoektermen
Gevonden literatuur

De literatuursearch met betrekking tot de (kosten)effectiviteit van oefentherapie bij heup- en knieartrose leverde 591 SR’s en 1702 RCT’s op. De SR van Pinto et al. (2012) [17] vormt de basis voor beantwoording van de uitgangsvraag. Deze review omvatte literatuur tot oktober 2010 en scoort redelijk op de AMSTAR (8/11). Alle gevonden RCT’s zijn beoordeeld op de inclusiecriteria bij de aanvullende uitgangsvraag. Daarnaast is beoordeeld welke aanvullende RCT’s uit de zoekactie voldeden aan de selectiecriteria. In totaal leverde de literatuursearch zes RCT’s (n = 1647) op.[18-23]

Zie de flowchart voor een totaaloverzicht van de systematische literatuurstudie.

Systematische literatuurstudie naar de (kosten)effectiviteit van oefentherapie bij heup- en knieartrose.

Beschrijving studies
  • Coupé et al., 2007.[18] De RCT is uitgevoerd in Nederland. Er werden 200 patiënten met heup- of knie-artrose geïncludeerd. De patiënten werden gerandomiseerd toegewezen aan twee groepen: één groep kreeg gedragsmatige oefentherapie (n = 97) en één groep een standaardbehandeling door de fysiotherapeut (n = 103). Follow-up: 65 weken. Verschil in kosteneffectiviteit tussen beide interventies werd berekend vanuit een maatschappelijk perspectief.
  • Cochrane et al., 2005.[19] De RCT is uitgevoerd in het Verenigd Koninkrijk. Er werden 312 patiënten met heup- of knieartrose geïncludeerd. De patiënten werden gerandomiseerd toegewezen aan twee groepen: één groep kreeg ‘water-based’ oefentherapie (n = 153) en één groep gebruikelijke zorg (n = 159). Follow-up: 52 weken. Verschil in kosteneffectiviteit tussen beide interventies werd berekend vanuit een maatschappelijk perspectief.
  • Sevick et al., 2000.[20] De RCT is uitgevoerd in de Verenigde Staten. Er werden 439 patiënten met knieartrose geïncludeerd. De patiënten werden gerandomiseerd toegewezen aan drie groepen: één groep kreeg oefentherapie bestaande uit krachttraining (n = 146), één groep oefentherapie bestaande uit duurtraining (n = 144) en één groep voorlichting (n = 149). Follow-up: 78 weken. Verschil in kosteneffectiviteit tussen beide interventies werd berekend vanuit het perspectief van de gezondheidszorg.
  • Richardson et al., 2006.[21] De RCT is uitgevoerd in het Verenigd Koninkrijk. Er werden 214 patiënten met knieartrose geïncludeerd. De patiënten werden gerandomiseerd toegewezen aan twee groepen: één groep kreeg oefentherapie (n = 111) en één groep huiswerkoefeningen (n = 103). Follow-up: 52 weken. Verschil in kosteneffectiviteit tussen beide interventies werd berekend vanuit het perspectief van de gezondheidszorg.
  • Jessep et al., 2009.[22] De RCT is uitgevoerd in het Verenigd Koninkrijk. Er werden 64 patiënten met knieklachten geïncludeerd. De patiënten werden gerandomiseerd toegewezen aan twee groepen: één groep kreeg een revalidatieprogramma (n = 29) en één groep een standaardoefentherapieprogramma door de fysiotherapeut (n = 35). Follow-up: 52 weken. Het perspectief waarmee het verschil in kosteneffectiviteit tussen beide interventies werd berekend, is onbekend.
  • Hurley et al., 2007.[23] De RCT is uitgevoerd in het Verenigd Koninkrijk. Er werden 418 patiënten met knieklachten geïncludeerd. De patiënten werden gerandomiseerd toegewezen aan drie groepen: één groep kreeg een individueel revalidatieprogramma (n = 146) , één groep een revalidatieprogramma in groepsverband (n = 132) en één groep gebruikelijke zorg (n = 140). Follow-up: 26 weken. Verschil in kosteneffectiviteit tussen beide interventies werd berekend vanuit het perspectief van de gezondheidszorg.
Kwaliteit van bewijs

Uitkomstmaat ‘QALY’. Gebaseerd op de CHEC-kwaliteitslijst, hebben nagenoeg alle studies een matig risico op bias en vindt er dus geen afwaardering plaats op basis van design. Mate van inconsistentie is onbekend, omdat de effectschatting binnen enkele studies niet is gerapporteerd; hiervoor is wel afgewaardeerd. Indirectheid en onnauwkeurigheid waren niet van toepassing en behoefden geen afwaardering. De kwaliteit van bewijs wordt op basis van GRADE als ‘matig’ beoordeeld en staat in de volgende tabel.

Methodologische kwaliteit van de geïncludeerde studies over de kosteneffectiviteit.

Kosteneffectiviteit

Uitkomstmaat ‘QALY’. Vijf studies rapporteerden dat oefentherapie meer gezondheidswinst per geïnvesteerde euro opleverde in vergelijk met gebruikelijke zorg. Enkel de studie van Hurley et al. toonde het tegenovergestelde aan en rapporteerde dat gebruikelijk zorg meer gezondheidswinst per geïnvesteerde euro opleverde in vergelijking met een revalidatieprogramma.[23] De incrementele kosten (het verschil tussen de interventie- en de controlegroep) per QALY zijn enkel gerapporteerd door Coupé et al. ($63.019; 95%-BI = -128.374 tot 2.040.599).[18] Samenvattend laten de resultaten van de verschillende kosteneffectiviteitsanalyses zien dat oefentherapie in vergelijking met gebruikelijke zorg een grotere kans heeft om, ten aanzien van kosten, effectiever te zijn. Zie de volgende tabel.

Evidencetabel kosteneffectiviteit oefentherapie bij heup- en/of knieartrose in de conservatieve fase.

Aantal studiesGRADEAantal patiënten en EffectschattingdKwaliteit van bewijs
DesignaInconsistentiebIndirectheidOnnauwkeurigheidcOverig
Outcome QALY
6, n = 1647matig RoBOnbekendneenee, n = 1647neeVijf studies rapporteerden dat oefentherapie meer gezondheidswinst per geïnvesteerde euro opleverde in vergelijk met gebruikelijke zorg.[18-22] Enkel de studie van Hurley et al. rapporteerde dat gebruikelijke zorg meer gezondheidswinst per geïnvesteerde euro opleverde in vergelijking met een revalidatieprogramma.[23] De incrementele kosten (het verschil in kosten tussen de interventie- en controle-groep) per QALY zijn enkel gerapporteerd door Coupé et al. ($63,019; 95% BI = 128.374 -2.040.599).[18]matig1
a Laag risico op bias (RoB): randomisatie adequaat + allocation concealed + intention to treat (ITT); hoog RoB: < 3 items laag risico; matig RoB: overige. b I2 > 40%; c Dichotome uitkomstmaat populatie (n > 300); continue uitkomstmaat populatie (n > 400); Positief: effect is in het voordeel van oefentherapie.
Afwaardering voor inconsistentie. 2 Afwaardering voor inconsistentie en onnauwkeurigheid.
SMD = standardized mean difference.

Voor het bepalen van de formulering (richting en sterkte) van aanbevelingen zijn, behalve de conclusie uit de wetenschappelijke literatuur, ook aanvullende overwegingen (o.a. waarden/voorkeuren van de patiënt, toepasbaarheid in de praktijk) meegenomen. Hiervoor is de ‘Evidence to decision’ methode van GRADE gevolgd en is het bestaande ‘GRADE Evidence to decision’ formulier in het Nederlands vertaald. Dit formulier is door de werkgroep tijdens een werkgroepvergadering ingevuld, waarna de formulering van de aanbeveling is bepaald. 

GRADE Evidence to decision formulier.

Bronnen
  1. Verhagen A, Reijneveld-van de Vendel E, Teirlinck CH, et al. Effectiviteit oefentherapie voor patiënten met heup- of knieartrose. Eindrapport voor het Zorginstituut Nederland. Rotterdam: Afdeling Huisartsgeneeskunde Erasmus MC; 2016.
  2. Abbott JH, Robertson MC, Chapple C, et al. Manual therapy, exercise therapy, or both, in addition to usual care for osteoarthritis of the hip or knee: a randomized controlled trial.
    1: Clinical effectiveness. Osteoarthritis Cartilage. 2013;21:525-34.
  3. Bieler T, Siersma V, Magnusson SP, et al. In hip osteoarthritis, Nordic Walking is superior to strength training and home-based exercise for improving function. Scand J Med Sci Sports. 2016.
  4. Fernandes L, Storheim K, Sandvik L, et al. Efficacy of patient education and supervised exercise vs patient education alone in patients with hip osteoarthritis: a single blind randomized clinical trial. Osteoarthritis Cartilage 2010;18:1237-43.
  5. Foley A, Halbert J, Hewitt T, et al. Does hydrotherapy improve strength and physical function in patients with osteoarthritis – a randomized controlled trial comparing a gym based and a hydrotherapy based strengthening program. Annals of the Rheumatic Diseases. 2003;62:1162-7.
  6. French HP, Cusak T, Brennan A, et al. Exercise and manual physiotherapy arthritis research trial (EMPART) for osteoarthritis of the hip: a multicenter randomized controlled trial. Arch Phys Med Rehabil. 2013;94(2):302-14.
  7. Hermann A, Holsgaard-Larsen A, Zerahn B, et al. Preoperative progressive explosive-type resistance training is feasible and effective in patients with hip osteoarthritis scheduled for total hip arthroplasty – a randomized controlled trial. Osteoarthritis Cartilage. 2016;24(1):91-8.
  8. Hopman-Rock M, Westhoff M. The effects of a health educational and exercise program for older adults with osteoarthritis of the hip or knee. J Rheumatol. 2000;27:1947-54.
  9. Juhakoski R, Tenhonen S, Malmivaara A, et al. A pragmatic randomized controlled study of the effectiveness and cost consequences of exercise therapy in hip osteoarthritis. Clin Rehabil. 2011;25:370-83.
  10. Krauß I, Steinhilber B, Haupt G, et al. Exercise therapy in hip osteoarthritis – a randomized controlled trial. Dtsch Arztebl Int. 2014;111(35-36):592-9.
  11. Stener-Victorin E, Kruse-Smidje C, Jung K. Comparison between electro-acupuncture and hydrotherapy, both in combination with patient education and patient education alone, on the symptomatic treatment of osteoarthritis of the hip. Clin J Pain. 2004;20(3):179-85.
  12. Svege I, Nordsletten L, Fernandes L, et al. Exercise therapy may postpone total hip replacement surgery in patients with hip osteoarthritis: a long-term follow-up of a randomised trial. Ann Rheum Dis. 2015;74(1):164-9.
  13. Tak E, Staats P, van Hespen A, et al. The effects of an exercise program for older adults with osteoarthritis of the hip. J Rheumatol. 2005;6:1106-13.
  14. Teirlinck CH, Luijsterburg PA, Dekker J, et al. Effectiveness of exercise therapy added to general practitioner care in patients with hip osteoarthritis: a pragmatic randomized controlled trial. Osteoarthritis Cartilage. 2016;24(1):82-90.
  15. van Baar ME, Dekker J, Oostendorp RAB, et al. The effectiveness of exercise therapy in patients with osteoarthritis of the hip or knee: a randomized clinical trial. J Rheumatol. 1998;25:2432-9.
  16. Villadsen A, Overgaard S, Holsgaard-Larsen A, et al. Immediate efficacy of neuromuscular exercise in patients with severe osteoarthritis of the hip or knee: a secondary analysis from a randomized controlled trial. J Rheumatol. 2014;41(7):1385-94.
  17. Pinto D, Robertson MC, Hansen P, et al. Cost-effectiveness of nonpharmacologic, nonsurgical interventions for hip and/or knee osteoarthritis: systematic review. Value Health. 2012;15(1):1-12.
  18. Coupe VM, Veenhof C, van Tulder MW, et al. The cost effectiveness of behavioural graded activity in patients with osteoarthritis of hip and/or knee. Ann Rheum Dis. 2007;66:215-21.
  19. Cochrane T, Davey RC, Matthes Edwards SM. Randomised controlled trial of the cost-effectiveness of water-based therapy for lower limb osteoarthritis. Health Technol Assess. 2005;9(31):iii-iv, ix-xi, 1-114.
  20. Sevick MA, Bradham DD, Muender M, et al. Cost-effectiveness of aerobic and resistance exercise in seniors with knee osteoarthritis. Med Sci Sports Exerc. 2000;32:1534-40.
  21. Richardson G, Hawkins N, McCarthy CJ, et al. Cost-effectiveness of a supplementary class-based exercise program in the treatment of knee osteoarthritis. Int J Technol Assess Health Care. 2006;22:84-89.
  22. Jessep SA, Walsh NE, Ratcliffe J, et al. Long-term clinical benefits and costs of an integrated rehabilitation programme compared with outpatient physiotherapy for chronic knee pain. Physiotherapy. 2009;95(2):94-102.
  23. Hurley MV, Walsh NE, Mitchell HL. Economic evaluation of a rehabilitation program integrating exercise, self-management, and active coping strategies for chronic knee pain. Arthritis Rheum. 2007;57(7):1220-9.

Noot 13. Oefentherapie knieartrose in de conservatieve fase

Complete uitgangsvraag volgens PICO

Worden oefentherapeutische interventies (I), vergeleken met geen oefentherapeutische interventies (C), aanbevolen voor de behandeling van mensen met knieartrose (P) ter verbetering van fysiek functioneren, pijn, kwaliteit van leven (O)? 

Zoekstrategie

In het najaar van 2016 heeft het Erasmus Medisch Centrum (MC) Rotterdam in opdracht van Zorginstituut Nederland een systematische review (SR) uitgevoerd naar de effectiviteit van gesuperviseerde oefentherapie bij knieartrose.[1] De onderzoeksvraag van deze review komt overeen met bovenstaande uitgangsvraag. In overleg met het Erasmus MC en Zorginstituut Nederland zijn de vergaarde resultaten integraal overgenomen voor de beantwoording van deze uitgangsvraag. De SR van het Erasmus MC omvatte studies tot augustus 2016. Het KNGF heeft deze zoekactie gecomplementeerd met de inclusie van literatuur tot 19 december 2016. (Zie de volgende twee tabellen.)

Type studieRCT’s
Type patiëntvolwassenen met een klinische diagnose heup- of knieartrose*
Type interventieelke vorm van oefentherapie (onafhankelijk van frequentie, intensiteit, type, duur en vorm)
Type vergelijkinggeen oefentherapie
Type uitkomstpijn, fysiek functioneren en kwaliteit van leven (door de patiënt gerapporteerde uitkomsten)
* Om reden van efficiëntie zijn de searches voor heup en knie gezamenlijk gestart en vervolgens afzonderlijk afgerond.
RCT = randomised controlled trial.
Selectiecriteria systematische review
Zoekdatum19 december 2016
Geraadpleegde databasesPubMed, EMBASE, Web of Science, Cochrane Library, CENTRAL, EmCare, CINAHL.
Algemene zoektermen*((“hip osteoarthritis”[tw] OR “knee osteoarthritis”[tw] OR “Osteoarthritis, Knee”[MeSH] OR “Osteoarthritis, Hip”[mesh] OR ((“Osteoarthritis”[Mesh] OR “osteoarthritis”[tw] OR osteoarthrit[tw] OR “osteoarthrosis”[tw] OR osteoarthro[tw] OR “degenerative arthritis”[tw] OR degenerative arthriti[tw] OR “osteoarthrosis deformans”[tw]) AND (“Knee”[Mesh] OR “knee”[tw] OR “knees”[tw] OR “Knee Joint”[Mesh] OR “Hip”[Mesh] OR “hip”[tw] OR “hips”[tw] OR “Hip Joint”[Mesh] OR “menisci”[tw] OR “meniscus”[tw] OR menisc[tw] OR “coxa”[tw] OR “coxas”[tw] OR “patellofemoral”[tw] OR “Patella”[Mesh] OR patella[tw])) OR coxarthro[tw] OR gonarthro[tw]) AND (exercis[tw] OR “stretching”[tw] OR “Exercise Therapy”[Mesh] OR “exercise therapy”[tw] OR exercise therap[tw] OR “Continuous Passive Motion Therapy”[tw] OR “Continuous Passive Movement”[tw] OR “CPM Therapy”[tw] OR “Muscle Stretching Exercises”[tw] OR “Muscle Stretching Exercise”[tw] OR “Static Stretching”[tw] OR “Passive Stretching”[tw] OR “StaticPassive Stretching”[tw] OR “Static Passive Stretching”[tw] OR “Isometric Stretching”[tw] OR “Active Stretching”[tw] OR “Static-Active Stretching”[tw] OR “Static Active Stretching”[tw] OR “Ballistic Stretching”[tw] OR “Dynamic Stretching”[tw] OR “PNF Stretching”[tw] OR “Plyometric Exercise”[tw] OR “Plyometric Exercises”[tw] OR Plyometric Drill[tw] OR “Plyometric Drills”[tw] OR “Plyometric Training”[tw] OR “Plyometric Trainings”[tw] OR “Stretch-Shortening Exercise”[tw] OR “Stretch Shortening Exercise”[tw] OR “Stretch-Shortening Exercises”[tw] OR “Stretch-Shortening”[tw] OR “Stretch Shortening”[tw] OR “Stretch-Shortening Drills”[tw] OR “Stretch-Shortening Cycle Exercise”[tw] OR “Stretch Shortening Cycle Exercise”[tw] OR “Stretch-Shortening Cycle Exercises”[tw] OR “Resistance Training”[tw] OR “Strength Training”[tw] OR “Weight-Lifting”[tw] OR “Weight Lifting”[tw] OR “Weight-Bearing”[tw] OR “Weight Bearing”[tw] OR “Exercise”[Mesh] OR “Exercise”[tw] OR “Exercises”[tw] OR “Physical Exercise”[tw] OR “Physical Exercises”[tw] OR “Isometric Exercises”[tw] OR “Isometric Exercise”[tw] OR “Aerobic Exercises”[tw] OR “Aerobic Exercise”[tw] OR “Circuit-Based Exercise”[tw] OR “CoolDown Exercise”[tw] OR “Cool-Down Exercises”[tw] OR “Physical Conditioning”[tw] OR “Running”[tw] OR “Jogging”[tw] OR “Swimming”[tw] OR “Walking”[tw] OR “Warm-Up Exercise”[tw] OR “Warm-Up Exercises”[tw] OR “Physical Exertion”[Mesh] OR “Physical Exertion”[tw] OR “Physical Effort”[tw] OR “Physical Efforts”[tw] OR “Physical Fitness”[Mesh] OR “Physical Fitness”[tw] OR “Physical Endurance”[mesh] OR “Physical Endurance”[tw] OR “Anaerobic Threshold”[tw] OR “Exercise Tolerance”[tw] OR “Exercise Movement Techniques”[Mesh] OR “Exercise Movement”[tw] OR “Bicycling”[tw] OR “Walking”[tw] OR “Motor Activity”[Mesh] OR “Physical Activity”[tw] OR exertion[tw] OR run[tw] OR jog[tw] OR treadmill[tw] OR swim[tw] OR bicycl[tw] OR cycle[tw] OR cycling[tw] OR walk[tw] OR row[tw] OR rows[tw] OR rowing[tw] OR muscle strength*[tw]) NOT (“Animals”[mesh] NOT “Humans”[mesh]))
*Om reden van efficiëntie zijn de searches voor heup en knie gezamenlijk gestart en vervolgens afzonderlijk afgerond.
Zoektermen
Gevonden literatuur

De literatuursearch van het Erasmus MC leverde 2420 studies op, waarvan uiteindelijk 52 RCT’s (n = 6863) voldeden aan de selectiecriteria die gerelateerd zijn aan de uitgangsvraag van het KNGF.[2-54]

De literatuursearch van het KNGF naar studies die zijn gepubliceerd tussen 1 augustus 2016 en 19 december 2016 leverde één nieuwe RCT op die voldeed aan de selectiecriteria [55]. Omdat deze studie soortgelijke resultaten laat zien als de overige 52 RCT’s die het ErasmusMC vond aangaande de conservatieve zorg, is de statistische pooling voor deze uitgangsvraag niet opnieuw gedaan.

Zie de flowchart voor een totaaloverzicht van de systematische literatuurstudie.

Systematische literatuurstudie naar de effectiviteit van oefentherapie bij knieartrose.

Beschrijving studies (n = 52 RCT’s)

In de studies werden mannelijke en vrouwelijke patiënten geïncludeerd met artrose van de knie. De oefen-therapeutische interventies bestonden uit een combinatie van oefeningen gericht op verbetering van de mobiliteit, spierkracht en/of het uithoudingsvermogen. In vier studies kregen de patiënten ‘water-based’ oefentherapie (groepsinterventie) van 50 tot 60 minuten per sessie, drie keer per week gedurende 8 tot 16 weken.[28,30,36,52] In alle andere studies was de interventie ‘land-based’ oefentherapie onder begeleiding van een fysiotherapeut. De sessies duurden 30 tot 90 minuten (mediaan 60 min), de frequentie varieerde van 1 tot 3 keer per week (mediaan één keer per week), en de duur varieerde van 2 tot 52 weken (mediaan 12 weken). Follow-up varieerde van 1 tot 22 maanden.

 

Kwaliteit van bewijs
  • Uitkomstmaat ‘fysiek functioneren’ (door de patiënt gerapporteerde uitkomsten). Enkele studies hebben een hoog risico op bias, er vindt een afwaardering plaats op basis van design. Direct na de interventie (n = 42) vindt tevens afwaardering plaats op basis van inconsistentie (voor longer-term follow-up is geen sprake van inconsistentie). Mate van indirectheid was niet van toepassing en behoefde geen afwaardering. De kwaliteit van bewijs wordt op basis van GRADE als ‘laag’ beoordeeld voor uitkomsten direct na de interventie en ‘matig’ voor uitkomsten na zes maanden. Als de analyse wordt beperkt tot studies van voldoende grootte en goede kwaliteit stijgt de kwaliteit van bewijs naar ‘matig’ direct na de interventie (n = 11) en ‘hoog’ na zes maanden (n = 3). 
  • Uitkomstmaat ‘pijn’ (door de patiënt gerapporteerde uitkomsten). Zowel direct na de interventie als na zes maanden zijn er studies met een hoog risico op bias en vindt er afwaardering plaats op basis van design. Voor het meetmoment direct na de interventie’ (n = 42) wordt tevens afgewaardeerd voor inconsistentie; na zes maanden is er geen sprake van inconsistentie en vindt geen afwaardering plaats. Mate van indirectheid was voor beide meetmomenten niet van toepassing en behoefde geen afwaardering. Ook behoefden beide meetmomenten geen afwaardering voor onnauwkeurigheid. De kwaliteit van bewijs wordt op basis van GRADE als ‘laag’ beoordeeld voor uitkomsten direct na de interventie en ‘matig’ voor uitkomsten na zes maanden. Als de analyse wordt beperkt tot studies van voldoende grootte en goede kwaliteit stijgt de kwaliteit van bewijs naar hoog voor zowel direct na de interventie als na zes maanden. 
  • Uitkomstmaat ‘kwaliteit van leven’ (door de patiënt gerapporteerde uitkomsten). Veel studies hebben een hoog of onduidelijk risico op bias, hiervoor vindt afwaardering plaats op basis design zowel direct na de interventie als na zes maanden. Er vindt geen afwaardering plaats voor inconsistentie of onnauwkeurigheid. Ook de mate van indirectheid was niet van toepassing en behoefde geen afwaardering. De kwaliteit van bewijs voor uitkomsten direct na de interventie en na zes maanden wordt op basis van GRADE als ‘matig’ beoordeeld. Als de analyse wordt beperkt tot studies van voldoende grootte en goede kwaliteit stijgt de kwaliteit van bewijs naar ‘hoog’ zowel direct na de interventie (n = 7) als na zes maanden (n = 2). 

Methodologische kwaliteit van de geïncludeerde studies.

Effectiviteit
  • Uitkomstmaat ‘fysiek functioneren’ (door de patiënt gerapporteerde uitkomsten). Direct na de interventie (n = 42) is er een matig effect van oefentherapie wat betreft het functioneren van patiënten met knieartrose (SMD = 0,48; 95%-BI = 0,35 tot 0,61). Ook na zes maanden (n = 7) is er een matig effect van oefentherapie (SMD = 0,27; 95%-BI = 0,14 tot 0,41). Als de analyse wordt beperkt tot studies van voldoende grootte en goede kwaliteit worden de effectschattingen iets groter. 
  • Uitkomstmaat ‘pijn’ (door de patiënt gerapporteerde uitkomsten). Direct na de interventie (n = 42) is er een groot effect van oefentherapie wat betreft pijn bij patiënten met knieartrose (SMD = 0,50; 95%-BI = 0,37 tot 0,63). Na zes maanden (n = 7) is het effect van oefentherapie gering (SMD = 0,26; 95%-BI = 0,12 tot 0,40). Als de analyse wordt beperkt tot studies van voldoende grootte en goede kwaliteit wordt de effectschatting direct na de interventie (n = 11) iets groter (na zes maanden iets kleiner (n = 3)). 
  • Uitkomstmaat ‘kwaliteit van leven’ (door de patiënt gerapporteerde uitkomsten). Direct na de interventie (n = 17) is er een klein effect van oefentherapie op de kwaliteit van leven van patiënten met knieatrose (SMD = -0,25; 95%-BI = -0,38 tot 0,11). Na zes maanden (n = 3) is er geen effect van oefentherapie (SMD = 0,01; 95%-BI = -0,18 tot 0,16). Als de analyse wordt beperkt tot studies van voldoende grootte en goede kwaliteit veranderen de effectschattingen niet. 

Evidencetabel effectiviteit oefentherapie bij knieartrose in de conservatieve fase.

Aantal studiesGRADEAantal patiëntenEffectschattingdKwaliteit van bewijs
DesignaInconsistentiebIndirectheidOnnauwkeurigheidcOverigInterventieControle

Fysiek functioneren – post interventie
alle, n = 42hoog RoBja, I2 = 67%neeneenee18891556SMD = 0,48 (0,35 tot 0,61)laag1
alle, n = 11laag RoBja, I2 = 50%neeneenee662467SMD = 0,54 (0,36 tot 0,72)matig2
Fysiek functioneren – longer-term follow-up
alle, n = 7hoog RoBnee, I2 = 0%neeneenee542352SMD = 0,27 (0,14 tot 0,41)matig2
alle, n = 3laag RoBnee, I2 = 0%neeneenee379201SMD = 0,30 (0,13 tot 0,47)hoog
Pijn – post interventie
alle, n = 42hoog RoBja, I2 = 69%neeneenee11681541SMD = 0,50 (0,37 tot 0,63)laag1
alle, n = 11laag RoBnee, I2 = 17%neeneenee662467SMD = 0,55 (0,41 tot 0,68)hoog
Pijn – longer-term follow-up
alle, n = 7hoog RoBnee, I2 = 0%neeneenee
539
350SMD = 0,26 (0,12 tot 0,40)matig2
alle, n = 3laag RoBnee, I2 = 0%neeneenee379201SMD = 0,21 (0,04 tot 0,38)hoog
Kwaliteit van leven – post interventie
alle, n = 17hoog RoBnee, I2 = 40%neeneenee916697SMD = 0,25 (0,11 tot 0,38)matig1
alle, n = 7laag RoBnee, I2 = 33%neeneenee434275SMD = 0,32 (0,12 tot 0,51)hoog
Kwaliteit van leven – longer-term follow-up
alle, n = 3hoog RoBnee, I2 = 0%neeneenee380204SMD = 0,01 (-0,18 tot 0,16)matig2, geen effect
alle, n = 2laag RoBnee, I2 = 0%neeneenee350173SMD = 0,04 (-0,14 tot 0,23)hoog, geen effect
a Laag risico op bias (RoB): randomisatie adequaat + allocation concealed + intention to treat (ITT); hoog RoB: < 3 items laag risico; matig RoB: overige. b I2 > 40%; c Dichotome uitkomstmaat populatie (n > 300); continue uitkomstmaat populatie (n > 400); d Positief: effect is in het voordeel van oefentherapie.
1 Afwaardering voor design (RoB) en inconsistentie. 2 Afwaardering voor design.
SMD = standardized mean difference.

Aanvullende uitgangsvraag
Wat is de kosteneffectiviteit uitgedrukt in gezondheidswinst per geïnvesteerde euro (O) van oefentherapeutische interventies voor de conservatieve behandeling van patiënten met heup- of knie-artrose (P) vergeleken met gebruikelijke zorg (i.e., geen oefentherapie) (C)?

 

Zoekstrategie

Er is door het KNGF op 19 december 2016 een zoekactie uitgevoerd in PubMed, EMBASE, Web of Science, Cochrane Library, CENTRAL, EmCare en CINAHL, naar samenvattingen van de literatuur (i.e. systematische reviews; SR’s) en randomised controlled trials (RCT’s) met betrekking tot de (kosten)effectiviteit van oefen-therapie vs. geen oefentherapie bij patiënten met heup- en knieartrose (vanaf 2008). (Zie de volgende twee tabellen)

Type studieSR en RCT
Type patiëntvolwassenen met een klinische diagnose artrose*
Type interventieelke vorm van oefentherapie (onafhankelijk van frequentie, intensiteit, type, duur en vorm)
Type vergelijkinggeen oefentherapie
Type uitkomstgezondheidswinst per geïnvesteerde euro (i.e., quality-adjusted life year; QALY)
* Om reden van efficiëntie zijn de searches voor heup en knie gezamenlijk gestart en vervolgens afzonderlijk afgerond.
SR = systematische review
RCT = randomised controlled trial.
Selectiecriteria systematische review

Zoektermen

Zoekdatum19 december 2016
Geraadpleegde databasesPubMed, EMBASE, Web of Science, Cochrane Library, CENTRAL, EmCare, CINAHL.
Algemene zoektermen*((“hip osteoarthritis”[tw] OR “knee osteoarthritis”[tw] OR “Osteoarthritis, Knee” [MeSH] OR “Osteoarthritis, Hip”[mesh] OR ((“Osteoarthritis”[Mesh] OR “osteoarthritis”[tw] OR osteoarthrit[tw] OR “osteoarthrosis”[tw] OR osteoarthro [tw] OR “degenerative arthritis”[tw] OR degenerative arthriti[tw] OR “osteoarthrosis deformans”[tw]) AND (“Knee”[Mesh] OR “knee”[tw] OR “knees”[tw] OR “Knee Joint” [Mesh] OR “Hip”[Mesh] OR “hip”[tw] OR “hips”[tw] OR “Hip Joint”[Mesh] OR “menisci”[tw] OR “meniscus”[tw] OR menisc[tw] OR “coxa”[tw] OR “coxas”[tw] OR “patellofemoral”[tw] OR “Patella”[Mesh] OR patella[tw])) OR coxarthro[tw] OR gonarthro[tw]) AND (exercis[tw] OR “stretching”[tw] OR “Exercise Therapy”[Mesh] OR “exercise therapy”[tw] OR exercise therap[tw] OR “Continuous Passive Motion Therapy”[tw] OR “Continuous Passive Movement”[tw] OR “CPM Therapy”[tw] OR “Muscle Stretching Exercises”[tw] OR “Muscle Stretching Exercise”[tw] OR “Static Stretching”[tw] OR “Passive Stretching”[tw] OR “Static-Passive Stretching”[tw] OR “Static Passive Stretching”[tw] OR “Isometric Stretching”[tw] OR “Active Stretching” [tw] OR “Static-Active Stretching”[tw] OR “Static Active Stretching”[tw] OR “Ballistic Stretching”[tw] OR “Dynamic Stretching”[tw] OR “PNF Stretching”[tw] OR “Plyometric Exercise”[tw] OR “Plyometric Exercises”[tw] OR Plyometric Drill[tw] OR “Plyometric Drills”[tw] OR “Plyometric Training”[tw] OR “Plyometric Trainings”[tw] OR “StretchShortening Exercise”[tw] OR “Stretch Shortening Exercise”[tw] OR “StretchShortening Exercises”[tw] OR “Stretch-Shortening”[tw] OR “Stretch Shortening”[tw] OR “Stretch-Shortening Drills”[tw] OR “Stretch-Shortening Cycle Exercise”[tw] OR “Stretch Shortening Cycle Exercise”[tw] OR “Stretch-Shortening Cycle Exercises” [tw] OR “Resistance Training”[tw] OR “Strength Training”[tw] OR “Weight-Lifting”[tw] OR “Weight Lifting”[tw] OR “Weight-Bearing”[tw] OR “Weight Bearing”[tw] OR “Exercise”[Mesh] OR “Exercise”[tw] OR “Exercises”[tw] OR “Physical Exercise”[tw] OR “Physical Exercises”[tw] OR “Isometric Exercises”[tw] OR “Isometric Exercise”[tw] OR “Aerobic Exercises”[tw] OR “Aerobic Exercise”[tw] OR “Circuit-Based Exercise”[tw] OR “Cool-Down Exercise”[tw] OR “Cool-Down Exercises”[tw] OR “Physical / Conditioning”[tw] OR “Running”[tw] OR “Jogging”[tw] OR “Swimming”[tw] OR “Walking”[tw] OR “Warm-Up Exercise”[tw] OR “Warm-Up Exercises”[tw] OR “Physical Exertion”[Mesh] OR “Physical Exertion”[tw] OR “Physical Effort”[tw] OR “Physical Efforts”[tw] OR “Physical Fitness”[Mesh] OR “Physical Fitness”[tw] OR “Physical Endurance”[mesh] OR “Physical Endurance”[tw] OR “Anaerobic Threshold”[tw] OR “Exercise Tolerance”[tw] OR “Exercise Movement Techniques” [Mesh] OR “Exercise Movement”[tw] OR “Bicycling”[tw] OR “Walking”[tw] OR “Motor Activity”[Mesh] OR “Physical Activity”[tw] OR exertion[tw] OR run[tw] OR jog[tw] OR treadmill[tw] OR swim[tw] OR bicycl[tw] OR cycle[tw] OR cycling[tw] OR walk[tw] OR row[tw] OR rows[tw] OR rowing[tw] OR muscle strength*[tw]) NOT (“Animals”[mesh] NOT “Humans”[mesh]))
*Om reden van efficiëntie zijn de searches voor heup en knie gezamenlijk gestart en vervolgens afzonderlijk afgerond.
Zoektermen
Gevonden literatuur

De literatuursearch met betrekking tot de (kosten)effectiviteit van oefentherapie bij heup- en knieartrose leverde 591 SR’s en 1702 RCT’s op. De SR van Pinto et al.[56] vormt de basis voor beantwoording van deze uitgangsvraag. Deze review omvat literatuur tot oktober 2010 en scoort redelijk op de AMSTAR (8/11). Alle RCT’s uit de review zijn getoetst aan de selectiecriteria bij de uitgangsvraag. Daarnaast is beoordeeld welke aanvullende RCT’s uit de zoekactie voldeden aan de selectiecriteria. In totaal leverde de literatuursearch zes RCT’s (n = 1647) op.[57-62]

Zie de volgende flowchart voor een totaaloverzicht van de systematische literatuurstudie.

Systematische literatuurstudie naar de (kosten)effectiviteit van oefentherapie bij heup- en knieartrose.

Beschrijving studies
  • Coupé et al., 2007.[57] De RCT is uitgevoerd in Nederland. Er werden 200 patiënten met heup- of knieartrose geïncludeerd. De patiënten werden gerandomiseerd toegewezen aan twee groepen: één groep kreeg gedragsmatige oefentherapie (n = 97) en één groep een standaardbehandeling door de fysiotherapeut (n = 103). Follow-up: 65 weken. Verschil in kosteneffectiviteit tussen beide interventies werd berekend vanuit een maatschappelijk perspectief.
  • Cochrane et al., 2005.[58] De RCT is uitgevoerd in het Verenigd Koninkrijk. Er werden 312 patiënten met heup- of knieartrose geïncludeerd. De patiënten werden gerandomiseerd toegewezen aan twee groepen: één groep kreeg ‘water-based’ oefentherapie (n = 153) en één groep gebruikelijke zorg (n = 159). Follow-up: 52 weken. Verschil in kosteneffectiviteit tussen beide interventies werd berekend vanuit een maatschappelijk perspectief.
  • Sevick et al., 2000.[59] De RCT is uitgevoerd in de Verenigde Staten. Er werden 439 patiënten met knieartrose geïncludeerd. De patiënten werden gerandomiseerd toegewezen aan drie groepen: één groep kreeg oefentherapie bestaande uit krachttraining (n = 146), één groep oefentherapie bestaande uit duurtraining (n = 144) en één groep kreeg voorlichting (n = 149). Follow-up: 78 weken. Verschil in kosteneffectiviteit tussen beide interventies werd berekend vanuit het perspectief van de gezondheidszorg.
  • Richardson et al., 2006.[60] De RCT is uitgevoerd in het Verenigd Koninkrijk. Er werden 214 patiënten met knieartrose geïncludeerd. De patiënten werden gerandomiseerd toegewezen aan twee groepen: één groep kreeg oefentherapie (n = 111) en één groep kreeg huiswerkoefeningen (n = 103). Follow-up: 52 weken. Verschil in kosteneffectiviteit tussen beide interventies werd berekend vanuit het perspectief van de gezondheidszorg.
  • Jessep et al., 2009.[61] De RCT is uitgevoerd in het Verenigd Koninkrijk. Er werden 64 patiënten met knieklachten geïncludeerd. De patiënten werden gerandomiseerd toegewezen aan twee groepen: één groep kreeg een revalidatieprogramma (n = 29) en één groep kreeg een standaardoefentherapieprogramma door de fysiotherapeut (n = 35). Follow-up: 52 weken. Het perspectief waarmee het verschil in kosteneffectiviteit tussen beide interventies werd berekend, is niet bekend.
  • Hurley et al., 2007.[62] De RCT is uitgevoerd in het Verenigd Koninkrijk. Er werden 418 patiënten met knieklachten geïncludeerd. De patiënten werden gerandomiseerd toegewezen aan drie groepen: één groep kreeg individueel revalidatieprogramma (n = 146), één groep kreeg een revalidatieprogramma in groepsverband (n = 132) en één groep kreeg gebruikelijke zorg (n = 140). Follow-up: 26 weken. Verschil in kosteneffectiviteit tussen beide interventies werd berekend vanuit het perspectief van de gezondheidszorg.
Kwaliteit van bewijs
  • Uitkomstmaat ‘QALY’. Gebaseerd op de CHEC-kwaliteitslijst, hebben nagenoeg alle studies een matig risico op bias en vindt er dus geen ‘afwaardering’ plaats op basis van design. Mate van inconsistentie is onbekend, omdat de effectschatting binnen enkele studies niet is gerapporteerd, hiervoor is wel afgewaardeerd middels ‘afwaardering’. Indirectheid en onnauwkeurigheid waren niet van toepassing en behoefden geen afwaardering. De kwaliteit van bewijs wordt op basis van GRADE als ‘matig’ beoordeeld.

Evidencetabel kosteneffectiviteit oefentherapie bij heup- en/of knieartrose in de conservatieve fase.

Aantal studiesGRADEAantal patiënten en EffectschattingdKwaliteit van bewijs
DesignaInconsistentiebIndirectheidOnnauwkeurigheidcOverig
Outcome QALY
6, n = 1647matig RoBOnbekendneenee, n = 1647neeVijf studies rapporteerden dat oefentherapie meer gezondheidswinst per geïnvesteerde euro opleverde in vergelijk met gebruikelijke zorg.[18-22] Enkel de studie van Hurley et al. rapporteerde dat gebruikelijke zorg meer gezondheidswinst per geïnvesteerde euro opleverde in vergelijking met een revalidatieprogramma.[23] De incrementele kosten (het verschil in kosten tussen de interventie- en controle-groep) per QALY zijn enkel gerapporteerd door Coupé et al. ($63,019; 95% BI = 128.374 -2.040.599).[18]matig1
a Laag risico op bias (RoB): randomisatie adequaat + allocation concealed + intention to treat (ITT); hoog RoB: < 3 items laag risico; matig RoB: overige. b I2 > 40%; c Dichotome uitkomstmaat populatie (n > 300); continue uitkomstmaat populatie (n > 400); Positief: effect is in het voordeel van oefentherapie.
Afwaardering voor inconsistentie. 2 Afwaardering voor inconsistentie en onnauwkeurigheid.
SMD = standardized mean difference.
Kosteneffectiviteit
  • Uitkomstmaat ‘QALY’. Vijf studies rapporteerden dat oefentherapie meer gezondheidswinst per geïnvesteerde euro opleverde in vergelijking met gebruikelijke zorg. Enkel de studie van Hurley et al. toonde het tegenovergestelde aan en rapporteerde dat gebruikelijke zorg meer gezondheidswinst per geïnvesteerde euro opleverde in vergelijking met een revalidatieprogramma.[62] De incrementele kosten (het verschil in kosten tussen de interventie- en de controlegroep) per QALY zijn enkel gerapporteerd door Coupé et al. ($63.019; 95%-BI = –128.374 tot -2.040.599).[57] Samenvattend laten de resultaten van de verschillende kosteneffectiviteitsanalyses een grotere kans zien op kosteneffectiviteit voor oefentherapie vergeleken met gebruikelijke zorg. 

Methodologische kwaliteit van de geïncludeerde studies over de kosteneffectiviteit.

Evidence to decision

Voor het bepalen van de formulering (richting en sterkte) van aanbevelingen zijn, naast de conclusies uit de wetenschappelijke literatuur, ook aanvullende overwegingen (o.a. waarden/voorkeuren van de patiënt, toepasbaarheid in de praktijk) meegenomen. Hiervoor is de ‘Evidence to decision’ methode van GRADE gevolgd en het bestaande ‘GRADE Evidence to decision’ formulier in het Nederlands vertaald. Dit formulier is door de werkgroep tijdens een werkgroepvergadering ingevuld, waarna de formulering van de aanbeveling is bepaald. 

GRADE Evidence to decision formulier

1. Verhagen A, Reijneveld-van de Vendel E, Teirlinck CH, et al. Effectiviteit oefentherapie voor patiënten met heup- of knieartrose. Eindrapport voor het Zorginstituut Nederland. 2016.

2. Abbott JH, Robertson MC, Chapple C, et al. Manual therapy, exercise therapy, or both, in addition to usual care, for osteoarthritis of the hip or knee: a randomized controlled trial. 1: clinical effectiveness. Osteoarthritis Cartilage. 2013;21(4):525-34.

3. Ay S, Koldas DS, Evcik D. Is there an effective way to prescribe a home-based exercise program in patients with knee osteoarthritis? A randomized controlled study. Turkiye Fiziksel Tip ve Rehabilitasyon Dergisi. 2013;59(1):1-6.

4. Bautch JC, Malone DG, Vailas AC. Effects of exercise on knee joints with osteoarthritis: a pilot study of biologic markers. Arthritis Car Res. 1997;10(1):48-55.

5. Bennell KL, Egerton T, Pua YH, et al. Efficacy of a multimodal physiotherapy treatment program for hip osteoarthritis: a randomised placebo-controlled trial protocol. BMC Musculoskelet. Disord. 2010;11:238.

6. Bennell KL, Egerton T, Bills C, et al. Telephone coaching to enhance a home-based physical activity program for knee osteoarthritis: a randomised clinical trial. Arthritis Care Res (Hoboken). 2016.

7. Bruce-Brand RA, Walls RJ, Ong JC, et al. Effects of home-based resistance training and neuromuscular electrical stimulation in knee osteoarthritis: a randomized controlled trial. BMC Musculoskelet. Disord. 2012;13:118.

8. Christensen R, Henriksen M, Leeds AR, et al. Effect of weight maintenance on symptoms of knee osteoarthritis in obese patients: a twelve-month randomized controlled trial. Arthritis Care Res (Hoboken). 2015;67(5):640-50.

9. da Silva FS, de Melo FE, do Amaral MM, et al. Efficacy of simple integrated group rehabilitation program for patients with knee osteoarthritis: Single-blind randomized controlled trial. J Rehabil Res Dev. 2015;52(3):309-22.

10. Doi T, Akai M, Fujino K, et al. Effect of home exercise of quadriceps on knee osteoarthritis compared with nonsteroidal antiinflammatory drugs: a randomized controlled trial. Am J Phys Med Rehabil. 2008;87(4):258-69.

13. Fransen M, Crosbie J, Edmonds J. Physical therapy is effective for patients with osteoarthritis of the knee: a randomized controlled clinical trial. J Rheumatol. 2001;28(1):156-64.

14. Gur H, Cakin N, Akova B, et al. Concentric versus combined concentric-eccentric isokinetic training: effects on functional capacity and symptoms in patients with osteoarthrosis of the knee. Arch Phys Med Rehabil. 2002;83(3):308-16.

15. Hay EM, Foster NE, Thomas E, et al. Effectiveness of community physiotherapy and enhanced pharmacy review for knee pain in people aged over 55 presenting to primary care: pragmatic randomised trial. BMJ. 2006;333(7576):995.

16. Henriksen M, Klokker L, Graven-Nielsen T, et al. Association of exercise therapy and reduction of pain sensitivity in patients with knee osteoarthritis: a randomized controlled trial. Arthritis Care Res (Hoboken). 2014;66(12):1836-43.

17. Hopman-Rock M, Westhoff MH. The effects of a health educational and exercise program for older adults with osteoarthritis for the hip or knee. J Rheumatol. 2000;27(8):1947-54.

18. Huber EO, Roos EM, Meichtry A, et al. Effect of preoperative neuromuscular training (NEMEX-TJR) on functional outcome after total knee replacement: an assessor-blinded randomized controlled trial. BMC Musculoskelet. Disord. 2015;16:101.

19. Hurley MV, Walsh NE, Mitchell HL, et al. Clinical effectiveness of a rehabilitation program integrating exercise, self-management, and active coping strategies for chronic knee pain: a cluster randomized trial. Arthritis Rheum. 2007;57(7):1211-9.

20. Jan M, Lin J, Liau J, et al. Investigation of clinical effects of high- and low-resistance training for patients with knee osteoarthritis: a randomized controlled trial. Phys Ther. 2008;88(4):427-36.

21. Jan M, Lin C, Lin Y, et al. Effects of weight-bearing versus nonweight-bearing exercise on function, walking speed, and position sense in participants with knee osteoarthritis: a randomized controlled trial. Arch Phys Med Rehabil. 2009;90(6):897-904.

22. Jorge RT, Souza MC, Chiari A, et al. Progressive resistance exercise in women with osteoarthritis of the knee: a randomized controlled trial. Clin Rehabil. 2015;29(3):234-43.

23. Kao MJ, Wu MP, Tsai MW, et al. The effectiveness of a self-management program on quality of life for knee osteoarthritis (OA) patients. Arch Gerontol Geriatr. 2012;54(2):317-24.

24. Keefe FJ, Blumenthal J, Baucom D, et al. Effects of spouse-assisted coping skills training and exercise training in patients with osteoarthritic knee pain: a randomized controlled study. Pain. 2004;110(3):539-49.

25. Kovar PA, Allegrante JP, MacKenzie CR, et al. Supervised fitness walking in patients with osteoarthritis of the knee. A randomized, controlled trial. Ann Intern Med. 1992;116(7):529-34.

26. Kudo M, Watanabe K, Otsubo H, et al. Analysis of effectiveness of therapeutic exercise for knee osteoarthritis and possible factors affecting outcome. J Orthop Sci. 2013;18(6):932-9.

27. Lim BW, Hinman RS, Wrigley TV, et al. Does knee malalignment mediate the effects of quadriceps strengthening on knee adduction moment, pain, and function in medial knee osteoarthritis? A randomized controlled trial. Arthritis Rheum. 2008;59(7):943-51.

28. Lim JY, Tchai E, Jang SN, Effectiveness of aquatic exercise for obese patients with knee osteoarthritis: a randomized controlled trial. PM R. 2010;2(8):723-31.

29. Lin D, Lin CJ, Lin Y, et al. Efficacy of 2 non-weight-bearing interventions, proprioception training versus strength training, for patients with knee osteoarthritis: a randomized clinical trial. J Orthop Sports Phys Ther. 2009;39(6):450-7.

30. Lund H, Weile U, Christensen R, et al. A randomized controlled trial of aquatic and land-based exercise in patients with knee osteoarthritis. J Rehabil Med. 2008;40(2):137-44.

31. Maurer BT, Stern AG, Kinossian B, et al. Osteoarthritis of the knee: isokinetic quadriceps exercise versus an educational intervention. Arch Phys Med Rehabil. 1999;80(10):1293-9.

32. Messier SP, Loeser RF, Miller GD, et al. Exercise and dietary weight loss in overweight and obese older adults with knee osteoarthritis: the Arthritis, Diet, and Activity Promotion Trial. Arthritis Rheum. 2004;50(5):1501-10.

34. Multanen J, Nieminen MT, Häkkinen A, et al. Effects of high-impact training on bone and articular cartilage: 12-month randomized controlled quantitative MRI study. J Bone Miner Res. 2014;29(1):192-201.

36. Munukka M, Waller B, Rantalainen T, et al. Efficacy of progressive aquatic resistance training for tibiofemoral cartilage in postmenopausal women with mild knee osteoarthritis: a randomised controlled trial. Osteoarthritis Cartilage. 2016;24(10):1708-17.

37. Peloquin L, Bravo G, Gauthier P, et al. Effects of a cross-training exercise program in persons with osteoarthritis of the knee. A randomized controlled trial. J Clin Rheumatol. 1999;5(3):126-36.

38. Quilty B, Tucker M, Campbell R, et al. Physiotherapy, including quadriceps exercises and patellar taping, for knee osteoarthritis with predominant patello-femoral joint involvement: randomized controlled trial. J Rheumatol. 2003;30(6):1311-7.

39. Rogind H, Bibow-Nielsen B, Jensen B, et al. The effects of a physical training program on patients with osteoarthritis of the knees. Arch Phys Med Rehabil. 1998;79(11):1421-7.

40. Rosedale R, Rastogi R, May S, et al. Efficacy of exercise intervention as determined by the McKenzie System of Mechanical Diagnosis and Therapy for knee osteoarthritis: a randomized controlled trial. J Orthop Sports Phys Ther. 2014;44(3):173-6.

41. Salacinski AJ, Krohn K, Lewis SF, et al. The effects of group cycling on gait and pain-related disability in individuals with mild-to-moderate knee osteoarthritis: a randomized controlled trial. J Orthop Sports Phys Ther. 2012;42(12):985-95.

42. Salli A, Sahin N, Baskent A, et al. The effect of two exercise programs on various functional outcome measures in patients with osteoarthritis of the knee: a randomized controlled clinical trial. Isokinet Exerc Sci. 2010;18(4):201-9.

43. Samut G, Dinçer F, Özdemir O. The effect of isokinetic and aerobic exercises on serum interleukin-6 and tumor necrosis factor alpha levels, pain, and functional activity in patients with knee osteoarthritis. Mod Rheumatol. 2015;25(6):919-24.

44. Schilke JM, Johnson GO, Housh TJ, et al. Effects of muscle-strength training on the functional status of patients with osteoarthritis of the knee joint. Nurs Res. 1996;45(2):68-72.

45. Segal NA, Glass NA, Teran-Yengle P, et al. Intensive gait training for older adults with symptomatic knee osteoarthritis. Am J Phys Med Rehabil. 2015;94(10 Suppl 1):848-58.

46. Simao AP, Avelar NC, Tossige-Gomes R, et al. Functional performance and inflammatory cytokines after squat exercises and whole-body vibration in elderly individuals with knee osteoarthritis. Arch Phys Med Rehabil. 2012;93(10):1692-1700.

47. Thomas KS, Muir KR, Doherty M, et al. Home based exercise programme for knee pain and knee osteoarthritis: randomised controlled trial. BMJ. 2002;325(7367):752-7.

48. Thorstensson CA, Roos EM, Petersson IF, et al. Six-week high-intensity exercise program for middle-aged patients with knee osteoarthritis: a randomized controlled trial [ISRCTN20244858]. BMC Musculoskelet. Disord. 2005;6:27.

49. Topp R, Woolley S, Horuyak J, et al. The effect of dynamic versus isometric resistance training on pain and functioning among adults with osteoarthritis of the knee. Arch Phys Med Rehabil. 2002;83(9):1187-95.

50. van Baar ME, Dekker J, Oostendorp RAB, et al. The effectiveness of exercise therapy in patients with osteoarthritis of the hip or knee: a randomized clinical trial. J Rheumatol. 1998;25(12):2432-9.

51. Villadsen A, Overgaard S, Holsgaard-Larsen A, et al. Postoperative effects of neuromuscular exercise prior to hip or knee arthroplasty: a randomised controlled trial. Ann Rheum Dis. 2014;73(6):1130-7.

52. Wang TJ, Lee SC, Liang SY, et al. Comparing the efficacy of aquatic exercises and land-based exercises for patients with knee osteoarthritis. J Clin Nurs. 2011;20(17-18):2609-22.

53. Wortley M, Zhang S, Paquette M, et al. Effects of resistance and Tai Ji training on mobility and symptoms in knee osteoarthritis patients. J Sport Health Science. 2013;2(4):209-14.

55. de Rooij M, van der Leeden M, Cheung J, et al. Efficacy of tailored exercise therapy on physical functioning in patients with knee osteoarthritis and comorbidity: a randomized controlled trial. Arthritis Care Res (Hoboken). 2017;69(6):807-16.

56. Pinto D, Robertson MC, Hansen P, et al. Cost-effectiveness of nonpharmacologic, nonsurgical interventions for hip and/or knee osteoarthritis: systematic review. Value Health. 2012;15(1):1-12.

57. Coupe VM, Veenhof C, van Tulder MW, et al. The cost effectiveness of behavioural graded activity in patients with osteoarthritis of hip and/or knee. Ann Rheum Dis. 2007;66:215-21.

58. Cochrane T, Davey RC, Matthes Edwards SM. Randomised controlled trial of the cost-effectiveness of water-based therapy for lower limb osteoarthritis. Health Technol Assess. 2005;9(31):iii-iv, ix-xi, 1-114.

59. Sevick MA, Bradham DD, Muender M, et al. Cost-effectiveness of aerobic and resistance exercise in seniors with knee osteoarthritis. Med Sci Sports Exerc. 2000;32:1534-40.

60. Richardson G, Hawkins N, McCarthy CJ, et al. Cost-effectiveness of a supplementary class-based exercise program in the treatment of knee osteoarthritis. Int J Technol Assess Health Care. 2006;22:84-89.

61. Jessep SA, Walsh NE, Ratcliffe J, et al. Long-term clinical benefits and costs of an integrated rehabilitation programme compared with outpatient physiotherapy for chronic knee pain. Physiotherapy. 2009;95(2):94-102.

62. Hurley MV, Walsh NE, Mitchell HL. Economic evaluation of a rehabilitation program integrating exercise, self-management, and active coping strategies for chronic knee pain. Arthritis Rheum. 2007;57(7):1220-9.

C.2.2 Preoperatieve fase gewrichtsvervanging vanwege heup- en/of knieartrose

Aanbeveling Overweeg om oefentherapie aan te bieden in de preoperatieve fase bij een verhoogd risico op vertraagd herstel bij gewrichtsvervanging vanwege heup- en/of knieartrose. Volg daarbij de FITT-factoren.

Aanbeveling Overweeg om oefentherapie in de preoperatieve fase te beperken tot het aanleren (en monitoren op de uitvoering) van oefeningen die de patiënt zelfstandig uitvoert, als het risico op vertraagd postoperatief herstel niet is verhoogd. Leer tevens alle patiënten een loophulpmiddel te gebruiken dat nodig is tijdens de postoperatieve fase.

Toelichting

Noot 14. Preoperatieve oefentherapie voorafgaand aan gewrichtsvervanging vanwege heupartrose

Uitgangsvraag
Wordt oefentherapie voorafgaand aan een gewrichtsvervangende operatie vanwege heupartrose aanbevolen?

Deze uitgangsvraag is beantwoord door middel van een systematisch literatuuronderzoek. De conclusie is gebaseerd op vier RCT’s.[2-5]

 

Conclusie vanuit de literatuurstudie

Uitkomstmaat ‘fysiek functioneren’ (door de patiënt gerapporteerde uitkomsten). Oefentherapie die wordt toegepast in de preoperatieve fase bij patiënten die een gewrichtsvervangende operatie zullen ondergaan vanwege heupartrose, heeft een matig effect op fysiek functioneren vergeleken met geen oefentherapie in de preoperatieve fase. De kwaliteit van het bewijs is redelijk.

 

Van bewijs naar aanbeveling

Er is bewijs van matige kwaliteit dat oefentherapie effectief is in het verbeteren van fysiek functioneren (matig effect). Op basis van een redelijke waarschijnlijkheid voor een (matig) effect, de beperkte neveneffecten en de waarschijnlijk geachte aanvaardbaarheid van de therapie is de werkgroep van mening dat de interventie overwogen kan worden bij specifieke patiënten (‘overweeg om toe te passen’).

 

Aanbeveling

Overweeg om oefentherapie aan te bieden in de preoperatieve fase bij een verhoogd risico op vertraagd herstel bij gewrichtsvervanging vanwege heupartrose. Volg daarbij de FITT-factoren.

Overweeg om oefentherapie in de preoperatieve fase te beperken tot het aanleren (en monitoren op de uitvoering) van oefeningen die de patiënt zelfstandig uitvoert, als het risico op vertraagd postoperatief herstel niet is verhoogd. Leer tevens alle patiënten een loophulpmiddel te gebruiken dat nodig is tijdens de postoperatieve fase.

 

Noot 15. Preoperatieve oefentherapie voorafgaand aan gewrichtsvervanging vanwege knieartrose

Uitgangsvraag
Wordt oefentherapie voorafgaand aan een gewrichtsvervangende operatie vanwege knieartrose aanbevolen?

Deze uitgangsvraag is beantwoord door middel van een systematisch literatuuronderzoek. De conclusie is gebaseerd op vier RCT’s.[2-5]

 

Conclusie vanuit de literatuurstudie

Uitkomstmaat ‘fysiek functioneren’ (door de patiënt gerapporteerde uitkomsten). Er bestaat postoperatief een matig effect van oefentherapie op fysiek functioneren, die wordt toegepast in de preoperatieve fase bij patiënten die een gewrichtsvervangende operatie zullen ondergaan vanwege knieartrose, vergeleken met geen oefentherapie in de preoperatieve fase. De kwaliteit van het bewijs is laag.

 

Van bewijs naar aanbeveling

Er is bewijs van lage kwaliteit dat oefentherapie mogelijk effectief is in het verbeteren van fysiek functioneren (matig effect). Op basis van de grote onzekerheid vanwege de lage kwaliteit van het bewijs, de beperkte neveneffecten en de waarschijnlijk geachte aanvaardbaarheid van de therapie is de werkgroep van mening dat de interventie overwogen kan worden bij specifieke patiënten (‘overweeg om toe te passen’).

 

Aanbeveling

Overweeg om oefentherapie aan te bieden in de preoperatieve fase bij een verhoogd risico op vertraagd herstel bij gewrichtsvervanging vanwege knieartrose. Volg daarbij de FITT-factoren.

Overweeg om oefentherapie in de preoperatieve fase te beperken tot het aanleren (en monitoren op de uitvoering) van oefeningen die de patiënt zelfstandig uitvoert, als het risico op vertraagd postoperatief herstel niet is verhoogd. Leer tevens alle patiënten een loophulpmiddel te gebruiken dat nodig is tijdens de postoperatieve fase.

Noot 14. Preoperatieve oefentherapie voorafgaand aan gewrichtsvervanging vanwege heupartrose

Complete uitgangsvraag volgens PICO
Worden oefentherapeutische interventies in de preoperatieve zorg (I), vergeleken met geen oefentherapie in de preoperatieve zorg (C), aanbevolen voor de behandeling van patiënten die een gewrichtsvervangende operatie zullen ondergaan vanwege heupartrose (P) ter verbetering van het postoperatief fysiek functioneren (O)?

 

Zoekstrategie

Er is door het KNGF op 19 december 2016 een zoekactie uitgevoerd in PubMed, EMBASE, Web of Science, Cochrane Library, CENTRAL, EmCare en CINAHL, naar samenvattingen van de literatuur (i.e. systematische reviews; SR’s) en randomised controlled trials (RCT’s) met betrekking tot oefentherapie in de preoperatieve fase vs. geen oefentherapie bij patiënten met heupartrose.

Type studieRCT’s
Type patiëntvolwassenen met een klinische diagnose artrose die in aanmerking komen voor een gewrichtsvervangende operatie van de heup
Type interventieelke vorm van preoperatieve oefentherapie (onafhankelijk van frequentie, intensiteit, type, duur en vorm)
Type vergelijkinggeen oefentherapie
Type uitkomstfysiek functioneren (door de patiënt gerapporteerde uitkomsten)
RCT = randomised controlled trial
Selectiecriteria systematische review
Zoekdatum19 december 2016
Geraadpleegde databasesPubMed, EMBASE, Web of Science, Cochrane Library, CENTRAL, EmCare, CINAHL.
Algemene zoektermen*((“hip osteoarthritis”[tw] OR “knee osteoarthritis”[tw] OR “Osteoarthritis, Knee”[MeSH] OR “Osteoarthritis, Hip”[mesh] OR ((“Osteoarthritis”[Mesh] OR “osteoarthritis”[tw] OR osteoarthrit[tw] OR “osteoarthrosis”[tw] OR osteoarthro[tw] OR “degenerative arthritis”[tw] OR degenerative arthriti[tw] OR “osteoarthrosis deformans”[tw]) AND (“Knee”[Mesh] OR “knee”[tw] OR “knees”[tw] OR “Knee Joint”[Mesh] OR “Hip”[Mesh] OR “hip”[tw] OR “hips”[tw] OR “Hip Joint”[Mesh] OR “menisci”[tw] OR “meniscus”[tw] OR menisc[tw] OR “coxa”[tw] OR “coxas”[tw] OR “patellofemoral”[tw] OR “Patella”[Mesh] OR patella[tw])) OR coxarthro[tw] OR gonarthro[tw]) AND (exercis[tw] OR “stretching”[tw] OR “Exercise Therapy”[Mesh] OR “exercise therapy”[tw] OR exercise therap[tw] OR “Continuous Passive Motion Therapy”[tw] OR “Continuous Passive Movement”[tw] OR “CPM Therapy”[tw] OR “Muscle Stretching Exercises”[tw] OR “Muscle Stretching Exercise”[tw] OR “Static Stretching”[tw] OR “Passive Stretching”[tw] OR “StaticPassive Stretching”[tw] OR “Static Passive Stretching”[tw] OR “Isometric Stretching” [tw] OR “Active Stretching”[tw] OR “Static-Active Stretching”[tw] OR “Static Active Stretching”[tw] OR “Ballistic Stretching”[tw] OR “Dynamic Stretching”[tw] OR “PNF Stretching”[tw] OR “Plyometric Exercise”[tw] OR “Plyometric Exercises”[tw] OR Plyometric Drill[tw] OR “Plyometric Drills”[tw] OR “Plyometric Training”[tw] OR “Plyometric Trainings”[tw] OR “Stretch-Shortening Exercise”[tw] OR “Stretch Shortening Exercise”[tw] OR “Stretch-Shortening Exercises”[tw] OR “StretchShortening”[tw] OR “Stretch Shortening”[tw] OR “Stretch-Shortening Drills”[tw] OR “Stretch-Shortening Cycle Exercise”[tw] OR “Stretch Shortening Cycle Exercise”[tw] OR “Stretch-Shortening Cycle Exercises”[tw] OR “Resistance Training”[tw] OR “Strength Training”[tw] OR “Weight-Lifting”[tw] OR “Weight Lifting”[tw] OR “Weight-Bearing”[tw] OR “Weight Bearing”[tw] OR “Exercise”[Mesh] OR “Exercise” [tw] OR “Exercises”[tw] OR “Physical Exercise”[tw] OR “Physical Exercises”[tw] OR “Isometric Exercises”[tw] OR “Isometric Exercise”[tw] OR “Aerobic Exercises”[tw] OR “Aerobic Exercise”[tw] OR “Circuit-Based Exercise”[tw] OR “Cool-Down Exercise”[tw] OR “Cool-Down Exercises”[tw] OR “Physical Conditioning”[tw] OR “Running”[tw] OR “Jogging”[tw] OR “Swimming”[tw] OR “Walking”[tw] OR “Warm-Up Exercise”[tw] OR “Warm-Up Exercises”[tw] OR “Physical Exertion”[Mesh] OR “Physical Exertion”[tw] OR “Physical Effort”[tw] OR “Physical Efforts”[tw] OR “Physical Fitness”[Mesh] OR “Physical Fitness”[tw] OR “Physical Endurance”[mesh] OR “Physical Endurance”[tw] OR “Anaerobic Threshold”[tw] OR “Exercise Tolerance”[tw] OR “Exercise Movement Techniques”[Mesh] OR “Exercise Movement”[tw] OR “Bicycling”[tw] OR “Walking” [tw] OR “Motor Activity”[Mesh] OR “Physical Activity”[tw] OR exertion[tw] OR run[tw] OR jog[tw] OR treadmill[tw] OR swim[tw] OR bicycl[tw] OR cycle[tw] OR cycling[tw] OR walk[tw] OR row[tw] OR rows[tw] OR rowing[tw] OR muscle strength*[tw]) NOT (“Animals”[mesh] NOT “Humans”[mesh]))
*Om reden van efficiëntie zijn de searches voor heup en knie gezamenlijk gestart en vervolgens afzonderlijk afgerond.
Zoektermen
Gevonden literatuur

De literatuursearch leverde 591 systematische literatuurstudies op en 1702 RCT’s. De SR van Wallis et al. vormt de basis voor beantwoording van deze uitgangsvraag.[1] Deze review omvat literatuur tot 10 augustus 2010 en scoort hoog op de AMSTAR (9/10). Alle RCT’s uit de review zijn getoetst aan de selectiecriteria bij de uitgangsvraag. Daarnaast is beoordeeld welke aanvullende RCT’s uit de zoekactie voldeden aan de selectiecriteria. In totaal leverde de literatuursearch vier RCT’s (n = 317) op.[2-5]

Zie de flowchart voor een totaaloverzicht van de systematische literatuurstudie.

Systematische literatuurstudie naar de effectiviteit van preoperatieve oefentherapie voorafgaand aan gewrichtsvervanging vanwege heupartrose.

Omschrijving studies (n = 4 RCT’s)

In de studies werden mannelijke en vrouwelijke patiënten geïncludeerd met artrose van de heup voor wie een unilaterale totale heupoperatie ingepland was. De oefentherapeutische interventies bestonden uit een combinatie van oefeningen gericht op verbetering van de mobiliteit, spierkracht en/of het uithoudingsvermogen. In één studie kregen de patiënten zowel ‘water-based’ als ‘land-based’ oefentherapeutische interventies, drie keer per week gedurende zes weken en onder begeleiding van een fysiotherapeut.[4] In alle andere studies was de interventie ‘land-based’ oefentherapie onder begeleiding van een fysiotherapeut. De behandeling vond 2 tot 7 keer per week plaats (gem. 4x/per week), gedurende 4 tot 8 weken (gem. behandelduur was 5 weken). Follow-up: 12 tot 52 weken.

 

Kwaliteit van bewijs

Uitkomstmaat ‘fysiek functioneren’ (door de patiënt gerapporteerde uitkomsten; 4 RCT’s; n = 317). Er is sprake van een lage risk of bias (RoB) en er vindt geen afwaardering plaats op basis van design. Voor de andere onderdelen is alleen afwaardering nodig op ‘onnauwkeurigheid’, vanwege de relatief kleine onderzoekspopulatie. De kwaliteit van bewijs wordt op basis van GRADE als ‘redelijk’ beoordeeld.

Methodologische kwaliteit van de geïncludeerde studies.

Effectiviteit

Uitkomstmaat ‘fysiek functioneren’ (door de patiënt gerapporteerde uitkomsten; 4 RCT’s; n = 317). Postoperatief is er sprake van een matig effect (SMD = 0,32; 95%-BI = 0,06 tot 0,57) van preoperatieve oefentherapie die is toegepast bij patiënten die een gewrichtsvervangende operatie zullen ondergaan vanwege heupartrose. 

Evidencetabel effectiviteit oefentherapie bij heupartrose in de conservatieve fase.

Aantal studiesGRADEAantal patiëntenEffectschattingdKwaliteit van bewijs
DesignaInconsistentiebIndirectheidOnnauwkeurigheidcOverigInterventieControle

Fysiek functioneren – direct na afloop van de interventie
alle, n = 4laag RoBnee, I2 = 24%neeja, n = 317nee161156SMD = 0,32 (95%-BI = 0,06 tot 0,57redelijk1
a Laag risico op bias (RoB): randomisatie adequaat + allocation concealed + intention to treat (ITT); hoog RoB: < 3 items laag risico; matig RoB: overige. b I2 > 40%; c Dichotome uitkomstmaat populatie (n > 300); continue uitkomstmaat populatie (n > 400); d Positief: effect is in het voordeel van oefentherapie.
1 Afwaardering voor onnauwkeurigheid. SMD = standardized mean difference.
Evidence to decision

Voor het bepalen van de formulering (richting en sterkte) van aanbevelingen zijn, naast de conclusie uit de wetenschappelijke literatuur, ook aanvullende overwegingen (o.a. waarden/voorkeuren van de patiënt, toepasbaarheid in de praktijk) meegenomen. Hiervoor is de ‘Evidence to decision’ methode van GRADE gevolgd en is het bestaande ‘GRADE Evidence to decision’ formulier in het Nederlands vertaald. Dit formulier is door de werkgroep tijdens een werkgroepvergadering ingevuld, waarna de formulering van de aanbeveling is bepaald. 

Evidence to decision formulier.

Bronnen
  1. Wallis JA, Taylor NF. Pre-operative interventions (non-surgical and non-pharmacological) for patients with hip or knee osteoarthritis awaiting joint replacement surgery–a systematic review and meta-analysis. Osteoarthritis Cartilage. 2011 Dec;19(12):1381-95.
  2. Bitterli R, Sieben JM, Hartmann M, de Bruin ED. Pre-surgical sensorimotor training for patients undergoing total hip replacement: a randomised controlled trial. Int J Sports Med. 2011 Sep;32(9):725-32.
  3. Ferrara PE, Rabini A, Maggi L, Piazzini DB, Logroscino G, Magliocchetti G, Amabile E, Tancredi G, Aulisa AG, Padua L, Aprile I, Bertolini C. Effect of pre-operative physiotherapy in patients with end-stage osteoarthritis undergoing hip arthroplasty. Clin Rehabil. 2008 Oct-Nov;22(10-11):977-86.
  4. Rooks DS, Huang J, Bierbaum BE, Bolus SA, Rubano J, Connolly CE, Alpert S, Iversen MD, Katz JN. Effect of preoperative exercise on measures of functional status in men and women undergoing total hip and knee arthroplasty. Arthritis Rheum. 2006 Oct 15;55(5):700-8.
  5. Villadsen A, Overgaard S, Holsgaard-Larsen A, Christensen R, Roos EM. Postoperative effects of neuromuscular exercise prior to hip or knee arthroplasty: a randomised controlled trial. Ann Rheum Dis. 2014 Jun;73(6):1130-7.

 

Noot 15. Preoperatieve oefentherapie voorafgaand aan gewrichtsvervanging vanwege knieartrose

Uitgangsvraag
Complete uitgangsvraag volgens PICO
Worden oefentherapeutische interventies in de preoperatieve zorg (I), vergeleken met geen oefentherapie in de preoperatieve zorg (C), aanbevolen voor de behandeling van patiënten die een gewrichtsvervangende operatie zullen ondergaan vanwege knieartrose (P) ter verbetering van het postoperatief fysiek functioneren (O)?

 

Zoekstrategie

Er is door het KNGF op 19 december 2016 een zoekactie uitgevoerd in PubMed, EMBASE, Web of Science, Cochrane Library, CENTRAL, EmCare en CINAHL, naar samenvattingen van de literatuur (i.e. systematische reviews; SR’s) en randomised controlled trials (RCT’s) met betrekking tot oefentherapie in de preoperatieve fase vs. geen oefentherapie bij patiënten met knieartrose. 

Selectiecriteria systematische review

Type studieRCT’s
Type patiëntvolwassenen met een klinische diagnose artrose die in aanmerking komen voor een gewrichtsvervangende operatie van de knie*
Type interventieelke vorm van preoperatieve oefentherapie (onafhankelijk van frequentie, intensiteit, type, duur en vorm)
Type vergelijkinggeen oefentherapie
Type uitkomstfysiek functioneren (door de patiënt gerapporteerde uitkomsten)
* Om reden van efficiëntie zijn de searches voor heup en knie gezamenlijk gestart en vervolgens afzonderlijk afgerond.
RCT = randomised controlled trial.
Selectiecriteria systematische review
Zoekdatum19 december 2016
Geraadpleegde databasesPubMed, EMBASE, Web of Science, Cochrane Library, CENTRAL, EmCare, CINAHL.
Algemene zoektermen*((“hip osteoarthritis”[tw] OR “knee osteoarthritis”[tw] OR “Osteoarthritis, Knee”[MeSH] OR “Osteoarthritis, Hip”[mesh] OR ((“Osteoarthritis”[Mesh] OR “osteoarthritis”[tw] OR osteoarthrit*[tw] OR “osteoarthrosis”[tw] OR osteoarthro*[tw] OR “degenerative arthritis”[tw] OR degenerative arthriti*[tw] OR “osteoarthrosis deformans”[tw]) AND (“Knee”[Mesh] OR “knee”[tw] OR “knees”[tw] OR “Knee Joint”[Mesh] OR “Hip”[Mesh] OR “hip”[tw] OR “hips”[tw] OR “Hip Joint”[Mesh] OR “menisci”[tw] OR “meniscus”[tw] OR menisc*[tw] OR “coxa”[tw] OR “coxas”[tw] OR “patellofemoral”[tw] OR “Patella”[Mesh] OR patella*[tw])) OR coxarthro*[tw] OR gonarthro*[tw]) AND (exercis*[tw] OR “stretching”[tw] OR “Exercise Therapy”[Mesh] OR “exercise therapy”[tw] OR exercise therap*[tw] OR “Continuous Passive Motion Therapy”[tw] OR “Continuous Passive Movement”[tw] OR “CPM Therapy”[tw] OR “Muscle Stretching Exercises”[tw] OR “Muscle Stretching Exercise”[tw] OR “Static Stretching”[tw] OR “Passive Stretching”[tw] OR “StaticPassive Stretching”[tw] OR “Static Passive Stretching”[tw] OR “Isometric Stretching” [tw] OR “Active Stretching”[tw] OR “Static-Active Stretching”[tw] OR “Static Active Stretching”[tw] OR “Ballistic Stretching”[tw] OR “Dynamic Stretching”[tw] OR “PNF Stretching”[tw] OR “Plyometric Exercise”[tw] OR “Plyometric Exercises”[tw] OR Plyometric Drill*[tw] OR “Plyometric Drills”[tw] OR “Plyometric Training”[tw] OR “Plyometric Trainings”[tw] OR “Stretch-Shortening Exercise”[tw] OR “Stretch Shortening Exercise”[tw] OR “Stretch-Shortening Exercises”[tw] OR “StretchShortening”[tw] OR “Stretch Shortening”[tw] OR “Stretch-Shortening Drills”[tw] OR “Stretch-Shortening Cycle Exercise”[tw] OR “Stretch Shortening Cycle Exercise”[tw] OR “Stretch-Shortening Cycle Exercises”[tw] OR “Resistance Training”[tw] OR “Strength Training”[tw] OR “Weight-Lifting”[tw] OR “Weight Lifting”[tw] OR “Weight-Bearing”[tw] OR “Weight Bearing”[tw] OR “Exercise”[Mesh] OR “Exercise” [tw] OR “Exercises”[tw] OR “Physical Exercise”[tw] OR “Physical Exercises”[tw] OR “Isometric Exercises”[tw] OR “Isometric Exercise”[tw] OR “Aerobic Exercises”[tw] OR “Aerobic Exercise”[tw] OR “Circuit-Based Exercise”[tw] OR “Cool-Down Exercise”[tw] OR “Cool-Down Exercises”[tw] OR “Physical Conditioning”[tw] OR “Running”[tw] OR “Jogging”[tw] OR “Swimming”[tw] OR “Walking”[tw] OR “Warm-Up Exercise”[tw] OR “Warm-Up Exercises”[tw] OR “Physical Exertion”[Mesh] OR “Physical Exertion”[tw] OR “Physical Effort”[tw] OR “Physical Efforts”[tw] OR “Physical Fitness”[Mesh] OR “Physical Fitness”[tw] OR “Physical Endurance”[mesh] OR “Physical Endurance”[tw] OR “Anaerobic Threshold”[tw] OR “Exercise Tolerance”[tw] OR “Exercise Movement Techniques”[Mesh] OR “Exercise Movement”[tw] OR “Bicycling”[tw] OR “Walking” [tw] OR “Motor Activity”[Mesh] OR “Physical Activity”[tw] OR exertion*[tw] OR run*[tw] OR jog*[tw] OR treadmill*[tw] OR swim*[tw] OR bicycl*[tw] OR cycle*[tw] OR cycling[tw] OR walk*[tw] OR row[tw] OR rows[tw] OR rowing[tw] OR muscle strength*[tw]) NOT (“Animals”[mesh] NOT “Humans”[mesh]))
*Om reden van efficiëntie zijn de searches voor heup en knie gezamenlijk gestart en vervolgens afzonderlijk afgerond.
Zoektermen
Gevonden literatuur

De literatuursearch leverde 591 SR’s op en 1702 RCT’s. De review van Silkman-Baker vormt de basis voor beantwoording van deze uitgangsvraag.[1] Deze review omvat literatuur tot februari 2011 en scoort hoog op de AMSTAR (9/10). Alle RCT’s binnen deze review zijn getoetst aan de selectiecriteria bij de uitgangsvraag. Daarnaast is beoordeeld welke aanvullende RCT’s uit de zoekactie voldeden aan de selectiecriteria. In totaal leverde de literatuursearch vier RCT’s (n = 375) op.[2-5]

Zie de flowchart voor een totaaloverzicht van de systematische literatuurstudie.

Systematische literatuurstudie naar de effectiviteit van preoperatieve oefentherapie voorafgaand aan gewrichtsvervanging vanwege knieartrose.

Beschrijving studies (n = 4 RCT’s)

In de studies werden mannelijke en vrouwelijke patiënten geïncludeerd met artrose van de knie voor wie een unilaterale totale knieoperatie ingepland was. De oefentherapeutische interventies bestonden uit een combinatie van oefeningen gericht op verbetering van de mobiliteit, spierkracht en/of het uithoudingsvermogen. In één studie kregen de patiënten zowel ‘water-based’ als ‘land-based’ oefentherapeutische interventie, drie keer per week voor de duur van zes weken en onder begeleiding van een fysiotherapeut.[4] In alle andere studies was de interventie ‘land-based’ oefentherapie onder begeleiding van een fysiotherapeut. De frequentie varieerde van 2 tot 3 keer per week (mediaan 3 keer per week), en de duur varieerde van 4 tot 8 weken. Follow-up varieerde van 12 tot 52 weken na de operatie.

 

Kwaliteit van bewijs

Uitkomstmaat ‘fysiek functioneren’ (door de patiënt gerapporteerde uitkomsten; 4 RCT’s; n = 375). Er is sprake van een lage risk of bias (RoB), dus er vindt geen afwaardering plaats op basis van design. Voor de andere onderdelen is afwaardering nodig op ‘inconsistentie’ vanwege verschil tussen de uitkomsten van de studies en ‘onnauwkeurigheid’ vanwege de relatief kleine onderzoekspopulatie. De kwaliteit van bewijs wordt op basis van GRADE als ‘laag’ beoordeeld. 

Methodologische kwaliteit van de geïncludeerde studies.

Effectiviteit

Uitkomstmaat ‘fysiek functioneren’ (door de patiënt gerapporteerde uitkomsten; 4 RCT’s; n = 375). Postoperatief is er sprake van een matig effect (SMD = 0,4; 95%-BI = 0,09 tot 0,62) van preoperatieve oefentherapie die is toegepast bij patiënten die een gewrichtsvervangende operatie zullen ondergaan vanwege knieartrose.

Tabel 15.4. Evidencetabel effectiviteit oefentherapie bij heupartrose in de preoperatieve fase.

Aantal studiesGRADEAantal patiëntenEffectschattingdKwaliteit van bewijs
DesignaInconsistentiebIndirectheidOnnauwkeurigheidcOverigInterventieControle

Fysiek functioneren – post intervention
alle, n = 4laag RoBja, I2 = 95%neeja, n = 375nee189
186
SMD = 0,4 (95%-BI = 0,09 tot 0,62laag1
Laag risico op bias (RoB): randomisatie adequaat + allocation concealed + intention to treat (ITT); hoog RoB: < 3 items laag risico; matig RoB: overige. b I2 > 40%; c Dichotome uitkomstmaat populatie (n > 300); continue uitkomstmaat populatie (n > 400); d Positief: effect is in het voordeel van oefentherapie. 
Afwaardering voor inconsistentie en onnauwkeurigheid. SMD = standardized mean difference.

Voor het bepalen van de formulering (richting en sterkte) van aanbevelingen zijn, naast de conclusie uit de wetenschappelijke literatuur, ook aanvullende overwegingen (o.a. waarden/voorkeuren van de patiënt, toepasbaarheid in de praktijk) meegenomen. Hiervoor is de ‘Evidence to decision’ methode van GRADE gevolgd en het bestaande ‘GRADE Evidence to decision’ formulier in het Nederlands vertaald. Dit formulier is door de werkgroep tijdens een werkgroepvergadering ingevuld, waarna de formulering van de aanbeveling is bepaald. 

Evidence to decision formulier.

Bronnen bij noot 14

1 Wallis JA, Taylor NF. Pre-operative interventions (non-surgical and non-pharmacological) for patients with hip or knee osteoarthritis awaiting joint replacement surgery–a systematic review and meta-analysis. Osteoarthritis Cartilage. 2011 Dec;19(12):1381-95.
2 Bitterli R, Sieben JM, Hartmann M, de Bruin ED. Pre-surgical sensorimotor training for patients undergoing total hip replacement: a randomised controlled trial. Int J Sports Med. 2011 Sep;32(9):725-32.
3 Ferrara PE, Rabini A, Maggi L, Piazzini DB, Logroscino G, Magliocchetti G, Amabile E, Tancredi G, Aulisa AG,Padua L, Aprile I, Bertolini C. Effect of pre-operative physiotherapy in patients with end-stage osteoarthritis undergoing hip arthroplasty. Clin Rehabil. 2008 Oct-Nov;22(10-11):977-86.
4 Rooks DS, Huang J, Bierbaum BE, Bolus SA, Rubano J, Connolly CE, Alpert S, Iversen MD, Katz JN. Effect of preoperative exercise on measures of functional status in men and women undergoing total hip and knee arthroplasty. Arthritis Rheum. 2006 Oct 15;55(5):700-8.
5 Villadsen A, Overgaard S, Holsgaard-Larsen A, Christensen R, Roos EM. Postoperative effects of neuromuscular exercise prior to hip or knee arthroplasty: a randomised controlled trial. Ann Rheum Dis. 2014 Jun;73(6):1130-7

Bronnen bij noot 15

Bronnen
1 Silkman Baker C, McKeon JM. Does preoperative rehabilitation improve patient-based outcomes in persons who have undergone total knee arthroplasty? A systematic review. PM R. 2012 Oct;4(10):756-67.
2 Beaupre LA, Lier D, Davies DM, Johnston DB. The effect of a preoperative exercise and education program on functional recovery, health related quality of life, and health service utilization following primary total knee arthroplasty. J Rheumatol. 2004 Jun;31(6):1166-73.
3 Calatayud J, Casaña J, Ezzatvar Y, Jakobsen MD, Sundstrup E, Andersen LL. High-intensity preoperative training improves physical and functional recovery in the early post-operative periods after total knee arthroplasty: a randomized controlled trial. Knee Surg Sports Traumatol Arthrosc. 2017 Sep;25(9):2864-72.
4 Rooks DS, Huang J, Bierbaum BE, Bolus SA, Rubano J, Connolly CE, Alpert S, Iversen MD, Katz JN. Effect of preoperative exercise on measures of functional status in men and women undergoing total hip and knee arthroplasty. Arthritis Rheum. 2006 Oct 15;55(5):700-8.
5 Villadsen A, Overgaard S, Holsgaard-Larsen A, Christensen R, Roos EM. Postoperative effects of neuromuscular exercise prior to hip or knee arthroplasty: a randomised controlled trial. Ann Rheum Dis. 2014 Jun;73(6):1130-7.

C.2.3 Postoperatieve fase na gewrichtsvervanging vanwege heupartrose

Aanbeveling Bied in de postoperatieve fase bij gewrichtsvervanging vanwege heupartrose oefentherapie bij voorkeur aan bij een verhoogd risico op vertraagd herstel en/of bij complicaties. Volg daarbij de FITT-factoren.

Aanbeveling Overweeg om oefentherapie in de postoperatieve fase te beperken tot het aanleren (en monitoren op de uitvoering) van oefeningen die de patiënt zelfstandig uitvoert, als het risico op vertraagd postoperatief herstel niet is verhoogd en er geen postoperatieve complicaties zijn.

Toelichting

Noot 16. Postoperatieve oefentherapie na een gewrichtsvervanging vanwege heupartrose

Uitgangsvraag
Wordt oefentherapie na afloop van een gewrichtsvervangende operatie vanwege heupartrose aanbevolen?

Deze uitgangsvraag is beantwoord door middel van een systematisch literatuuronderzoek. De conclusie is gebaseerd op vier RCT’s.[2-5]

 

Conclusie vanuit de literatuurstudie

Uitkomstmaat ‘fysiek functioneren’ (door de patiënt gerapporteerde uitkomsten). Er is een matig effect van oefentherapie in de postoperatieve fase op fysiek functioneren bij patiënten die een gewrichtsvervangende operatie hebben ondergaan vanwege heupartrose vergeleken met geen oefentherapie in de postoperatieve fase. De kwaliteit van het bewijs is hoog.

 

Van bewijs naar aanbeveling

Er is bewijs van hoge kwaliteit dat oefentherapie effectief is in het verbeteren van fysiek functioneren (matig effect). Op basis van de hoge waarschijnlijkheid voor een (matig) effect, de beperkte neveneffecten en de waarschijnlijk geachte aanvaardbaarheid van de therapie is de werkgroep van mening dat de interventie zwak aanbevolen kan worden (‘bied bij voorkeur aan’).

 

Aanbeveling

Bied in de postoperatieve fase bij gewrichtsvervanging vanwege heupartrose oefentherapie bij voorkeur aan bij een verhoogd risico op vertraagd herstel en/of bij postoperatieve complicaties. Volg daarbij de FITT-factoren.

Overweeg om oefentherapie in de postoperatieve fase te beperken tot het aanleren (en monitoren op de uitvoering) van oefeningen die de patiënt zelfstandig uitvoert, als het risico op vertraagd postoperatief herstel niet is verhoogd en er geen postoperatieve complicaties zijn.

Complete uitgangsvraag volgens PICO
Worden oefentherapeutische interventies in de postoperatieve zorg (I), vergeleken met geen oefentherapie in de postoperatieve zorg (C), aanbevolen voor de behandeling van patiënten die een gewrichtsvervangende operatie hebben ondergaan vanwege heupartrose (P) ter verbetering van fysiek functioneren (O)?

 

Zoekstrategie

Er is door het KNGF op 19 december 2016 een zoekactie uitgevoerd in PubMed, EMBASE, Web of Science, Cochrane Library, CENTRAL, EmCare en CINAHL, naar samenvattingen van de literatuur (i.e. systematische reviews; SR’s) en randomised controlled trials (RCT’s) met betrekking tot de effectiviteit van postoperatieve oefentherapie vs. geen postoperatieve oefentherapie bij patiënten die een gewrichtsvervangende operatie ondergingen vanwege heupartrose. 

Type studieRCT’s
Type patiëntvolwassenen met een klinische diagnose artrose die een gewrichtsvervangende operatie ondergaan vanwege heupartrose
Type interventieelke vorm van oefentherapie (onafhankelijk van frequentie, intensiteit, type, duur en vorm)
Type vergelijkinggeen oefentherapie
Type uitkomstfysiek functioneren (door de patiënt gerapporteerde uitkomsten)
RCT = randomised controlled trial
Selectiecriteria systematische review
Zoekdatum19 december 2016
Geraadpleegde databasesPubMed, EMBASE, Web of Science, Cochrane Library, CENTRAL, EmCare, CINAHL.
Algemene zoektermen*((“hip osteoarthritis”[tw] OR “knee osteoarthritis”[tw] OR “Osteoarthritis, Knee”[MeSH] OR “Osteoarthritis, Hip”[mesh] OR ((“Osteoarthritis”[Mesh] OR “osteoarthritis”[tw] OR osteoarthrit[tw] OR “osteoarthrosis”[tw] OR osteoarthro[tw] OR “degenerative arthritis”[tw] OR degenerative arthriti[tw] OR “osteoarthrosis deformans”[tw]) AND (“Knee”[Mesh] OR “knee”[tw] OR “knees”[tw] OR “Knee Joint”[Mesh] OR “Hip”[Mesh] OR “hip”[tw] OR “hips”[tw] OR “Hip Joint”[Mesh] OR “menisci”[tw] OR “meniscus”[tw] OR menisc[tw] OR “coxa”[tw] OR “coxas”[tw] OR “patellofemoral”[tw] OR “Patella”[Mesh] OR patella[tw])) OR coxarthro[tw] OR gonarthro[tw]) AND (exercis[tw] OR “stretching”[tw] OR “Exercise Therapy”[Mesh] OR “exercise therapy”[tw] OR exercise therap[tw] OR “Continuous Passive Motion Therapy”[tw] OR “Continuous Passive Movement”[tw] OR “CPM Therapy”[tw] OR “Muscle Stretching Exercises”[tw] OR “Muscle Stretching Exercise”[tw] OR “Static Stretching”[tw] OR “Passive Stretching”[tw] OR “Static-Passive Stretching”[tw] OR “Static Passive Stretching”[tw] OR “Isometric Stretching” [tw] OR “Active Stretching”[tw] OR “Static-Active Stretching”[tw] OR “Static Active Stretching”[tw] OR “Ballistic Stretching”[tw] OR “Dynamic Stretching”[tw] OR “PNF Stretching”[tw] OR “Plyometric Exercise”[tw] OR “Plyometric Exercises”[tw] OR Plyometric Drill[tw] OR “Plyometric Drills”[tw] OR “Plyometric Training”[tw] OR “Plyometric Trainings”[tw] OR “Stretch-Shortening Exercise”[tw] OR “Stretch Shortening Exercise”[tw] OR “Stretch-Shortening Exercises”[tw] OR “StretchShortening”[tw] OR “Stretch Shortening”[tw] OR “Stretch-Shortening Drills”[tw] OR “Stretch-Shortening Cycle Exercise”[tw] OR “Stretch Shortening Cycle Exercise”[tw] OR “Stretch-Shortening Cycle Exercises”[tw] OR “Resistance Training”[tw] OR “Strength Training”[tw] OR “Weight-Lifting”[tw] OR “Weight Lifting”[tw] OR “Weight-Bearing”[tw] OR “Weight Bearing”[tw] OR “Exercise”[Mesh] OR “Exercise”[tw] OR “Exercises”[tw] OR “Physical Exercise”[tw] OR “Physical Exercises” [tw] OR “Isometric Exercises”[tw] OR “Isometric Exercise”[tw] OR “Aerobic Exercises” [tw] OR “Aerobic Exercise”[tw] OR “Circuit-Based Exercise”[tw] OR “Cool-Down Exercise”[tw] OR “Cool-Down Exercises”[tw] OR “Physical Conditioning”[tw] OR “Running”[tw] OR “Jogging”[tw] OR “Swimming”[tw] OR “Walking”[tw] OR “WarmUp Exercise”[tw] OR “Warm-Up Exercises”[tw] OR “Physical Exertion”[Mesh] OR “Physical Exertion”[tw] OR “Physical Effort”[tw] OR “Physical Efforts”[tw] OR “Physical Fitness”[Mesh] OR “Physical Fitness”[tw] OR “Physical Endurance”[mesh] OR “Physical Endurance”[tw] OR “Anaerobic Threshold”[tw] OR “Exercise Tolerance” [tw] OR “Exercise Movement Techniques”[Mesh] OR “Exercise Movement”[tw] OR “Bicycling”[tw] OR “Walking”[tw] OR “Motor Activity”[Mesh] OR “Physical Activity” [tw] OR exertion[tw] OR run[tw] OR jog[tw] OR treadmill[tw] OR swim[tw] OR bicycl[tw] OR cycle[tw] OR cycling[tw] OR walk[tw] OR row[tw] OR rows[tw] OR rowing[tw] OR muscle strength*[tw]) NOT (“Animals”[mesh] NOT “Humans”[mesh]))
*Om reden van efficiëntie zijn de searches voor heup en knie gezamenlijk gestart en vervolgens afzonderlijk afgerond.
Zoektermen
Gevonden literatuur

De literatuursearch leverde 591 SR’s en 1702 RCT’s (RCT’s) op. De SR van Minns-Lowe et al. vormt de basis voor beantwoording van deze uitgangsvraag.[1] Deze review bevat literatuur tot november 2013 en scoort redelijk op de AMSTAR (6/10). Alle RCT’s binnen deze review zijn getoetst aan de selectie-criteria bij de uitgangsvraag. Daarnaast is beoordeeld welke aanvullende RCT’s uit de zoekactie voldeden aan de selectiecriteria. In totaal leverde de literatuursearch vier RCT’s op (n = 410).[2-5]

Zie de flowchart voor een totaaloverzicht van de systematische literatuurstudie.

Systematische literatuurstudie naar de effectiviteit van postoperatieve oefentherapie na gewrichtsvervanging vanwege heupartrose.

Beschrijving studies (n = 4 RCT’s)

In de studies werden mannelijke en vrouwelijke patiënten geïncludeerd met artrose van de heup die een unilaterale totale heupoperatie hadden ondergaan. De oefentherapeutische interventies bestonden uit een combinatie van oefeningen gericht op verbetering van de mobiliteit, spierkracht en/of het uithoudingsvermogen. In één studie kregen de patiënten zowel ‘water-based’ als ‘land-based’ oefentherapeutische interventies, 3 keer per week gedurende 6 weken en onder begeleiding van een fysiotherapeut.[3] In de overige drie studies was de interventie ‘land-based’ oefentherapie die deels onder begeleiding van een fysiotherapeut plaatsvond en deels middels een oefenschema voor thuis. De frequentie varieerde van 2 tot 7 keer per week (mediaan 3 keer per week), en de duur varieerde van 1 tot 8 weken (mediaan 3 weken). Follow-up varieerde van 2 tot 104 weken na de operatie.

 

Kwaliteit van bewijs

Uitkomstmaat ‘fysiek functioneren’ (door de patiënt gerapporteerde uitkomsten; 4 RCT’s; n = 410). Er is sprake van een lage risk of bias (RoB), dus er vindt geen afwaardering plaats op basis van design. Ook op de andere onderdelen was er geen afwaardering nodig. De kwaliteit van bewijs wordt op basis van GRADE als ‘hoog’ beoordeeld.

Methodologische kwaliteit van de geïncludeerde studies.

Effectiviteit

Uitkomstmaat ‘fysiek functioneren’ (door de patiënt gerapporteerde uitkomsten; 4 RCT’s; n = 410). Direct na de interventie is er sprake van een matig effect (SMD = 0,37; 95%-BI = 0,17 tot 0,56) van postoperatieve oefentherapie op het functioneren van patiënten die een gewrichtsvervangende operatie ondergaan vanwege heupartrose. 

Evidencetabel effectiviteit oefentherapie bij heupartrose in de preoperatieve fase.

Aantal studiesGRADEAantal patiëntenEffectschattingdKwaliteit van bewijs
DesignaInconsistentiebIndirectheidOnnauwkeurigheidcOverigInterventieControle

Fysiek functioneren – post intervention
alle, n = 4laag RoBnee, I2 = 0%neenee, n = 410nee204206
SMD = 0,37 (95%-BI = 0,17 tot 0,56)
hoog
a Laag risico op bias (RoB): randomisatie adequaat + allocation concealed + intention to treat (ITT); hoog RoB: < 3 items laag risico; matig RoB: overige. b I2 > 40%; c Dichotome uitkomstmaat populatie (n > 300); continue uitkomstmaat populatie (n > 400); d Positief: effect is in het voordeel van oefentherapie.
SMD = standardized mean difference.

Voor het bepalen van de formulering (richting en sterkte) van aanbevelingen zijn, naast de conclusie uit de wetenschappelijke literatuur, ook aanvullende overwegingen (o.a. waarden/voorkeuren van de patiënt, toepasbaarheid in de praktijk) meegenomen. Hiervoor is de ‘Evidence to decision’ methode van GRADE gevolgd en het bestaande ‘GRADE Evidence to decision’ formulier in het Nederlands vertaald. Dit formulier is door de werkgroep tijdens een werkgroepvergadering ingevuld, waarna de formulering van de aanbeveling is bepaald. 

Evidence to decision formulier.

1. Lowe CJ, Davies L, Sackley CM, Barker KL. Effectiveness of land-based physiotherapy exercise following hospital discharge following hip arthroplasty for osteoarthritis: an updated systematic review. Physiotherapy. 2015 Sep;101(3):252-65.

4. Liebs TR, Herzberg W, Rüther W, Haasters J, Russlies M, Hassenpflug J. Ergometer cycling after hip or knee replacement surgery: a randomized controlled trial. J Bone Joint Surg Am. 2010 Apr;92(4):814-22.

5. Umpierres CS, Ribeiro TA, Marchisio ÂE, Galvão L, Borges ÍN, Macedo CA, Galia CR. Rehabilitation following total hip arthroplasty evaluation over short follow-up time: randomized clinical trial. J Rehabil Res Dev. 2014;51(10):1567-78.

C.2.4 Postoperatieve fase na gewrichtsvervanging vanwege knieartrose

Aanbeveling Overweeg in de postoperatieve fase bij gewrichtsvervanging vanwege knieartrose oefentherapie bij een verhoogd risico op vertraagd herstel en/of bij complicaties. Volg daarbij de FITT-factoren.

Aanbeveling Overweeg om oefentherapie in de postoperatieve fase te beperken tot het aanleren (en monitoren op de uitvoering) van oefeningen die de patiënt zelfstandig uitvoert, als het risico op vertraagd postoperatief herstel niet is verhoogd en er geen postoperatieve complicaties zijn.

Toelichting

Noot 17. Postoperatieve oefentherapie na gewrichtsvervanging vanwege knieartrose

Uitgangsvraag

Wordt oefentherapie na afloop van een gewrichtsvervangende operatie vanwege knieartrose aanbevolen?


Deze uitgangsvraag is beantwoord door middel van een systematisch literatuuronderzoek. De conclusie is gebaseerd op zeven RCT’s.[2-8]

Conclusie vanuit de literatuurstudie

Uitkomstmaat ‘fysiek functioneren’ (door de patiënt gerapporteerde uitkomsten). Er bestaat een klein effect op fysiek functioneren van oefentherapie in de postoperatieve fase bij patiënten die een gewrichtsvervangende operatie hebben ondergaan vanwege knieartrose vergeleken met geen oefentherapie in de postoperatieve fase. De kwaliteit van het bewijs is hoog.

Van bewijs naar aanbeveling

Er is bewijs van hoge kwaliteit dat oefentherapie effectief is in het verbeteren van fysiek functioneren (klein effect). Op basis van de hoge waarschijnlijkheid voor slechts een klein effect, de beperkte neveneffecten en de waarschijnlijk geachte aanvaardbaarheid van de therapie, is de werkgroep van mening dat de interventie overwogen kan worden bij specifieke patiënten (‘overweeg om toe te passen’).

Aanbeveling

Overweeg in de postoperatieve fase bij gewrichtsvervanging vanwege knieartrose oefentherapie bij een verhoogd risico op vertraagd herstel en/of bij postoperatieve complicaties. Volg daarbij de FITT-factoren.

Overweeg om oefentherapie in de postoperatieve fase te beperken tot het aanleren (en monitoren op de uitvoering) van oefeningen die de patiënt zelfstandig uitvoert, als het risico op vertraagd postoperatief herstel niet is verhoogd en er geen postoperatieve complicaties zijn.

Complete uitgangsvraag volgens PICO

Worden oefentherapeutische interventies in de postoperatieve zorg (I), vergeleken met geen oefentherapie (C), aanbevolen voor de behandeling van patiënten die een gewrichtsvervangende operatie ondergaan vanwege knieartrose (P) ter verbetering van fysiek functioneren (O)?

 

Zoekstrategie

Er is door het KNGF op 19 december 2016 een zoekactie uitgevoerd in PubMed, EMBASE, Web of Science, Cochrane Library, CENTRAL, EmCare en CINAHL, naar samenvattingen van de literatuur (i.e. systematische reviews; SR’s) en randomised controlled trials (RCT’s) met betrekking tot de effectiviteit van postoperatieve oefentherapie vs. geen postoperatieve oefentherapie bij patiënten die een gewrichtsvervangende operatie ondergingen vanwege knieartrose. 

Type studieRCT’s
Type patiëntvolwassenen met een klinische diagnose artrose die een gewrichtsvervangende operatie ondergaan vanwege knieartrose*
Type interventieelke vorm van oefentherapie (onafhankelijk van frequentie, intensiteit, type, duur en vorm)
Type vergelijkinggeen oefentherapie
Type uitkomstfysiek functioneren (door de patiënt gerapporteerde uitkomsten)
* Om reden van efficiëntie zijn de searches voor heup en knie gezamenlijk gestart en vervolgens afzonderlijk afgerond.
RCT = randomised controlled trial.
Selectiecriteria systematische review
Zoekdatum19 december 2016
Geraadpleegde databasesPubMed, EMBASE, Web of Science, Cochrane Library, CENTRAL, EmCare, CINAHL.
Algemene zoektermen*((“hip osteoarthritis”[tw] OR “knee osteoarthritis”[tw] OR “Osteoarthritis, Knee”[MeSH] OR “Osteoarthritis, Hip”[mesh] OR ((“Osteoarthritis”[Mesh] OR “osteoarthritis”[tw] OR osteoarthrit[tw] OR “osteoarthrosis”[tw] OR osteoarthro[tw] OR “degenerative arthritis”[tw] OR degenerative arthriti[tw] OR “osteoarthrosis deformans”[tw]) AND (“Knee”[Mesh] OR “knee”[tw] OR “knees”[tw] OR “Knee Joint”[Mesh] OR “Hip”[Mesh] OR “hip”[tw] OR “hips”[tw] OR “Hip Joint” [Mesh] OR “menisci”[tw] OR “meniscus”[tw] OR menisc[tw] OR “coxa”[tw] OR “coxas”[tw] OR “patellofemoral”[tw] OR “Patella”[Mesh] OR patella[tw])) OR coxarthro[tw] OR gonarthro[tw]) AND (exercis[tw] OR “stretching”[tw] OR “Exercise Therapy”[Mesh] OR “exercise therapy”[tw] OR exercise therap[tw] OR “Continuous Passive Motion Therapy”[tw] OR “Continuous Passive Movement”[tw] OR “CPM Therapy”[tw] OR “Muscle Stretching Exercises”[tw] OR “Muscle Stretching Exercise”[tw] OR “Static Stretching”[tw] OR “Passive Stretching”[tw] OR “StaticPassive Stretching”[tw] OR “Static Passive Stretching”[tw] OR “Isometric Stretching” [tw] OR “Active Stretching”[tw] OR “Static-Active Stretching”[tw] OR “Static Active Stretching”[tw] OR “Ballistic Stretching”[tw] OR “Dynamic Stretching”[tw] OR “PNF Stretching”[tw] OR “Plyometric Exercise”[tw] OR “Plyometric Exercises”[tw] OR Plyometric Drill[tw] OR “Plyometric Drills”[tw] OR “Plyometric Training”[tw] OR “Plyometric Trainings”[tw] OR “Stretch-Shortening Exercise”[tw] OR “Stretch Shortening Exercise”[tw] OR “Stretch-Shortening Exercises”[tw] OR “StretchShortening”[tw] OR “Stretch Shortening”[tw] OR “Stretch-Shortening Drills”[tw] OR “Stretch-Shortening Cycle Exercise”[tw] OR “Stretch Shortening Cycle Exercise”[tw] OR “Stretch-Shortening Cycle Exercises”[tw] OR “Resistance Training”[tw] OR “Strength Training”[tw] OR “Weight-Lifting”[tw] OR “Weight Lifting”[tw] OR “Weight-Bearing”[tw] OR “Weight Bearing”[tw] OR “Exercise”[Mesh] OR “Exercise” [tw] OR “Exercises”[tw] OR “Physical Exercise”[tw] OR “Physical Exercises”[tw] OR “Isometric Exercises”[tw] OR “Isometric Exercise”[tw] OR “Aerobic Exercises”[tw] OR “Aerobic Exercise”[tw] OR “Circuit-Based Exercise”[tw] OR “Cool-Down Exercise”[tw] OR “Cool-Down Exercises”[tw] OR “Physical Conditioning”[tw] OR “Running”[tw] OR “Jogging”[tw] OR “Swimming”[tw] OR “Walking”[tw] OR “Warm-Up Exercise”[tw] OR “Warm-Up Exercises”[tw] OR “Physical Exertion”[Mesh] OR “Physical Exertion”[tw] OR “Physical Effort”[tw] OR “Physical Efforts”[tw] OR “Physical Fitness”[Mesh] OR “Physical Fitness”[tw] OR “Physical Endurance”[mesh] OR “Physical Endurance”[tw] OR “Anaerobic Threshold”[tw] OR “Exercise Tolerance”[tw] OR “Exercise Movement Techniques”[Mesh] OR “Exercise Movement”[tw] OR “Bicycling”[tw] OR “Walking” [tw] OR “Motor Activity”[Mesh] OR “Physical Activity”[tw] OR exertion[tw] OR run[tw] OR jog[tw] OR treadmill[tw] OR swim[tw] OR bicycl[tw] OR cycle[tw] OR cycling[tw] OR walk[tw] OR row[tw] OR rows[tw] OR rowing[tw] OR muscle strength*[tw]) NOT (“Animals”[mesh] NOT “Humans”[mesh]))
*Om reden van efficiëntie zijn de searches voor heup en knie gezamenlijk gestart en vervolgens afzonderlijk afgerond.
Zoektermen
Gevonden literatuur

De literatuursearch leverde 591 systematische literatuurstudies en 1702 RCT’s op. De systematische review van Artz et al. vormt de basis voor beantwoording van deze uitgangsvraag.[1] Deze systematische review omvat literatuur tot februari 2011 en scoort hoog op de AMSTAR (8/10). Alle RCT’s binnen deze review zijn getoetst aan de selectiecriteria bij de uitgangsvraag. Daarnaast is beoordeeld welke aanvullende RCT’s uit de zoekactie voldeden aan de selectiecriteria. In totaal leverde de literatuursearch zeven RCT’s (n = 1015) op.[2-8]

Zie de volgende flowchart voor een totaaloverzicht van de systematische literatuurstudie.

Systematische literatuurstudie naar de effectiviteit van postoperatieve oefentherapie na gewrichtsvervanging vanwege knieartrose.

Beschrijving studies (n = 7 RCT’s)

In de studies werden mannelijke en vrouwelijke patiënten geïncludeerd met artrose van de knie die een unilaterale totale knieoperatie hadden ondergaan. De oefentherapeutische interventies bestonden uit een combinatie van oefeningen gericht op verbetering van de mobiliteit, spierkracht en/of het uithoudingsvermogen. In alle studies was de interventie ‘land-based’ oefentherapie onder begeleiding van een fysiotherapeut. De frequentie varieerde van 1 tot 3 keer per week (mediaan 2 keer per week), en de duur varieerde van 2 tot 12 weken (mediaan 6 weken). Follow-up varieerde van 12 tot 52 weken na de operatie.

 

Kwaliteit van bewijs

Uitkomstmaat ‘fysiek functioneren’ (door de patiënt gerapporteerde uitkomsten; 7 RCT’s; n = 1015). Er is sprake van een lage risk of bias (RoB), dus er vindt geen afwaardering plaats op basis van design. Ook op de andere onderdelen was er geen afwaardering nodig. De kwaliteit van bewijs wordt op basis van GRADE als ‘hoog’ beoordeeld. 

Methodologische kwaliteit van de geïncludeerde studies.

Effectiviteit

Uitkomstmaat ‘fysiek functioneren’ (door de patiënt gerapporteerde uitkomsten; 7 RCT’s; n = 1015). Direct na de interventie is er sprake van een klein effect (SMD = 0,18; 95%-BI = 0,03 tot 0,33) van postoperatieve oefentherapie wat betreft het functioneren van patiënten die een gewrichtsvervangende operatie ondergingen vanwege knieartrose. 

Evidencetabel effectiviteit oefentherapie na een gewrichtsvervangende operatie van de knie

Aantal studiesGRADEAantal patiëntenEffectschattingdKwaliteit van bewijs
DesignaInconsistentiebIndirectheidOnnauwkeurigheidcOverigInterventieControle

Fysiek functioneren – post intervention
alle, n = 7laag RoBnee, I2 = 0%neenee, n = 1015nee508507SMD = 0,18 (95%-BI = 0,03 tot 0,33)redelijk1
a Laag risico op bias (RoB): randomisatie adequaat + allocation concealed + intention to treat (ITT); hoog RoB: < 3 items laag risico; matig RoB: overige. b I2 > 40%; c Dichotome uitkomstmaat populatie (n > 300); continue uitkomstmaat populatie (n > 400); d Positief: effect is in het voordeel van oefentherapie.
1 Afwaardering voor inconsistentie. SMD = standardized mean difference.
Evidence to decision

Voor het bepalen van de formulering (richting en sterkte) van aanbevelingen zijn, naast de conclusie uit de wetenschappelijke literatuur, ook aanvullende overwegingen (o.a. waarden/voorkeuren van de patiënt, toepasbaarheid in de praktijk) meegenomen. Hiervoor is de ‘Evidence to decision’ methode van GRADE gevolgd en het bestaande ‘GRADE Evidence to decision’ formulier in het Nederlands vertaald. Dit formulier is door de werkgroep tijdens een werkgroepvergadering ingevuld, waarna de formulering van de aanbeveling is bepaald. 

Evidence to decision formulier.

1. Artz N, Elvers KT, Lowe CM, et al. Effectiveness of physiotherapy exercise following total knee replacement: systematic review and meta-analysis. BMC Musculoskelet Disord. 2015 Feb 7;16:15.

2. Artz N, Dixon S, Wylde V, Marques E, et al. Comparison of group-based outpatient physiotherapy with usual care after total knee replacement: a feasibility study for a randomized controlled trial. Clin Rehabil. 2017 Apr;31(4):487-99.

4. Fransen M, Nairn L, Bridgett L, et al. Post-acute rehabilitation after total knee replacement: a multicenter randomized clinical trial comparing long-term outcomes. Arthritis Care Res (Hoboken). 2017 Feb;69(2):192-200.

6. Jakobsen TL, Kehlet H, Husted H, et al. Early progressive strength training to enhance recovery after fast-track total knee arthroplasty: a randomized controlled trial. Arthritis Care Res (Hoboken). 2014 Dec;66(12):1856-66.

7. Liebs TR, Herzberg W, Rüther W, et al. Ergometer cycling after hip or knee replacement surgery: a randomized controlled trial. J Bone Joint Surg Am. 2010 Apr;92(4):814-22.

8. Mitchell C, Walker J, Walters S, et al. Costs and effectiveness of pre- and post-operative home physio-therapy for total knee replacement: randomized controlled trial. J Eval Clin Pract. 2005 Jun;11(3):283-92

C.2.5 FITT-factoren


Het is essentieel de begeleide oefentherapie aan te vullen met zelfstandig uitgevoerde oefentherapie, en de begeleide oefentherapie gedurende de behandelperiode af te bouwen.


 

Pas oefentherapie toe met de volgende kenmerken.

Aanbeveling Pas oefentherapie toe volgens de beschreven frequentie, intensiteit, type en tijdsduur (FITT). Hierna staan deze factoren afzonderlijk toegelicht.
 

FREQUENTIE

  • Streef ernaar dat de patiënt bij voorkeur dagelijks, maar minimaal 2 dagen per week (spierversterking/functioneel) tot minimaal 5 dagen per week ten minste 30 minuten per keer (aeroob) oefeningen uitvoert, waarmee tevens voldaan wordt aan de beweegrichtlijn van de Gezondheidsraad.
  • Start met één tot twee keer per week begeleide oefentherapie, aangevuld met zelfstandig uitgevoerde oefeningen en bouw gedurende de behandelperiode de begeleiding af.

INTENSITEIT

  • Streef naar de volgende minimale intensiteit voor spierkracht- en aerobe training:
  • spierkrachttraining: 60-80% van 1 repetition maximum (1RM) (Borg-score 14-17) of 50-60% van 1RM (Borg-score 12-13) voor mensen die niet gewend zijn aan krachttraining, met 2-4 sets van 8-15 herhalingen met 30-60 sec. pauze tussen de sets door;
  • aerobe training: > 60% van maximale hartfrequentie (Borg-score 14-17) of 40-60% van de maximale hartfrequentie (Borg-score 12-13) voor mensen die niet gewend zijn aan aerobe training.
  • Zorg voor een geleidelijke opbouw in intensiteit gedurende het programma en volg hierin de volgende trainingsprincipes:
  • Laat de training voorafgaan door een warming-up en eindigen met een coolingdown.
  • Bepaal de startintensiteit van de krachttraining en monitor de intensiteit gedurende de behandeling met behulp van de 1RM-submaximaaltest.
  • Bepaal de startintensiteit van de aerobe training en monitor de intensiteit gedurende de behandeling met behulp van hartfrequentie en/of BORG-score.
  • Bouw de intensiteit van de training geleidelijk (d.w.z. 1 keer per week) op tot het maximale niveau dat mogelijk is voor de patiënt.
  • Verlaag de intensiteit van de volgende training, indien pijnklachten in het gewricht toenemen na de training en langer dan 2 uur aanhouden.
  • Start met een korte periode van 10 minuten (of minder indien nodig) bij aerobe oefeningen, bij patiënten die ongetraind zijn en/of beperkt zijn door gewrichtspijn en -mobiliteit.
  • Bied alternatieve oefeningen aan, waarbij dezelfde spiergroepen en energiesystemen worden gebruikt, indien de oefening leidt tot toename in gewrichtspijn.
  • Maak bij het aanpassen van de trainingsintensiteit gebruik van variatie in sets en herhalingen (kracht), intensiteit, duur van de sessie of oefening, soort oefening en rustpauzes en bepaal de aanpassing in samenspraak met de patiënt.

TYPE

Bied een combinatie van spierkrachttraining, aerobe training en functionele training.

 

Spierkrachttraining

  • Kies voor oefeningen primair gericht op de grote spiergroepen rondom het knie- en heupgewricht (met name knie-extensoren, heupabductoren en knieflexoren).
  • Laat deze oefeningen uitvoeren voor beide benen (zowel voor unilaterale als bilaterale artrose).
  • Oefeningen met grote mechanische kniebelasting (bijv. het leg extension apparaat) worden bij voorkeur vermeden bij knie-artrose en na een gewrichtsvervangende operatie van de knie. 

Aerobe training

  • Kies voor activiteiten met relatief lage gewrichtsbelasting, zoals lopen, fietsen, zwemmen, roeien en crosstrainer.

Functionele training

  • Kies voor (onderdelen van) activiteiten die in het dagelijks leven van de patiënt als belemmerend worden ervaren (bijv. lopen, traplopen, gaan zitten en opstaan uit een stoel).

Let op

  • Richt je binnen één behandelsessie primair (ten minste 75% van behandeltijd) op één type training: spierkracht- of aerobe training voor een optimaal behandelresultaat en instrueer de patiënt om het trainingstype waar tijdens de behandelsessie niet primair op is gericht zelfstandig uit te voeren. Binnen zowel spierkracht- als aerobe training wordt een combinatie gemaakt van functionele oefeningen (met bijvoorbeeld het eigen lichaamsgewicht) en oefeningen met apparaten.
  • Overweeg om specifieke balans en/of coördinatie/neuromusculaire training aan te bieden als aanvulling op de oefentherapie, indien er verstoringen in balans- en/of coördinatie/neuromusculaire controle aanwezig zijn die het functioneren van de patiënt belemmeren.
  • Overweeg om (actieve) range-of-motion- of spierrekkingsoefeningen aan te bieden als aanvulling op de oefentherapie, indien er spierverkortingen en/of reversibele mobiliteitsbeperkingen van het gewricht aanwezig zijn die het functioneren van de patiënt belemmeren.

TIJDSDUUR

  • Streef naar een behandelperiode tussen de acht en twaalf weken, aangevuld met een of enkele follow-upsessies na afronding van deze behandelperiode (bijv. 3 en 6 maanden na afloop van de behandelperiode), om therapietrouw te stimuleren.
  • Stimuleer de patiënt om na de behandelperiode zelfstandig te blijven oefenen.

Aandachtspunten bij specifieke indicaties

[zie module B.5]

 

Specifiek bij indicatie 1, kortdurende oefen- en beweeginstructie

Pas geen begeleide oefentherapie toe, maar geef uitsluitend instructies over zelfstandig oefenen en monitor de juiste uitvoering van de oefeningen, in combinatie met voorlichting/advies en een beweegplan. Streef naar maximaal 3 sessies, verspreid over de behandelperiode (8-12 weken).

 

Specifiek bij indicatie 2, kortdurende begeleiding bij oefenen en lichamelijke activiteit

Volg de algemene FITT-factoren (geen aanpassingen noodzakelijk).

 

Specifiek bij indicatie 3, langdurige begeleiding bij het oefenen en bewegen

Volg de algemene FITT-factoren, maar pas deze als volgt aan:

  • Verleng de tijdsduur tussen de start en de afronding van de behandeling naar 16-24 weken voor een rustigere opbouw in volume en intensiteit.
  • Aanpassingen bij patiënten met comorbiditeit die invloed heeft op het fysiek functioneren en op de oefentherapie, staan beschreven in module C.2.6.
  • Aanpassingen bij patiënten met inadequate pijncoping staan beschreven in module C.2.7.

Specifiek voor indicatie 4, preoperatieve oefentherapie voorafgaand aan een gewrichtsvervangende operatie

Volg de algemene FITT-factoren, maar pas deze als volgt aan:

  • Vul de oefentherapie aan met instructies en oefeningen die zijn gericht op het aanleren van het gebruik van een loophulpmiddel (incl. training van de bovenste extremiteiten indien noodzakelijk voor het gebruik van een loophulpmiddel).
  • Stem de frequentie en tijdsduur van de oefentherapie af op de periode die nog beschikbaar is tot de operatie.

Specifiek voor indicatie 4, postoperatieve fase na een gewrichtsvervangende operatie

Volg de algemene FITT-factoren, maar pas deze als volgt aan:

Postoperatieve, klinische fase:

  • Richt de oefentherapie op het zelfstandig en veilig uitvoeren van transfers, zoals opstaan uit bed, gaan opstaan en zitten vanaf een stoel, toiletbezoek, lopen (met loophulpmiddel), en indien nodig traplopen (met loophulpmiddel) en oefeningen ter bevordering van de actieve range of motion in geval van een gewrichtsvervangende operatie van de knie.

Postoperatieve, postklinische fase:

  • Richt de oefentherapie op dezelfde type trainingen als in de conservatieve fase, maar leg nu meer nadruk op:
  • functionele training (transfers, lopen en traplopen, gebruik van loophulpmiddel);
  • balanstraining (statische en dynamische balans);
  • (geleid) actieve range-of-motiontraining (bij een gewrichtsvervangende operatie van de knie).
  • Hanteer de (minimale) door de behandelend orthopedisch chirurg voorgeschreven leefregels ten aanzien van gewrichtsbelasting en -mobiliteit.
  • Stem de FITT-factoren af op de individuele patiënt, waarbij rekening gehouden wordt met de aanwezigheid van risicofactoren voor een vertraagd herstel, het wondherstel, eventuele hechtingen in de eerste twee weken na operatie, en de signalen die kunnen wijzen op een verminderde belastbaarheid van het gewricht (toenemende pijnklachten, niet afnemende zwelling).
  • Houd bij de frequentie en tijdsduur van de oefentherapie er rekening mee dat het postoperatief beloop sterk varieert tussen individuele patiënten.
  • Bouw het gebruik van een loophulpmiddel na zes weken af, of eerder indien mogelijk en/of afhankelijk van het type operatie (bij voorkeur in overleg met de behandelend orthopedisch chirurg).
  • Neem contact op met de behandelend orthopedisch chirurg en/of de huisarts, indien er sprake lijkt te zijn van stagnatie in het herstelproces  en/of (ernstige) complicaties van de operatie (zie module B.5).

 

Toelichting

Noot 18. FITT-factoren
FREQUENTIE

Uitgangsvraag

Welke frequentie (aantal sessies per week) van oefentherapie wordt aanbevolen voor de behandeling van mensen met heup- en/of knieartrose?

Deze uitgangsvraag is beantwoord door gebruik te maken van de eerder geïncludeerde systematische literatuurstudie over de effectiviteit van oefentherapie in de conservatieve fase bij heup- en knieartrose.[1]

 

Conclusie vanuit de literatuurstudie

In studies bij heup- en/of knieartrose wordt gesuperviseerde oefentherapie 1 tot 3 keer per week aangeboden (mediaan: 1 keer per week), met een duur per sessie van 30-90 minuten (mediaan: 60 minuten). Het is nog onduidelijk welke frequentie van oefentherapie het meest effectief is bij mensen met heup- en/of knieartrose, maar de effectschattingen van oefentherapie op fysiek functioneren lijken groter te worden naarmate de frequentie (sessies per week) toeneemt, bij zowel heup- als knieartrose.

 

Overige overwegingen

De American College of Sports Medicine (ACSM) beveelt specifiek voor mensen met reumatische aandoeningen de volgende minimale trainingsfrequentie aan:[1]

  • minimaal 2-3 dagen per week spierversterkende oefeningen
  • minimaal 5 dagen per week ten minste 30 minuten per keer aerobe oefeningen.

De Gezondheidsraad beveelt voor volwassenen en ouderen de volgende trainingsfrequentie aan:[2]

  • minimaal tweemaal per week spier- en botversterkende activiteiten, voor ouderen gecombineerd met balansoefeningen
  • minimaal 150 minuten per week matig intensieve inspanning, verspreid over diverse dagen.
Aanbeveling

Pas oefentherapie toe volgens de beschreven kenmerken ten aanzien van frequentie. 

 

Intensiteit

Uitgangsvraag

Welke intensiteit van oefentherapie wordt aanbevolen voor de behandeling van mensen met heup- en/of knieartrose?

De uitgangsvraag is beantwoord door middel van een systematisch literatuuronderzoek. De conclusie is gebaseerd op twee RCT’s.[2,3]

 

Conclusie vanuit de literatuurstudie

Het is nog onduidelijk welke intensiteit van oefentherapie het meest effectief is bij mensen met heup- en/of knieartrose. Zowel laag-tot-matig intensieve als hoog intensieve oefentherapie is effectief in het verbeteren van fysiek functioneren bij mensen met knieartrose, waarbij hoog intensieve oefentherapie geen groter effect lijkt te hebben op het fysiek functioneren bij mensen met knieartrose in vergelijking tot laag-tot-matig intensieve oefentherapie. Voor mensen met heupartrose is dit nog onbekend.

 

Overige overwegingen

Hoewel de wetenschappelijke onderbouwing uitsluitend betrekking heeft op knieartrose, is de werkgroep van mening dat deze conclusies overgenomen kunnen worden voor heupartrose.

De ACSM beveelt specifiek voor mensen met reumatische aandoeningen de volgende minimale trainingsintensiteit aan: minimaal 60-80% van 1RM (of 50-60% van 1RM voor mensen die niet gewend zijn aan krachttraining), met 2-4 sets van 8-15 herhalingen en 30-60 seconden pauze tussen de sets voor spierversterkende oefeningen; minimaal 60% van de maximale hartfrequentie (of 40-60% van de maximale hartfrequentie voor mensen die niet gewend zijn aan aerobe training) voor aerobe oefeningen. Daarnaast heeft de ACSM een aantal algemene trainingsprincipes voor mensen met heup- en/of knieartrose beschreven.[4]

 

Aanbeveling

Pas oefentherapie toe volgens de beschreven kenmerken ten aanzien van intensiteit. 

 

Type

Uitgangsvraag

Welk type (oefeningen) van oefentherapie wordt aanbevolen voor de behandeling van mensen met heup- en/of knieartrose?

Deze uitgangsvraag is beantwoord door middel van een systematisch literatuuronderzoek. De conclusie is gebaseerd op de meest recente systematische review.[5]

 

Conclusie vanuit de literatuurstudie

Het is nog onduidelijk welk(e) (combinatie van) type oefentherapie het meest effectief is bij mensen met heup- en/of knieartrose. Zowel oefentherapie gericht op spierkracht, aeroob vermogen, of functionele activiteiten (incl. loop-, balans- en coördinatietraining), als combinaties hiervan zijn effectief in het verbeteren van fysiek functioneren bij mensen met knieartrose. Oefentherapie die zich binnen één behandelsessie primair >75% van behandeltijd) richt op één type training (spierkracht- of aerobe training) is mogelijk effectiever dan oefentherapie die zich binnen één behandelsessie richt op meerdere typen training.

 

Overige overwegingen

Hoewel de wetenschappelijke onderbouwing uitsluitend betrekking heeft op knieartrose, is de werkgroep van mening dat deze conclusies overgenomen kunnen worden voor heupartrose.

De ACSM beveelt specifiek voor mensen met reumatische aandoeningen aan om range-of-motionoefeningen uit te voeren.[6] Westby et al. geven aanbevelingen over het type oefentherapie dat toegepast kan worden bij patiënten in de pre- en postoperatieve fase na een gewrichtsvervangende operatie van de heup en/of knie.[7]

 

Aanbeveling

Pas oefentherapie toe volgens de beschreven kenmerken ten aanzien van type oefeningen.

 

Tijdsduur

Uitgangsvraag

Welke tijdsduur (weken) van oefentherapie wordt aanbevolen voor de behandeling van mensen met heup- en/of knieartrose?

Deze uitgangsvraag is beantwoord door gebruik te maken van de eerder geïncludeerde systematische literatuurstudie over de effectiviteit van oefentherapie in de conservatieve fase bij heup- en knieartrose.[1]

 

Conclusie vanuit de literatuurstudie

In de meerderheid van de studies uit het rapport van Verhagen et al. heeft oefentherapie een duur van 8 tot 12 weken. Het is nog onduidelijk welke duur van de oefentherapie het meest effectief is bij mensen met heup- en/of knieartrose. Kortdurende oefentherapie (tot en met 12 weken) is effectief in het verbeteren van fysiek functioneren van mensen met heup- en/of knieartrose. De effecten van langdurende oefentherapie (langer dan 12 weken) op het fysiek functioneren van mensen met heup- en/of knieartrose zijn onvoldoende onderzocht om een uitspraak over te doen. De effecten van oefentherapie blijven mogelijk beter behouden voor de langere termijn door het aanbieden van aanvullende terugkomsessies in de follow-upperiode na afronding van de behandeling.[1]

 

Aanbeveling

Pas oefentherapie toe volgens de beschreven kenmerken ten aanzien van tijdsduur. 

Noot 18. FITT-factoren
FREQUENTIE

Complete uitgangsvraag volgens PICO
Wordt een specifieke frequentie (aantal sessies per week) van oefentherapeutische interventies (I), vergeleken met een andere frequentie van oefentherapeutische interventies (C), aanbevolen voor de behandeling van patiënten met heup- en/of knieartrose (P) ter verbetering van het fysiek functioneren (O)?

 

Zoekstrategie

Er is door het KNGF op 19 december 2016 een zoekactie uitgevoerd in PubMed, EMBASE, Web of Science, Cochrane Library, CENTRAL, EmCare en CINAHL, naar samenvattingen van de literatuur (i.e. systematische reviews; SR’s) en randomised controlled trials (RCT’s) met betrekking tot het verschil in effectiviteit van ‘laag frequent’ (1 keer per week), ‘medium frequent’ (2 keer per week) en ‘hoog frequent’ oefentherapie (3 keer per week) in de conservatieve fase bij patiënten met heup- en/of knieartrose. Deze zoekactie leverde 591 SR’s en 1702 RCT’s op, maar bevatte geen studies voor de beantwoording van de uitgangsvraag over frequentie.

In het najaar van 2016 heeft het Erasmus Medisch Centrum (MC) Rotterdam in opdracht van Zorginstituut Nederland een systematische literatuurstudie uitgevoerd naar de effectiviteit van oefentherapie bij heup- en/of knieartrose.[1] Deze systematische literatuurstudie omvatte literatuur tot augustus 2016. In overleg met het Erasmus MC en Zorginstituut Nederland zijn voor bovenstaande uitgangsvraag de geselecteerde studies van deze systematische literatuurstudie gebruikt om een aanvullende analyse uit te voeren naar het verschil in effectiviteit van ‘laagfrequent’ (1 keer per week), ‘mediumfrequent’ (2 keer per week) en ‘hoogfrequent’ oefentherapie (3 keer per week) in de conservatieve fase bij patiënten met heup- en/of knieartrose.

 

Gevonden literatuur

De literatuursearch van het Erasmus MC leverde 2420 studies op, waarvan 15 RCT’s (n = 1402) voldeden aan de selectiecriteria bij de uitgangsvraag over conservatieve oefentherapie bij heupartrose en 52 RCT’s (n = 6863) over conservatieve oefentherapie bij knieartrose.[1]

 

Beschrijving studies (n = 15 RCT’s voor heupartrose; n = 52 RCT’s voor knieartrose)

Alle studies met interventies voor heupartrose evalueren oefentherapie met een frequentie van 1 tot 3 keer per week, waarbij 8 studies een interventie aanboden met een frequentie van 1 keer per week, 3 studies met een frequentie van 2 per week, en 1 studie met een frequentie van 3 keer per week.[1]

Alle studies met interventies voor knieartrose evalueren oefentherapie met een frequentie van 1 tot 3 keer per week, waarbij 15 studies een interventie aanboden met een frequentie van 1 keer per week, 11 studies met een frequentie van 2 per week, en 21 studies met een frequentie van 3 keer per week.[1]

 

Kwaliteit van bewijs en effectiviteit
  • Uitkomstmaat ‘fysiek functioneren’ bij heupartrose (door de patiënt gerapporteerde uitkomsten; 15 RCT’s; n = 1402). Effectschattingen (SMD) voor ‘laagfrequente’ oefentherapie direct na de interventie is -0,23 (95%-BI = -0,45 tot -0,0), wat lager is dan de overall effectschattingen (-0,32; 95%-BI = -0,52 tot -0,13). De kwaliteit van het bewijs is redelijk (afwaardering voor inconsistentie). Effectschattingen (SMD) voor ‘medium frequente’ oefentherapie direct na de interventie is -0,63 (95%-BI = -1,01; -0,24), wat een hoger is dan de overall effectschattingen (-0,32; 95%-BI = -0,52 tot -0,13). De kwaliteit van het bewijs is laag (afwaardering voor inconsistentie en onnauwkeurigheid).
  • Uitkomstmaat ‘fysiek functioneren’ bij knieartrose (door de patiënt gerapporteerde uitkomsten; 52 RCT’s; n = 6863). Effectschattingen (SMD) voor ‘laagfrequente’ oefentherapie direct na de interventie is -0,39 (95%-BI = -0,64 tot -0,13), wat kleiner is dan de overall effectschattingen. De kwaliteit van het bewijs is redelijk (afwaardering voor inconsistentie). De effectschattingen (SMD) voor ‘mediumfrequente’ oefentherapie direct na de interventie is -0,44 (95%-BI = -0,61 tot -0,26), wat overeenkomt met de overall effectschattingen van -0,48 (95%-BI = -0,61 tot -0,33). De kwaliteit van het bewijs is hoog. Effectschattingen (SMD) voor ‘hoogfrequente’ oefentherapie direct na de interventie is -0,56 (95%-BI = -0,75 tot -0,37), wat hoger is dan de overall effectschattingen (-0,48; 95%-BI = -0,61 tot -0,33). De kwaliteit van het bewijs is redelijk (afwaardering voor inconsistentie).
Overige overwegingen

Er zijn aanvullende bronnen gebruikt om de aanbeveling te formuleren ten aanzien van de frequentie van oefentherapie, namelijk: de ‘ACSM’s Guidelines for Exercise Testing and Prescription’ van de ‘American College of Sports Medicine’ (ACSM)[2] en de ‘Beweegrichtlijn 2017’[3] van de Gezondheidsraad ten aanzien van de minimale frequentie voor het uitvoeren van oefeningen door de patiënt.

De ACSM beveelt specifiek voor mensen met reumatische aandoeningen de volgende minimale trainingsfrequentie aan:

  • minimaal 2 tot 3 dagen per week spierversterkende oefeningen;
  • minimaal 5 dagen per week ten minste 30 minuten per keer aerobe oefeningen.

De Gezondheidsraad beveelt voor volwassenen en ouderen de volgende trainingsfrequentie aan:

  • minimaal tweemaal per week spier- en botversterkende activiteiten, voor ouderen gecombineerd met balansoefeningen;
  • minimaal 150 minuten per week matig-intensieve inspanning, verspreid over diverse dagen.

 

INTENSITEIT

Complete uitgangsvraag volgens PICO
Wordt een specifieke intensiteit (bijv. hoogintensief) van oefentherapeutische interventies (I), vergeleken met een andere intensiteit (bijv. laag- tot matig-intensief) van oefentherapeutische interventies (C), aanbevolen voor de behandeling van patiënten met heup- en/of knieartrose (P) ter verbetering van het fysiek functioneren (O)?

 

Zoekstrategie

Er is door het KNGF op 19 december 2016 een zoekactie uitgevoerd in PubMed, EMBASE, Web of Science, Cochrane Library, CENTRAL, EmCare en CINAHL, naar samenvattingen van de literatuur (i.e. systematische reviews; SR’s) en randomised controlled trials (RCT’s) naar het verschil in effectiviteit van hoogintensieve en laag- tot matig-intensieve oefentherapeutische interventies in de conservatieve fase bij patiënten met heup- en/of knieartrose. Deze zoekactie leverde 591 SR’s en 1702 RCT’s op.

 

Gevonden literatuur

Alleen de SR van Regnaux et al. voldeed aan de selectiecriteria.[4] De werkgroep heeft besloten om de resultaten uit deze review te gebruiken voor de beantwoording van de uitgangsvraag. De review omvat literatuur tot juni 2014.[4] Ten aanzien van de effectiviteit van de interventies voor heupartrose bleek geen van de zes RCT’s te voldoen aan de selectiecriteria. Ten aanzien van de effectiviteit van de interventies voor knieartrose voldeden 2 RCT’s (n = 113) wel aan de selectiecriteria.[5,6]

 

Omschrijving studies (n = 2 RCT’s)

In de studies werden mannelijke en vrouwelijke patiënten geïncludeerd met artrose aan de knie. De oefentherapeutische interventies bestonden uit een combinatie van oefeningen gericht op verbetering van de mobiliteit, spierkracht en/of uithoudingsvermogen. In beide studies was de interventie ‘land-based’ oefentherapie onder begeleiding van een fysiotherapeut, met een frequentie van 3 sessies per week, gedurende 8 tot 24 weken. In de studie van Jan et al. werd oefentherapie met een intensiteit van 60% van het 1RM met een progressie van 5% per 2 weken met 3 sets van 8 herhalingen per oefening, vergeleken met oefentherapie met een intensiteit van 10% van het 1RM met een progressie van 5% per 2 weken met 10 sets van 15 herhalingen per oefening.[5] In de studie van Foroughi et al. werd oefentherapie met een intensiteit van 80% van de maximale individuele spierkracht met een progressie in de weerstand van 3% per sessie vergeleken met oefentherapie met minimale weerstand zonder progressie.[6]

 

Kwaliteit van bewijs en effectiviteit

Uitkomstmaat ‘fysiek functioneren’ bij knieartrose (door de patiënt gerapporteerde uitkomsten; 2 RCT’s; n = 113). Er is geen significant verschil in effect (SMD = 0,18 (95%-BI = -0,19 tot 0,55)) tussen hoogintensieve en laag- tot matig-intensieve oefentherapeutische interventies direct na de interventie. De kwaliteit van het bewijs is laag (afwaardering voor design en onnauwkeurigheid).

 

Overige overwegingen

Er is een aanvullende bron gebruikt om de aanbeveling te formuleren ten aanzien van intensiteit van oefentherapie. Omdat er geen bewijs is gevonden voor de optimale intensiteit van oefentherapie heeft de werkgroep besloten om de minimale trainingsintensiteit over te nemen van de ‘American College of Sports Medicine’ (ACSM):[2]

  • spierkrachttraining: 60-80% van 1RM (Borg-score 14-17) (of 50-60% van 1RM (Borg-score 12-13) voor mensen die niet gewend zijn aan krachttraining) met 2-4 sets van 8-15 herhalingen met 30-60 sec. pauze tussen sets door;
  • aerobe training: > 60% van maximale hartfrequentie (Borg-score 14-17) (of 40-60% van maximale hartfrequentie (Borg-score 12-13) voor mensen die niet gewend zijn aan aerobe training).
TYPE

Complete uitgangsvraag volgens PICO
Wordt een specifiek type oefentherapeutische interventies (bijv. spierkrachttraining, aerobe training) (I), vergeleken met een ander type oefentherapeutische interventies (C), aanbevolen voor de behandeling van patiënten met heup- en/of knieartrose (P) ter verbetering van het fysiek functioneren (O)?

 

Zoekstrategie

Er is door het KNGF op 19 december 2016 een zoekactie uitgevoerd in PubMed, EMBASE, Web of Science, Cochrane Library, CENTRAL, EmCare en CINAHL, naar samenvattingen van de literatuur (i.e. systematische literatuurstudies; SR’s) en randomised controlled trials (RCT’s) met betrekking tot de effectiviteit van een specifiek type oefeningen (bijv. spierkrachttraining, aerobe training) bij heup- en/of knieartrose. Dit leverde 591 SR’s en 1702 RCT’s op, waarvan alleen de SR van Juhl et al. voldeed aan de selectiecriteria ten aanzien van knieartrose, maar niet ten aanzien van heupartrose.[7] De werkgroep heeft echter besloten om de resultaten uit deze review te gebruiken voor de beantwoording van deze uitgangsvraag voor zowel heup- als knieartrose.

 

Gevonden literatuur

De review van Juhl et al. bestond uit 35 RCT’s (n = 2732) met als uitkomstmaat fysiek functioneren.[7]

 

Omschrijving studies (n = 35 RCT’s)

In de studies werden mannelijke en vrouwelijke patiënten geïncludeerd met artrose van de knie. Alle studies evalueren oefentherapie bestaande uit oefeningen gericht op verbetering van spierkracht (spierkrachttraining), uithoudingsvermogen (aerobe training) of functionele activiteiten van het been (functionele training), of een combinatie hiervan. De duur van de interventies varieerden van 4 weken tot 18 maanden, met een frequentie van 1 tot 5 keer per week.

 

Kwaliteit van bewijs en effectiviteit

Uitkomstmaat ‘fysiek functioneren’ (door de patiënt gerapporteerde uitkomsten; 35 RCT’s; n = 2732). De gepoolde effectschatting (SMD) voor oefentherapie (ongeacht type) direct na de interventie was 0,49 (95%-BI = 0,35 tot 0,63). In de gestratificeerde analyses was de effectschatting (SMD) van oefentherapie met spierkrachttraining 0,60, van oefentherapie met aerobe training 0,56 en van oefentherapie met functionele training 0,56, waarbij er geen significant verschil in effect was tussen deze typen oefentherapie (p = 0,968). Was de oefentherapie binnen een behandelsessie primair (> 75% van de behandeltijd) gericht op 1 type training (spierkracht, uithoudingsvermogen of functionele activiteiten), dan was de effectschatting significant hoger dan wanneer de oefentherapie per behandelsessie gericht was op twee of meer typen training (SMD = 0,58 (95%-BI = 0,40 tot 0,75) vs. SMD = 0,22 (95%-BI = 0,08 tot 0,37); p = 0,002). De kwaliteit van bewijs kon niet bepaald worden, omdat een bestaande review is gebruikt.

 

Overige overwegingen

Er zijn enkele aanvullende bronnen gebruikt om de aanbeveling te formuleren ten aanzien van type oefentherapie. Op basis van de ACSM Guideline is de overweging geformuleerd voor het toepassen van actieve ‘range-of-motion’- of spierrekkingsoefeningen.[2] Daarnaast zijn, op basis van een studie van Westby et al. aanpassingen geformuleerd over het type oefentherapie in de pre- en postoperatieve fase.[8]

 

TIJDSDUUR

Complete uitgangsvraag volgens PICO
Wordt een specifieke tijdsduur van oefentherapeutische interventies (bijv. kortdurend (tot en met 12 weken), langdurend (langer dan 12 weken)) (I), vergeleken met andere tijdsduren van oefentherapeutische interventies (C), aanbevolen voor de behandeling van patiënten met heup- en/of knieartrose (P) ter verbetering van het fysiek functioneren (O)?

 

Zoekstrategie

Er is door het KNGF op 19 december 2016 een zoekactie uitgevoerd in PubMed, EMBASE, Web of Science, Cochrane Library, CENTRAL, EmCare en CINAHL, naar samenvattingen van de literatuur (i.e. systematische reviews; SR’s) en randomised controlled trials (RCT’s) met betrekking tot de effectiviteit van een specifiek type oefeningen (bijv. spierkrachttraining, aerobe training) bij heup- en/of knieartrose. De zoekactie leverde 591 SR’s en 1702 RCT’s op, maar bevatte geen studies voor de beantwoording van de uitgangsvraag over tijdsduur.

In het najaar van 2016 heeft het Erasmus Medisch Centrum (MC) Rotterdam in opdracht van Zorginstituut Nederland een systematische literatuurstudie uitgevoerd naar de effectiviteit van oefentherapie bij heup- en/of knieartrose.[1] De onderzoeksvraag van deze systematische literatuurstudie omvatte ook de subvraag naar verschillen in effectiviteit tussen kortdurende (tot en met 12 weken) en langdurige trainingsinterventies (langer dan 12 weken) bij heupartrose. In overleg met het Erasmus MC Rotterdam en Zorginstituut Nederland zijn de vergaarde resultaten integraal overgenomen voor de beantwoording van bovenstaande uitgangsvraag. De systematische literatuurstudie van het Erasmus MC omvatte literatuur tot augustus 2016.

 

Gevonden literatuur

De literatuursearch van het Erasmus MC leverde 2420 studies op, waarvan 15 RCT’s (n = 1402) voldeden aan de selectiecriteria die gerelateerd zijn aan uitgangsvraag ten aanzien van heupartrose en 52 RCT’s (n = 6863) aan de uitgangsvraag ten aanzien van knieartrose.[1]

 

Omschrijving studies (n = 15 RCT’s voor heupartrose; n = 52 RCT’s voor knieartrose)

In de studies werden mannelijke en vrouwelijke patiënten geïncludeerd met artrose van de heup. De oefentherapeutische interventies bestonden uit een combinatie van oefeningen die waren gericht op verbetering van de mobiliteit, spierkracht en/of uithoudingsvermogen. In 1 studie kregen de patiënten ‘water-based’ oefentherapie (groepsinterventie onder begeleiding van een fysiotherapeut) van 30 minuten per sessie, 2 keer per week gedurende 5 weken. In alle andere studies was de interventie ‘land-based’ oefentherapie onder begeleiding van een fysiotherapeut. De sessies varieerden van 30 tot 90 minuten (mediaan 60 min), met een frequentie van 1 tot 3 keer per week (mediaan 1 keer per week), gedurende 6 tot 12 weken (mediaan 8 weken).

De follow-up varieerde van 1 tot 24 maanden.

Alle studies bij patiënten met heupartrose evalueerden oefentherapie met een duur van 5 tot 12 weken (mediaan 8 weken). Alle studies bij patiënten met knieartrose evalueerden oefentherapie met een duur van 2 tot 52 weken (mediaan 12 weken), waarbij in 6 studies de interventie langer duurde dan 12 weken. Omdat de meetmomenten van deze laatste studies onderling varieerden in de tijd, kan er geen uitspraak worden gedaan over de effectiviteit van langdurige trainingsinterventies.

 

Kwaliteit van bewijs en effectiviteit
  • Uitkomstmaat ‘fysiek functioneren’ bij heupartrose (door de patiënt gerapporteerde uitkomsten; 15 RCT’s; n = 1402). Direct na de interventie is er sprake van redelijke kwaliteit van bewijs (afwaardering voor inconsistentie) voor een matig effect van oefentherapie wat betreft het functioneren van patiënten met heupartrose (SMD = -0,32; 95%-BI = -0,52 tot -0,13). Na 6 maanden is er hoge kwaliteit van bewijs voor een gering effect van oefentherapie (SMD = -0,28; 95%-BI = -0,45 tot -0,10).
  • Uitkomstmaat ‘fysiek functioneren’ bij knieartrose (door de patiënt gerapporteerde uitkomsten; 52 RCT’s; n = 6863). Op alle meetmomenten wordt een redelijk tot groot, statistisch significant effect van kortdurende oefentherapie gevonden. Direct na de interventie is er sprake van lage kwaliteit van bewijs (afwaardering voor design en inconsistentie) voor een groot effect van kortdurende oefentherapie (SMD = -0,51; 95%-BI = -0,65 tot -0,38), en na 6 maanden is er een redelijke kwaliteit van bewijs (afwaardering voor design) voor een gering effect (SMD = -0,28; 95%-BI = -0,42 tot -0,14).
ALGEMEEN

Overige bevindingen uit het literatuuronderzoek, ten aanzien van de toepassing van oefentherapie bij mensen met heup- en/of knieartrose zijn:

  • Zowel land-based als water-based oefentherapie is een effecieve interventie ter verbetering van het fysiek functioneren bij mensen met heup- en/of knieartrose.[1]
  • Zowel oefentherapie in individueel verband als in groepsverband is een effecieve interventie ter verbetering van het fysiek functioneren bij mensen met heup- en/of knieartrose.[1]
  • Zowel volledig gesuperviseerde als deels gesuperviseerde oefentherapie is een effecieve interventie ter verbetering van het fysiek functioneren bij mensen met heup- en/of knieartrose.[1]
  • Het effect van oefentherapie lijkt bij mensen met knieartrose niet beïnvloed te worden door de ernst van de gewrichtsschade, leeftijd, geslacht, body mass index, alignment en pijn.[7]

1. Verhagen A, Reijneveld-van de Vendel E, Teirlinck CH, et al. Effectiviteit oefentherapie voor patiënten met heup- of knieartrose. Eindrapport voor het Zorginstituut Nederland. 2016

3. Beweegrichtlijnen 2017. Beschikbaar via: https://www.gezondheidsraad.nl/documenten/adviezen/2017/08/22/beweegrichtlijnen-2017.

4. Regnaux J et al. High-intensity versus low-intensity physical activity or exercise in people with hip or knee osteoarthritis. Cochrane Database Syst Rev. 2015 Oct 29;(10):CD010203.

5. Jan MH, Lin JJ, Liau JJ, et al. Investigation of clinical effects of high- and low-resistance training for patients with knee osteoarthritis: a randomized controlled trial. Phys Ther. 2008 Apr;88(4):427-36.

6. Foroughi N, Smith RM, Lange AK, et al. Progressive resistance training and dynamic alignment in osteoarthritis: A single-blind randomised controlled trial. Clin Biomech (Bristol, Avon). 2011 Jan;26(1):71-7.

7. Juhl C, Christensen R, Roos EM, et al. Impact of exercise type and dose on pain and disability in knee osteoarthritis: a systematic review and meta-regression analysis of randomized controlled trials. Arthritis Rheumatol. 2014;66(3):622-36.

8. Westby MD, Marshall DA, Jones CA. Development of Quality Indicators for Hip and Knee Arthroplasty Rehabilitation. Osteoarthritis Cartilage. 2018 Mar;26(3):370-382. Epub ahead of print 30 december 2017.

C.2.6 Aanpassingen oefentherapie vanwege comorbiditeit

Bij de besluitvorming voor het al dan niet toepassen van oefen-therapie bij aanwezigheid van comorbiditeit is een beslismodel ontwikkeld. Zie de volgende figuur.

Beslismodel voor het al dan niet toepassen van oefentherapie bij de aanwezigheid van comorbiditeit.

Aanbeveling Indien er aan comorbiditeit gerelateerde absolute contra-indicaties voor oefentherapie aanwezig zijn, pas dan géén oefentherapie toe en verwijs terug naar de huisarts of specialist.

Toevoeging Voorbeelden van contra-indicaties staan in module B.5.1.

Aanbevelng Indien er geen aan comorbiditeit gerelateerde absolute contra-indicaties aanwezig zijn, maar wel comorbiditeit, dient te worden beoordeeld in hoeverre die comorbiditeit invloed heeft op het fysiek functioneren van de patiënt en de oefentherapie.

Toevoeging Indien de behandelend therapeut de invloed van de comorbiditeit niet kan beoordelen vanwege gebrek aan kennis en vaardigheden, wordt advies gevraagd aan een therapeut die deze invloed wel kan beoordelen of aan de huisarts of behandelend specialist. Hierbij geldt de stelregel ‘onbekwaam is onbevoegd’.

Aanbeveling Indien de comorbiditeit invloed heeft op het fysiek functioneren en de toepassing van de oefentherapie (zoals een niet stabiele diabetes mellitus type II die moeilijk met medicatie is in te stellen), pas dan oefentherapie toe met comorbiditeit-specifieke aanpassingen. Hierbij kan bijvoorbeeld het COOA-protocol worden gebruikt. Dit is een protocol waarbij veiligheid met betrekking tot comorbiditeit in acht genomen wordt.

Toevoeging Voor deze aangepaste oefentherapie zijn behalve kennis en vaardigheden met betrekking tot artrose ook specifieke kennis en vaardigheden vereist met betrekking tot deze comorbiditeit(en). Ook hierbij geldt de algemene stelregel ‘onbekwaam is onbevoegd’. Indien bij de behandelend therapeut de benodigde kennis en vaardigheden over de aanwezige comorbiditeit onvoldoende aanwezig zijn, dient de therapeut de patiënt te verwijzen naar een therapeut die hierover wel beschikt.

Aanbeveling Indien de comorbiditeit geen of slechts weinig invloed heeft op het fysiek functioneren en de toepassing van de oefentherapie (zoals een hartritmestoornis die goed is ingesteld op medicatie), pas dan oefentherapie toe waarbij de algemene FITT-factoren als uitgangspunt gelden.

Toelichting

Noot 19. Aanpassingen oefentherapie bij aanwezigheid van comorbiditeit

Uitgangsvraag

Welke aanpassingen binnen de oefentherapie worden aanbevolen voor patiënten met heup- of knieartrose indien er sprake is van een of meer vormen van comorbiditeit die invloed hebben op het fysiek functioneren?

Deze uitgangsvraag is beantwoord door middel van een systematisch literatuuronderzoek. De conclusie is gebaseerd op drie RCT’s.[1-3]

 

Conclusie vanuit de literatuurstudie

Oefentherapie waarin op een systematische manier (volgens het COOA-protocol) aanpassingen worden doorgevoerd bij mensen met knieartrose in combinatie met een comorbiditeit (nl. hartfalen/coronairlijden, COPD, diabetes mellitus type II, hypertensie, obesitas) die invloed heeft op het fysiek functioneren is effectief op het fysiek functioneren en veilig vergeleken met reguliere zorg. De kwaliteit van bewijs is laag.

 

Overige overwegingen
  • Patiënten met heup- en/of knieartrose presenteren zich in de dagelijkse praktijk regelmatig met een combinatie van een of meer vormen van comorbiditeit, een situatie die van invloed kan zijn op de oefentherapie. Voor het bereiken van een optimaal behandelresultaat is het van belang om tijdens de actieve oefentherapie niet alleen rekening te houden met de artrose, maar ook met de comorbiditeit.
  • Als een bepaalde vorm van comorbiditeit aanwezig is die het fysiek functioneren belemmert, dient de behandelend therapeut, behalve over kennis en vaardigheden met betrekking tot artrose, over voldoende kennis en vaardigheden te bezitten, over hoe rekening te houden met deze comorbiditeit bij de behandeling. Indien deze kennis en vaardigheden bij de therapeut niet voldoende aanwezig zijn, dan dient de patiënt naar een therapeut doorverwezen te worden bij wie dit wel het geval is.
Aanbeveling
  • Indien er aan comorbiditeit gerelateerde absolute contra-indicaties voor oefentherapie aanwezig zijn, pas dan géén oefentherapie toe en verwijs terug naar de huisarts of specialist (voorbeelden van contra-indicaties staan in module B.5).
  • Indien er geen aan comorbiditeit gerelateerde absolute contra-indicaties aanwezig zijn, maar wel comorbiditeit, dient te worden beoordeeld in hoeverre die comorbiditeit invloed heeft op het fysiek functioneren van de patiënt en de oefentherapie.
  • Indien de comorbiditeit invloed heeft op het fysiek functioneren en de toepassing van de oefentherapie (zoals een niet stabiele diabetes mellitus type II die moeilijk met medicatie is in te stellen), pas dan oefentherapie toe met comorbiditeit-specifieke aanpassingen. Hierbij kan bijvoorbeeld het COOA-protocol worden gebruikt. Dit is een protocol waarbij veiligheid met betrekking tot comorbiditeit in acht genomen wordt.
  • Indien de comorbiditeit geen of slechts weinig invloed heeft op het fysiek functioneren en de toepassing van de oefentherapie (zoals een hartritmestoornis die goed is ingesteld op medicatie), pas dan oefentherapie toe waarbij de algemene FITT-factoren als uitgangspunt gelden.

De restricties en aanpassingen voor oefentherapie bij mensen met heup- en/of knieartrose en comorbiditeit staan in de volgende tabel.

Restricties en aanpassingen oefentherapie bij mensen met heup- en/of knieartrose en comorbiditeit.[1]

Cardiale problematiek
RestrictiesAanpassingen
Pijn op de borst voor of tijdens oefentherapie.Stel de oefentherapie uit. Vraag de patiënt plaats te nemen op een stoel, wacht tot de pijn op de borst afneemt. Als er binnen 5 minuten geen afname van pijn op de borst optreedt: vraag de patiënt of hij/zij nitrospray gebruikt. Zo ja, gebruik de spray. Als er geen afname van pijn op de borst optreedt, raadpleeg de specialist.
Hartritmestoornissen tijdens de oefening (hoge hartfrequentie die niet in verhouding staat tot het niveau van de inspanning, onregelmatige hartslagfrequentie, veranderingen in de bekende hartritmestoornissen), abnormale veranderingen in de bloeddruk tijdens inspanning tijdens de oefening (diastolische verandering ≥ 20 mmHg), verlaging van de systolische bloeddruk tijdens de oefening (> 10 mmHg), flauwvallen, duizeligheid, vegetatieve reacties (bijv. overmatig transpireren, bleekheid), kortademigheid die niet in verhouding staat tot de inspanning, abnormale vermoeidheid die in niet verhouding staat tot de inspanning.Stel oefentherapie uit, vraag de patiënt plaats te nemen op een stoel en overleg met de specialist omtrent het te volgen beleid.
Onvoldoende kennis over de cardiale aandoening en opties voor inspanning/ oefentherapie.Geef informatie over de cardiale aandoening en inspanningsmogelijkheden.
Angst voor inspanning.Coach de patiënt in het krijgen van vertrouwen (laat patiënt positieve beweegervaring krijgen door bijv. te starten op een lage trainingsintensiteit en geef positieve, opbouwende kritiek).
Extra voor hartfalen
RestrictiesAanpassingen
Symptomen van verslechtering: toenemende (onverwachte) kortademigheid, toenemende of beginnende AP-klachten, onverwachte toename in gewicht (meer dan 2 kg binnen 2-3 dagen) of zichtbaar vocht vasthouden (bijv. broekriem moet gaatje verder, schoenen zitten strakker), toenemende vermoeidheid bij bekende activiteiten, aanhoudende of terugkerende duizeligheid of collaps, agitatie of cognitieve veranderingen of verwardheid, hartkloppingen, slaapproblemen als gevolg van nachtelijke kortademigheid, plotselinge onverklaarbare problemen met mobiliteit, buikpijn of vol gevoel hebben, verlies van eetlust, vaker moeten plassen, overdag minder dan ’s nachts, zet bed hoger of gebruikt extra kussens.Stel oefentherapie uit. Neem contact op met behandelend arts en/of hartfalenverpleegkundige.
Links-ventriculaire ejectiefractie < 30%.– Check bij NYHA-2,3-patiënten de eerste aantal keren of de patiënt een slechte of goede dag heeft, check voor de training de rusthartslag en ademfrequentie (exclusiecriteria voor training: HFrust > 100 slagen/ minuut, ademfrequentie > 30 per minuut; kortademig zijn tijdens praten).
– Verleng de warming-up- en coolingdownsessies om het risico op cardiale decompensatie te verminderen.
– Wees voorzichtig met Valsalva-manoeuvres, verandering van lichaamspositie, zoals van liggende naar staande positie als gevolg van verminderde capaciteit om de bloeddruk aan te passen.
– Wees voorzichtig met oefeningen met een zware statische belasting in verband met een snelle toename van de bloeddruk tijdens inspanning.
– Begin met een lagere trainingsintensiteit en overweeg hoge intensiteit intervaltraining (HIIT).
– Vermijd een snelle toename van de perifereweerstandstraining bij patiënten met hartfalen, omdat dit de afterload versterkt en het risico van decompensatie toeneemt. Voor het verbeteren van spiersterkte, begin 2 weken op 30-40% van 1RM en verhoog daarna geleidelijk de weerstand van 50% tot 70% tot 80% van 1RM.
NYHA klasse 3Start met perifereweerstandstraining om de perifere bloeddruk en de cardiale belasting bij aerobe training te verminderen.
Verminderd herstellend vermogenMonitor het herstel na de training. De patiënt moet binnen 3-4 uur na het trainen normale dagelijkse activiteiten kunnen hervatten. In het geval van een verminderd herstel, verlaag de trainingsintensiteit.
VermoeidheidPatiënten met hartfalen hebben een beperkte hoeveelheid energie. Het is van belang om ernstige vermoeidheid te voorkomen (voornamelijk NYHA klasse 3).
Algemene aanpassingen
– Indien aanwezig, gebruik de resultaten van de ‘maximum of symptom limited exercise test’ om de trainingsintensiteit te bepalen bij patiënten met cardiale problemen. Als de patiënt bètablokkers gebruikt, moet de trainingsintensiteit bepaald worden op basis van resultaten van deze test met gebruik van bètablokkers.
– Indien testresultaten van een inspanningstest ontbreken, maak dan gebruik van de Shuttle Walk Test (SWT) en/of de Zes Minuten Wandeltest (6MINWT). De optimale trainingsintensiteit kan bepaald worden door de Karvonen-formule te gebruiken.
– Train de eerste 2 weken op een intensiteit van 40-50% van de VO2max en voer deze geleidelijk op tot 50-80% van de VO2max of V02reserve. Patiënten met een VO2max < 10,5 ml/kg/min (3 MET/25 tot 50 W) lijken het meest gebaat bij zeer korte, maar frequente trainingssessies.
– Als de VO2max > 10,5 ml/kg/min maar minder dan 17,5 ml/kg/min (3-5 MET/40 tot 80 W) kan de frequentie van de trainingssessies verminderd worden tot 1 à 2 trainingssessies per dag gedurende 15 minuten. Patiënten met een VO2max > 17 ml/kg/min kunnen volstaan met 2-3 trainingssessies per week, gedurende 20-30 minuten per sessie.
– Baseer de trainingsintensiteit op het percentage van de maximumcapaciteit uitgedrukt in MET’s en/of de Borg-schaal 6-20 als de hartslag van de patiënt niet adequaat mee omhoog gaat tijdens inspanning tijdens een ‘maximum of symptom limited exercise test’ [4]).
– Start met een goede, rustige warming-up en coolingdown om de kans op cardiale overbelasting te verminderen. Deze verminderen ook de kans op ischemie van het myocard.
– Start met intervaltraining en niet met duurtraining bij laagbelastbare cardiale patiënten. Voer dynamische oefeningen uit en geen statische oefening, om bloeddrukverhoging te voorkomen.
– Laat patiënten met een implanteerbare cardioverter-defibrillator (ICD) hun armen niet heffen boven de 90 graden.
– Tijdens en na de interventie is het van belang dat de therapeut alert is op tekenen van cardiale overbelasting.
– Bij patiënten met matig of ernstig hartfalen en overgewicht wordt afvallen niet routinematig geadviseerd om verdere progressie van hartfalen, ongewild gewichtsverlies en cachexie te voorkomen.
Diabetes mellitus type II
RestrictiesAanpassingen
Gebruik van medicatie die de bloedinsulinespiegel verhoogt (insulineafhankelijke patiënten)– Meet bij insulineafhankelijke diabetespatiënten de bloedsuikerwaarden voor en na de trainingssessie en in de avond. Deze patiënten hebben een verhoogde kans op hypoglykemie 24-72 uur na de inspanning (vul diabetesdagboek in).
– Verminder medicatie/insulinetherapie in het geval van een lage bloedsuikerspiegel (< 4,2 mmol/L, < 75 mg/dl) of symptomen van hypoglykemie vóór de training.
– Verhoog de inname van koolhydraten in het geval van een lage bloedsuikerspiegel (< 5,5 mmol/L, 100 mg/dl) of symptomen van hypoglykemie vóór de training.
– Pas de trainingsmodaliteiten aan (verlaag de totale trainingsarbeid in geval van een lage bloedsuikerspiegel of symptomen van hypoglykemie).
– Stel de trainingssessie uit in het geval van bloedglucosewaarden ≤ 5 en ≥ 15 mmol/L of tekenen van hypoglykemie. Regulering van de bloedsuikerspiegel is noodzakelijk: gebruik medicatiedagboek.
– Dien insuline ruim 1 uur voor de inspanning toe. Niet in de locatie nabij de arbeidende spier.
– Laat de patiënt voldoende koolhydraten nuttigen voor aanvang van de training.
– Bij regelmatige inspanning verandert de dosering van de insuline (laat de patiënt dit bespreken met de diabetesverpleegkundige).
Slecht gereguleerde diabetes. Deze situatie wordt gekenmerkt door een hoog (> 53 mmol/mol) HbA1c of een sterk wisselende bloedsuikerspiegel (hoog of laag) en frequente hypoglykemie.– Overleg met de medisch specialist (internist) over medicijngebruik (type, dosering) en lichaams- beweging.
– Monitor bloedglucosewaarden voor en na de trainingssessie en in de avond.
– Wees je bewust van de symptomen van hypo-/ hyperglykemie en complicaties als gevolg van diabetes.
Vertraagd wondherstelBegin met een lage trainingsintensiteit en verhoog deze langzaam.
Voetulcus (bijvoorbeeld als gevolg van perifere neuropathie)– Vermijd gewichtdragende oefeningen bij wonden aan de voeten.
– Raadpleeg de diabetesverpleegkundige of podotherapeut indien voetverzorging nodig is.
Gevoelsverlies (bijvoorbeeld als gevolg van perifere neuropathie)– Wees voorzichtig met oefeningen die tactiele feedback (bijvoorbeeld balans) vragen en overweeg om oefeningen op apparaten toe te voegen (patiënten kunnen problemen ervaren in het voelen, bijvoorbeeld bij het vasthouden van halters, met het risico ze te laten vallen).
– Vermijd hypertensie (systolische bloeddruk > 180 mmHg) tijdens de oefening. Vermijd hoogintensieve training (> 80% van de maximale zuurstofopname (VO2max) en Valsalvamanoeuvres.
NefropathieVermijd hypertensie (systolische bloeddruk > 180 mmHg) tijdens de oefening.
RetinopathieVermijd hoogintensieve training (> 80% van de maximale zuurstofopname (VO2max) en Valsalvamanoeuvres.
Autonome neuropathie met een verminderde cardiovasculaire reactie op inspanning, reactie op vochthuishouding, thermoregulatie, posturale hypotensie en/of verlaagd maximaal aeroob inspanningsvermogen.Controleer regelmatig de hartslag en de bloeddruk van de patiënt in rust en tijdens de oefening.
Onvoldoende kennis van diabetes, medicatie en trainingGeef informatie over diabetes en trainingsmogelijkheden.
Angst voor inspanningCoach de patiënt in het krijgen van vertrouwen, overweeg bijvoorbeeld om te beginnen met een lagere trainingsintensiteit en geef positieve feedback.
Algemene aanpassingen
– Zorg voor voldoende hydratatie en inname van koolhydraten voor de trainingssessie.
– Controleer patiënten met diabetes mellitus type 2 regelmatig op wondjes aan de voeten en sensorische gebreken.
– Check trainingsschoeisel.
– Start met intervaltraining en niet met duurtraining bij laagbelastbare patiënten.
– Bij koorts: stel de trainingssessie uit tot de lichaamstemperatuur is hersteld.
– Raadpleeg een arts bij ontwikkeling of verergering van aandoeningen die verband kunnen houden met diabetes, zoals hypertensie, angina pectoris, hartritmestoornissen, tachycardie in rust, claudicatio intermittens, nuchtere hyperglykemie, frequente episoden van hypoglykemie, wonden aan de onderste ledematen, cachexie, autonome neuropathie of visusstoornissen.
COPD
RestrictiesAanpassingen
Perifere spieratrofie en spierzwakteBesteed extra aandacht aan krachttraining.
Verminderde respiratoire spierfunctieVoeg inspiratoire spiertraining (IMT) toe als respiratoire spierzwakte aanwezig is (of overweeg doorverwijzing naar een gespecialiseerde COPD-therapeut).
Voeg inspiratoire spiertraining (IMT) toe als respiratoire spierzwakte aanwezig is (of overweeg doorverwijzing naar een gespecialiseerde COPD-therapeut).Leer hoesttechnieken/huftechnieken aan en voeg ademhalingsoefening toe, afhankelijk van de ernst en de oorzaken van obstructie. Geef advies en oefeningen gericht op verbeteren van lichaamshouding en ademhaling als hyperinflatie aanwezig is. Ademhalingsoefeningen gericht op vermindering van de (dynamische) hyperinflatie en verbetering van de gasuitwisseling: ‘pursed lip breathing’ (PLB), langzaam en diep ademhalen, en actieve expiratie.
Verergering van de ziekte (exacerbatie)Intervaltraining en krachttraining kunnen worden gebruikt om de patiënt te reactiveren.
Ernstige kortademigheidOp basis van de evaluatie van de beperkende factor in het uitvoeren van de oefening:
– Verminder trainingsintensiteit of overweeg intervaltraining en krachttraining.
– Het wordt aanbevolen om krachttraining van zowel de bovenste als de onderste extremiteiten uit te voeren met een intensiteit van ten minste 60-80% van 1RM.
– 2-3 groepen van 8-12 herhalingen per spiergroep heeft de voorkeur.
– Overweeg ademhalingsoefeningen en oefeningen gericht op lichaamshouding.
Onvoldoende kennis van het gebruik van medicatie gecombineerd met inspanningGeef informatie over de ziekte, trainingsopties en medicijngebruik.
Angst voor inspanning/angst voor kortademigheidCoach de patiënt in het verbeteren van zelfvertrouwen; dat wil zeggen, overweeg te starten met een lagere trainingsintensiteit en geef positieve feedback. Coach de patiënt in het verminderen van angst voor inspanning als gevolg van kortademigheid.
Algemene aanpassingen
– Gebruik de resultaten van een symptoombeperkte inspanningstest met gasanalyse om de individuele aerobe trainingsintensiteit te berekenen.
– Begin met intervaltraining bij patiënten met COPD met een beperkte longfunctie of verminderd zuurstoftransport in de longen (hypoxemische (verzadiging < 90%) hypocapnie (PaCO2 > 55 mmHg) tijdens de training). Start duurtraining wanneer lopen op 70% van het maximale wattniveau ten minste 10 minuten mogelijk is.
– Gebruik de Borg-schaal (0-10) voor dyspnoe, te meten tijdens het sporten. Een kortademigheidscijfer tussen de 4 en 6 op een schaal van 0-10 is de aanbevolen trainingsintensiteit.
– Controleer het saturatieniveau: O2-saturatie (SaO2) moet tijdens het trainen ≥ 90% blijven en mag niet 4% of meer dalen.
– Veel COPD-patiënten kampen met ondergewicht, wees je bewust van een slechte voedingstoestand.
Hypertensie
RestrictiesAanpassingen
Bij een verhoogd risico op hoge bloeddruk, vooral bij linkerventrikelhypertrofieAls het plan is de patiënt op een matige tot hoogintensieve intensiteit te belasten (40-60% VO2max, vraag dan eerst een inspanningstest aan.
Abnormale veranderingen in de bloeddruk bij inspanning tijdens de oefening (diastolische verandering ≥ 20 mmHg); verlaging van de systolische bloeddruk tijdens inspanning (> 10 mmHg)Stel de oefensessie uit en verwijs de patiënt naar de huisarts of medisch specialist.
Algemene aanpassingen
– Besef dat medicijnen die de bloeddruk verlagen, zoals bètablokkers, de maximale inspanningstolerantie negatief kunnen beïnvloeden en de hartslagfrequentie kunnen verminderen tijdens inspanning. Alleen bij patiënten met een hoge bloeddruk (die bètablokkers uitsluitend gebruiken om de bloeddruk te verlagen en niet vanwege angina pectoris of ritmestoornissen) vindt men een afname van trainbaarheid en kunnen er dus minder trainingseffecten verwacht worden.
– Bètablokkers en diuretica kunnen een negatieve invloed hebben op de thermoregulatie.
– Als de bloeddruk verhoogd is: overleg met de huisarts. Indien de bloeddruk verhoogd blijft ondanks medicatie: vermijd hoogintensieve krachttraining.
Obesitas
RestrictiesAanpassingen
Verhoogde stress, druk en pijn in het gewichtdragende gewrichtVerminder gewichtdragende oefeningen bij toename van pijn in de knie. Overweeg tijdelijk hydrotherapie.
Slechte thermoregulatie tijdens inspanningVerminder de trainingsintensiteit bij warm weer.
KortademigheidVerminder de trainingsintensiteit, overweeg intervaltraining.
Angst voor bewegingCoach de patiënt in het verbeteren van zelfvertrouwen; dat wil zeggen, overweeg te starten met een lagere trainingsintensiteit en geef positieve feedback.
Gebrek aan motivatie voor gewichtsverminderingGeef voorlichting over gewichtsverlies en pijnverlichting. Stimuleer en coach de patiënt in gedragsverandering.
Algemene aanpassingen
– Geef voorlichting over gewichtsverlies en pijnverlichting. Stimuleer de patiënt om af te vallen en/of verwijs de patiënt door naar een diëtist.
Restricties en aanpassingen oefentherapie bij mensen met heup- en/of knieartrose en comorbiditeit.[1]

Noot 19. Aanpassingen oefentherapie bij aanwezigheid van comorbiditeit

Complete uitgangsvraag volgens PICO
Welke aanpassingen in frequentie, intensiteit, type, duur en vorm binnen de oefentherapeutische interventies (I) worden aanbevolen voor patiënten met heup- of knieartrose indien er sprake is van comorbiditeit (P) ter verbetering van fysiek functioneren (O)?

 

Zoekstrategie

Er is door het KNGF op 19 december 2016 een zoekactie uitgevoerd in PubMed, EMBASE, Web of Science, Cochrane Library, CENTRAL, EmCare en CINAHL, naar samenvattingen van de literatuur (i.e. systematische literatuurstudies) en randomised controlled trials (RCT’s) met betrekking tot de benodigde aanpassingen binnen oefentherapie vanwege comorbiditeit bij patiënten met heup- en knieartrose (vanaf 2008). 

Selectiecriteria systematische review

Type studieSR en RCT
Type patiëntvolwassenen met een klinische diagnose artrose en comorbiditeit
Type interventieelke vorm van oefentherapie (onafhankelijk van frequentie, intensiteit, type, duur en vorm)
Type vergelijkinggeen oefentherapie
Type uitkomstfysiek functioneren (door de patiënt gerapporteerde uitkomsten)
* Om reden van efficiëntie zijn de searches voor heup en knie gezamenlijk gestart en vervolgens afzonderlijk afgerond.
SR = systematische review
RCT = randomised controlled trial.
Selectiecriteria systematische review
Zoekdatum19 december 2016
Geraadpleegde databasesPubMed, EMBASE, Web of Science, Cochrane Library, CENTRAL, EmCare, CINAHL.
Algemene zoektermen*((“hip osteoarthritis”[tw] OR “knee osteoarthritis”[tw] OR “Osteoarthritis, Knee”[MeSH] OR “Osteoarthritis, Hip”[mesh] OR ((“Osteoarthritis”[Mesh] OR “osteoarthritis”[tw] OR osteoarthrit[tw] OR “osteoarthrosis”[tw] OR osteoarthro[tw] OR “degenerative arthritis”[tw] OR degenerative arthriti[tw] OR “osteoarthrosis deformans”[tw]) AND (“Knee”[Mesh] OR “knee”[tw] OR “knees”[tw] OR “Knee Joint”[Mesh] OR “Hip”[Mesh] OR “hip”[tw] OR “hips”[tw] OR “Hip Joint”[Mesh] OR “menisci”[tw] OR “meniscus”[tw] OR menisc[tw] OR “coxa”[tw] OR “coxas”[tw] OR “patellofemoral”[tw] OR “Patella”[Mesh] OR patella[tw])) OR coxarthro[tw] OR gonarthro[tw]) AND (exercis[tw] OR “stretching”[tw] OR “Exercise Therapy”[Mesh] OR “exercise therapy”[tw] OR exercise therap[tw] OR “Continuous Passive Motion Therapy”[tw] OR “Continuous Passive Movement”[tw] OR “CPM Therapy”[tw] OR “Muscle Stretching Exercises”[tw] OR “Muscle Stretching Exercise”[tw] OR “Static Stretching”[tw] OR “Passive Stretching”[tw] OR “StaticPassive Stretching”[tw] OR “Static Passive Stretching”[tw] OR “Isometric Stretching” [tw] OR “Active Stretching”[tw] OR “Static-Active Stretching”[tw] OR “Static Active Stretching”[tw] OR “Ballistic Stretching”[tw] OR “Dynamic Stretching”[tw] OR “PNF Stretching”[tw] OR “Plyometric Exercise”[tw] OR “Plyometric Exercises”[tw] OR Plyometric Drill[tw] OR “Plyometric Drills”[tw] OR “Plyometric Training”[tw] OR “Plyometric Trainings”[tw] OR “Stretch-Shortening Exercise”[tw] OR “Stretch Shortening Exercise”[tw] OR “Stretch-Shortening Exercises”[tw] OR “StretchShortening”[tw] OR “Stretch Shortening”[tw] OR “Stretch-Shortening Drills”[tw] OR “Stretch-Shortening Cycle Exercise”[tw] OR “Stretch Shortening Cycle Exercise”[tw] OR “Stretch-Shortening Cycle Exercises”[tw] OR “Resistance Training”[tw] OR “Strength Training”[tw] OR “Weight-Lifting”[tw] OR “Weight Lifting”[tw] OR “Weight-Bearing”[tw] OR “Weight Bearing”[tw] OR “Exercise”[Mesh] OR “Exercise” [tw] OR “Exercises”[tw] OR “Physical Exercise”[tw] OR “Physical Exercises”[tw] OR “Isometric Exercises”[tw] OR “Isometric Exercise”[tw] OR “Aerobic Exercises”[tw] OR “Aerobic Exercise”[tw] OR “Circuit-Based Exercise”[tw] OR “Cool-Down Exercise”[tw] OR “Cool-Down Exercises”[tw] OR “Physical Conditioning”[tw] OR “Running”[tw] OR “Jogging”[tw] OR “Swimming”[tw] OR “Walking”[tw] OR “Warm-Up Exercise”[tw] OR “Warm-Up Exercises”[tw] OR “Physical Exertion”[Mesh] OR “Physical Exertion”[tw] OR “Physical Effort”[tw] OR “Physical Efforts”[tw] OR “Physical Fitness”[Mesh] OR “Physical Fitness”[tw] OR “Physical Endurance”[mesh] OR “Physical Endurance”[tw] OR “Anaerobic Threshold”[tw] OR “Exercise Tolerance”[tw] OR “Exercise Movement Techniques”[Mesh] OR “Exercise Movement”[tw] OR “Bicycling”[tw] OR “Walking” [tw] OR “Motor Activity”[Mesh] OR “Physical Activity”[tw] OR exertion[tw] OR run [tw] OR jog[tw] OR treadmill[tw] OR swim[tw] OR bicycl[tw] OR cycle[tw] OR cycling[tw] OR walk[tw] OR row[tw] OR rows[tw] OR rowing[tw] OR muscle strength*[tw]) NOT (“Animals”[mesh] NOT “Humans”[mesh]))
*Om reden van efficiëntie zijn de searches voor heup en knie gezamenlijk gestart en vervolgens afzonderlijk afgerond.
Zoektermen
Gevonden literatuur

De literatuursearch leverde 591 systematische reviews en 1702 RCT’s op. Deze zoekactie leverde geen systematische review op die zich specifiek richtte op de benodigde aanpassingen binnen oefentherapie vanwege comorbiditeit. Wel zijn er drie RCT’s gevonden die voldeden aan de selectiecriteria bij de uitgangsvraag.[1-3]

Zie de flowchart voor een totaaloverzicht van de systematische literatuurstudie.

Systematische literatuurstudie naar de effectiviteit van aanpassingen van oefentherapie vanwege comorbiditeit.

Beschrijving studies
  • de Rooij et al., 2017.[1] De RCT is uitgevoerd in Nederland. Er werden 126 patiënten met knieartrose en comorbiditeit geïncludeerd. De inclusiecriteria voor comorbiditeit omvat de aanwezigheid van een van de volgende aandoeningen: hart- en vaatziekten, hartfalen, diabetes mellitus type 2, ’chronic obstructive pulmonary disease’ (COPD) of obesitas. De patiënten werden gerandomiseerd toegewezen aan twee groepen: de ene groep kreeg oefentherapie (n = 63) waarbij op een systematische manier de oefeningen werden aangepast aan de aard en de ernst van de comorbiditeit en de andere groep kreeg een standaardbehandeling voor artrose en de comorbiditeit (n = 63). Follow-up: 32 weken.
  • Schlenk et al., 2011.[2] De RCT is uitgevoerd in de Verenigde Staten. Er werden 26 patiënten met knieartrose en obesitas geïncludeerd. De patiënten werden gerandomiseerd toegewezen aan twee groepen: de ene groep kreeg oefentherapie en coaching voor een actieve leefstijl (n = 13) en de andere groep kreeg gebruikelijke zorg (n = 13). Follow-up: 24 weken.
  • Lim et al., 2010.[3] De RCT is uitgevoerd in Korea. Er werden 75 patiënten met knieartrose en overgewicht/obesitas (BMI > 25 kg/m2) geïncludeerd. De patiënten werden gerandomiseerd toegewezen aan drie groepen: één groep kreeg ‘water-based’ oefentherapie (n = 26), één groep ‘land-based’ oefentherapie (n = 25) en één groep kreeg gebruikelijke zorg (n = 24). Follow-up: 8 weken.
Kwaliteit bewijs

Uitkomstmaat ‘fysiek functioneren’ (door de patiënt gerapporteerde uitkomsten). Nagenoeg alle studies hebben een laag RoB, dus er vindt geen afwaardering plaats op basis van design. Inconsistentie was niet van toepassing en behoefden geen afwaardering. Mate van indirectheid is onbekend, omdat de Rooij et al. verschillende comorbditeiten includeerden en Schlenk et al. en Lim et al. zich specifiek richtten op obesitas; hiervoor is wel afgewaardeerd. Onnauwkeurigheid was van toepassing vanwege het geringe aantal deelnemers (n = 227). De kwaliteit van het bewijs is laag. 

Methodologische kwaliteit van de geïncludeerde studies.

Effectiviteit

Uitkomstmaat ‘fysiek functioneren’ (door de patiënt gerapporteerde uitkomsten). De Rooij et al. laten een significant verschil in effect zien op fysiek functioneren tussen de interventie- en controlegroep. Ook blijkt de interventie veilig te zijn (geen adverse events). De Rooij et al. is de enige geïncludeerde studie die een aangepast protocol voor oefentherapie vergelijkt met gebruikelijk zorg en daarmee op de meest zuivere manier antwoord geeft op deze uitgangsvraag.[1] (tabel 19.4)

De studies van Schlenk et al. en Lim et al. richtten zich beide specifiek op de obese patiëntenpopulatie met knie-artrose, en vinden geen significant verschil in effect op fysiek functioneren tussen de interventie- en controle-groepen.[2,3] Deze studies tonen aan dat oefentherapie haalbaar is bij de obese patiënt met knieartrose en dat oefentherapie het fysiek functioneren verbetert in de loop van de tijd. 

Evidencetabel kosteneffectiviteit oefentherapie bij heup- en/of knieartrose in de conservatieve fase.

Aantal studiesGRADEAantal patiënten en EffectschattingdKwaliteit van bewijs
DesignaInconsistentiebIndirectheidOnnauwkeurigheidcOverig
Outcome QALY
3, n = 227laag RoBneejaja, n = 227neeDe Rooij et al. laten een significant verschil in effect zien op fysiek functioneren tussen de interventie- en controlegroep. [1] De studies van Schlenk et al.[2] en Lim et al.[3] richten zich beide specifiek op de obese patiëntenpopulatie met knieartrose, en vinden geen significant verschil in effect op fysiek functioneren tussen de interventie- en controlegroepen.[2,3]laag1
a Laag risico op bias (RoB): randomisatie adequaat + allocation concealed + intention to treat (ITT); hoog RoB: < 3 items laag risico; matig RoB: overige. b I2 > 40%; c Dichotome uitkomstmaat populatie (n > 300); continue uitkomstmaat populatie (n > 400); d Positief: effect is in het voordeel van oefentherapie.
1 Afwaardering voor indirectheid en onnauwkeurigheid.

1. de Rooij M, van der Leeden M, Cheung J, et al. Efficacy of tailored exercise therapy on physical functioning in patients with knee osteoarthritis and comorbidity: a randomized controlled trial. Arthritis Care Res (Hoboken). 2017;69(6):807-16.

2. Schlenk EA, Lias JL, Sereika SM, et al. Improving physical activity and function in overweight and obese older adults with osteoarthritis of the knee: a feasibility study. Rehabil Nurs. 2011;36(1):32-42.

3. Lim JY, Tchai E, Jang SN, et al. Effectiveness of aquatic exercise for obese patients with knee osteoarthritis: a randomized controlled trial. PM R. 2010;2(8):723-31; quiz 793.

C.2.7 Aanpassingen oefentherapie vanwege inadequate pijncoping

Aanbeveling Overweeg om bij patiënten met heup- en/of knieartrose en een inadequate pijncoping (bijv. bewegingsangst, passieve copingstijl, pijncatastrofering, lage self-efficacy, angst, depressie) de oefentherapie volgens een tijdcontingente benadering (graded activity) toe te passen en te combineren met het aanbieden van pijneducatie en training van pijncopingsvaardigheden.

Toevoeging Voor het aanpassen van de oefentherapie van patiënten met heup- en/of knieartrose en een inadequate pijncoping is, behalve kennis en vaardigheden met betrekking tot artrose, specifieke kennis en vaardigheden met betrekking tot graded activity, pijneducatie en training van pijncopingsvaardigheden vereist. Indien deze kennis en vaardigheden (met betrekking tot zowel artrose als inadequate pijncoping) bij de therapeut onvoldoende aanwezig zijn, dan dient deze de patiënt te verwijzen naar een therapeut die hierover wel beschikt. Een interdisciplinaire behandeling door verschillende zorgverleners die over de vereiste kennis en vaardigheden beschikken, kan overwogen te worden.

Toelichting

Noot 20. Aanpassingen oefentherapie bij aanwezigheid van inadequate pijncoping

Uitgangsvraag
Welke aanpassingen binnen de oefentherapie worden aanbevolen voor patiënten met heup- of knieartrose indien er sprake is van inadequate pijncoping?

Deze uitgangsvraag is beantwoord door middel van een systematisch literatuuronderzoek. De conclusie is gebaseerd op twee RCT’s.[1,2]

 

Conclusie vanuit de literatuurstudie

Uitkomstmaat ‘fysiek functioneren’ (door de patiënt gerapporteerde uitkomsten). De literatuur toont positieve effecten aan van oefentherapie in combinatie met pijneducatie en training van pijncoping bij patiënten met knieartrose, in vergelijking met alleen oefentherapie of alleen pijneducatie en training van pijncoping. De kwaliteit van het bewijs is redelijk.

 

Overige overwegingen
  • Een deel van de patiënten met heup- en/of knieartrose vertoont een inadequate pijncopingstijl, wat belemmerend kan werken op de te verwachten resultaten van actieve oefentherapie. Het is voor een optimaal behandelresultaat dus van belang dat deze patiënten, naast de reguliere oefentherapie, ook begeleiding krijgen in hoe ze met de pijn om moeten gaan.
  • De geïncludeerde studies hebben de meerwaarde van pijneducatie en training van pijncoping, aanvullend aan oefentherapie, aangetoond bij een algemene patiëntenpopulatie met knieartrose, dus niet specifiek bij patiënten met inadequate pijncoping. Echter, mede vanwege de aangetoonde meerwaarde op psychologische uitkomstmaten als pijncoping, catastrofering, self-efficacy, depressie en angst, kan het als aannemelijk worden beschouwd dat deze aanvullende interventies met name bij patiënten met inadequate pijncoping overwogen kunnen worden.
  • Als er sprake is van inadequate pijncoping, dient de behandelend therapeut, naast kennis en vaardigheden met betrekking tot artrose, voldoende kennis en vaardigheden te bezitten om antwoord te kunnen geven op de vraag hoe de behandeling van heup- en/of knieartrose te combineren is met het aanbieden van pijneducatie en training van pijncopingvaardigheden. Indien deze kennis en vaardigheden bij de therapeut niet voldoende aanwezig zijn, dan dient de patiënt naar een therapeut doorverwezen te worden bij wie dit wel het geval is.
Aanbeveling

Overweeg om bij patiënten met heup- en/of knieartrose en een inadequate pijncoping (bijv. bewegingsangst, passieve copingstijl, pijncatastrofering, lage self-efficacy, angst, depressie) de oefentherapie volgens een tijdcontingente benadering (graded activity) toe te passen en te combineren met het aanbieden van pijneducatie en training van pijncopingvaardigheden.

Zoekstrategie

Er is door het KNGF op 19 december 2016 een zoekactie uitgevoerd in PubMed, EMBASE, Web of Science, Cochrane Library, CENTRAL, EmCare en CINAHL, naar samenvattingen van de literatuur (i.e. systematische reviews; SR’s) en randomised controlled trials (RCT’s) met betrekking tot de benodigde aanpassingen binnen oefentherapie vanwege inadequate pijncoping bij patiënten met heup- en knieartrose (vanaf 2008). 

Type studieSR en RCT
Type patiëntvolwassenen met een klinische diagnose artrose (en inadequate pijncoping)
Type interventieelke vorm van oefentherapie (onafhankelijk van frequentie, intensiteit, type, duur en vorm) waarbij specifiek rekening gehouden werd met inadequate pijncoping
Type vergelijkinggeen oefentherapie
Type uitkomstfysiek functioneren (door de patiënt gerapporteerde uitkomsten)
* Om reden van efficiëntie zijn de searches voor heup en knie gezamenlijk gestart en vervolgens afzonderlijk afgerond.
SR = systematische review
RCT = randomised controlled trial.
Selectiecriteria systematische review
Zoekdatum19 december 2016
Geraadpleegde databasesPubMed, EMBASE, Web of Science, Cochrane Library, CENTRAL, EmCare, CINAHL.
Algemene zoektermen*((“hip osteoarthritis”[tw] OR “knee osteoarthritis”[tw] OR “Osteoarthritis, Knee” [MeSH] OR “Osteoarthritis, Hip”[mesh] OR ((“Osteoarthritis”[Mesh] OR “osteoarthritis”[tw] OR osteoarthrit[tw] OR “osteoarthrosis”[tw] OR osteoarthro [tw] OR “degenerative arthritis”[tw] OR degenerative arthriti[tw] OR “osteoarthrosis deformans”[tw]) AND (“Knee”[Mesh] OR “knee”[tw] OR “knees”[tw] OR “Knee Joint”[Mesh] OR “Hip”[Mesh] OR “hip”[tw] OR “hips”[tw] OR “Hip Joint”[Mesh] OR “menisci”[tw] OR “meniscus”[tw] OR menisc[tw] OR “coxa”[tw] OR “coxas”[tw] OR “patellofemoral”[tw] OR “Patella”[Mesh] OR patella[tw])) OR coxarthro[tw] OR gonarthro[tw]) AND (exercis[tw] OR “stretching”[tw] OR “Exercise Therapy”[Mesh] OR “exercise therapy”[tw] OR exercise therap[tw] OR “Continuous Passive Motion Therapy”[tw] OR “Continuous Passive Movement”[tw] OR “CPM Therapy”[tw] OR “Muscle Stretching Exercises”[tw] OR “Muscle Stretching Exercise”[tw] OR “Static Stretching”[tw] OR “Passive Stretching”[tw] OR “Static-Passive Stretching”[tw] OR “Static Passive Stretching”[tw] OR “Isometric Stretching”[tw] OR “Active Stretching” [tw] OR “Static-Active Stretching”[tw] OR “Static Active Stretching”[tw] OR “Ballistic Stretching”[tw] OR “Dynamic Stretching”[tw] OR “PNF Stretching”[tw] OR “Plyometric Exercise”[tw] OR “Plyometric Exercises”[tw] OR Plyometric Drill[tw] OR “Plyometric Drills”[tw] OR “Plyometric Training”[tw] OR “Plyometric Trainings”[tw] OR “StretchShortening Exercise”[tw] OR “Stretch Shortening Exercise”[tw] OR “StretchShortening Exercises”[tw] OR “Stretch-Shortening”[tw] OR “Stretch Shortening”[tw] OR “Stretch-Shortening Drills”[tw] OR “Stretch-Shortening Cycle Exercise”[tw] OR “Stretch Shortening Cycle Exercise”[tw] OR “Stretch-Shortening Cycle Exercises”[tw] OR “Resistance Training”[tw] OR “Strength Training”[tw] OR “Weight-Lifting”[tw] OR “Weight Lifting”[tw] OR “Weight-Bearing”[tw] OR “Weight Bearing”[tw] OR “Exercise”[Mesh] OR “Exercise”[tw] OR “Exercises”[tw] OR “Physical Exercise”[tw] OR “Physical Exercises”[tw] OR “Isometric Exercises”[tw] OR “Isometric Exercise”[tw OR “Aerobic Exercises”[tw] OR “Aerobic Exercise”[tw] OR “Circuit-Based Exercise”[tw] OR “Cool-Down Exercise”[tw] OR “Cool-Down Exercises”[tw] OR “Physical Conditioning”[tw] OR “Running”[tw] OR “Jogging”[tw] OR “Swimming”[tw] OR “Walking”[tw] OR “Warm-Up Exercise”[tw] OR “Warm-Up Exercises”[tw] OR “Physical Exertion”[Mesh] OR “Physical Exertion”[tw] OR “Physical Effort”[tw] OR “Physical Efforts”[tw] OR “Physical Fitness”[Mesh] OR “Physical Fitness”[tw] OR “Physical Endurance”[mesh] OR “Physical Endurance”[tw] OR “Anaerobic Threshold”[tw] OR “Exercise Tolerance”[tw] OR “Exercise Movement Techniques” [Mesh] OR “Exercise Movement”[tw] OR “Bicycling”[tw] OR “Walking”[tw] OR “Motor Activity”[Mesh] OR “Physical Activity”[tw] OR exertion[tw] OR run[tw] OR jog[tw] OR treadmill[tw] OR swim[tw] OR bicycl[tw] OR cycle[tw] OR cycling[tw] OR walk[tw] OR row[tw] OR rows[tw] OR rowing[tw] OR muscle strength*[tw]) NOT (“Animals”[mesh] NOT “Humans”[mesh]))
*Om reden van efficiëntie zijn de searches voor heup en knie gezamenlijk gestart en vervolgens afzonderlijk afgerond.
Zoektermen
Gevonden literatuur

De zoekactie leverde 591 SR’s en 1702 RCT’s op, maar geen van de SR’s had zich specifiek gericht op de benodigde aanpassingen binnen oefentherapie vanwege inadequate pijncoping. Wel werden er twee RCT’s gevonden die voldeden aan de selectiecriteria bij de uitgangsvraag.[1,2] Hoewel in deze RCT’s niet specifiek patiënten met inadequate pijncoping geselecteerd zijn, is besloten om deze studies wel te gebruiken voor de beantwoording van deze uitgangsvraag, vanwege de inhoud van de onderzochte interventie.

Zie de flowchart voor een totaaloverzicht van de systematische literatuurstudie.

Systematische literatuurstudie naar de effectiviteit van aanpassingen van oefentherapie vanwege inadequate pijncoping.

Beschrijving studies
  • Bennell et al., 2016.[1] De RCT is uitgevoerd in Australië. Er werden 222 patiënten met knieartrose geïncludeerd. De patiënten werden gerandomiseerd toegewezen aan drie groepen: één groep kreeg oefentherapie aangevuld met pijneducatie en training in cognitieve en gedragsmatige pijncopingsvaardigheden (n = 73), één groep kreeg enkel oefentherapie (n = 75) en één groep kreeg enkel pijneducatie en coaching over coping met pijn (n = 63). Follow-up: 52 weken.
  • Hunt et al., 2013.[2] Deze pilot-RCT is uitgevoerd in Canada. Er werden 20 patiënten met knieartrose geïncludeerd. De patiënten werden gerandomiseerd toegewezen aan twee groepen: één groep kreeg oefentherapie aangevuld met pijneducatie en training in cognitieve en gedragsmatige pijncopingsvaardigheden (n = 10) en één groep kreeg enkel oefentherapie (n = 10). Follow-up: 52 weken.
Kwaliteit bewijs

Uitkomstmaat ‘fysiek functioneren’ (door de patiënt gerapporteerde uitkomsten). Beide studies hebben een laag RoB, dus er vindt geen afwaardering plaats op basis van design. Inconsistentie en indirectheid waren niet van toepassing en behoefden geen afwaardering. Onnauwkeurigheid was van toepassing vanwege het geringe aantal deelnemers (n = 242). De kwaliteit van bewijs is redelijk. 

Methodologische kwaliteit van de geïncludeerde studies.

Effectiviteit

Uitkomstmaat ‘fysiek functioneren’ (door de patiënt gerapporteerde uitkomsten). Bennell et al. toonden aan dat de gecombineerde interventie een significant groter effect heeft op het fysiek functioneren van patiënten met knieartrose (n = 222), in vergelijking met de monogeoriënteerde interventies (i.e., enkel oefentherapie of enkel pijneducatie en pijncopingstraining).[1] Ook op de secundaire uitkomstmaten (o.a. pijn, kwaliteit van leven en psychologische uitkomstmaten zoals pijncoping, catastrofering, self-efficacy, depressie en angst) werd een meerwaarde aangetoond van de gecombineerde interventie. (tabel 20.4) Hunt et al. toonden aan dat de gecombineerde interventie met oefentherapie en pijncopingstraining geen significant groter effect had op het fysiek functioneren van patiënten met knieartrose in combinatie met chronische pijnklachten (n = 20) in vergelijking met de monogeoriënteerde interventie die enkel uit oefentherapie bestond.[2] De studie van Hunt et al. bevatte echter zeer weinig patiënten en deze studie was bovendien opgezet als pilotstudie. 

Evidencetabel effectiviteit oefentherapie bij heup- en/of knieartrose en inadequate pijncoping.

Aantal studiesGRADEAantal patiënten en EffectschattingdKwaliteit van bewijs
DesignaInconsistentiebIndirectheidOnnauwkeurigheidcOverig
Outcome QALY
2, n = 242laag RoBneeneeja, n = 242neeBennell et al. tonen aan dat een gecombineerde interventie, bestaande uit oefentherapie en pijncopingstraining, een significant groter effect heeft op het fysiek functioneren van patiënten met knieartrose plus chronische pijnklachten (n = 222), dan de monogeoriënteerde interventies (i.e., enkel oefentherapie of enkel pijncopingstraining.[1] Hunt et al. tonen aan dat een gecombineerde interventie, bestaande uit oefentherapie en pijncopingstraining, geen significant groter effect heeft op het fysiek functioneren van patiënten met knieartrose plus chronische pijnklachten (n = 20) dan de monogeoriënteerde interventie met enkel oefentherapie.[2]redelijk1
Laag risico op bias (RoB): randomisatie adequaat + allocation concealed + intention to treat (ITT); hoog RoB: < 3 items laag risico; matig RoB: overige. b I2 > 40%; c Dichotome uitkomstmaat populatie (n > 300); continue uitkomstmaat populatie (n > 400); d Positief: effect is in het voordeel van oefentherapie.
1 Afwaardering voor onnauwkeurigheid.

1. Bennell KL, Ahamed Y, Jull G, et al. Physical therapist-delivered pain coping skills training and exercise for knee osteoarthritis: randomized controlled trial. Arthritis Care Res (Hoboken). 2016;68(5):590-602.

2. Hunt MA, Keefe FJ, Bryant C, et al. A physiotherapist-delivered, combined exercise and pain coping skills training intervention for individuals with knee osteoarthritis: a pilot study. Knee. 2013;20(2):106-12.

C.3 Niet-oefentherapeutische interventies

Bij de behandeling van patiënten met heup- en/of knieartrose door de therapeut dienen voorlichting/adviezen en oefentherapie centraal te staan. De toepassing van andere, niet-oefentherapeutische interventies wordt in principe afgeraden. [noot 21]

Aanbeveling Bied de volgende niet-oefentherapeutische interventies bij voorkeur níet aan bij patiënten met heup- en/of knieartrose ter verbetering van het fysiek functioneren. 

  • massage [noot 22];
  • TENS (toelichting en verantwoording, overweeg de toepassing van TENS uitsluitend als kortdurende interventie voor pijnvermindering ter ondersteuning van de oefentherapie indien de oefentherapie belemmerd wordt door forse pijnklachten) [noot 23].

Aanbeveling Bied de volgende niet-oefentherapeutische interventies níet aan bij patiënten met heup- en/of knieartrose ter verbetering van het fysiek functioneren:

  • continuous passive motion (na een gewrichtsvervangende operatie) [noot 24];
  • elektromagnetisch veld [noot 25];
  • low level lasertherapie [noot 26];
  • passieve mobilisaties [noot 27];
  • shockwave [noot 28];
  • taping [noot 29];
  • thermotherapie (warmte- en koudetherapie) [noot 30];
  • ultrageluid [noot 31].

Toelichting

Noot 21. Algemene overwegingen bij aanbevelingen ten aanzien van niet-oefentherapeutische interventies

  • Samenvatting resultaten literatuurstudie: De literatuur over de effectiviteit van de verschillende niet-oefentherapeutische interventies is over het algemeen beperkt (lage tot zeer lage kwaliteit van bewijs) en toont veelal aan dat er geen tot hooguit een klein effect is, in vergelijking met een behandeling zonder deze interventie, of in vergelijking met oefentherapie.
  • Balans tussen gewenste en ongewenste effecten: De gewenste effecten (zoals vermindering klachten, verbetering in dagelijks functioneren) zijn onduidelijk, terwijl de ongewenste effecten (zoals verergering klachten), indien gerapporteerd, zeldzaam en weinig ernstig lijken te zijn. Op basis hiervan wordt door de werkgroep ingeschat dat de gewenste en ongewenste effecten waarschijnlijk gelijk zijn.
  • Waarden en voorkeuren van patiënten: De waarden en voorkeuren zullen waarschijnlijk verschillen tussen patiënten. Er wordt door de werkgroep ingeschat dat de meerderheid van de patiënten niet positief tegenover de meeste niet-oefentherapeutische interventies staat, vanwege een gebrek aan ervaren effect op de klachten en het dagelijks functioneren.
  • Kosten: Voor de meeste niet-oefentherapeutische interventies is apparatuur vereist, waaraan aanschaf- en onderhoudskosten voor de therapeut verbonden zijn. Van geen van de niet-oefentherapeutische interventies zijn kosteneffectiviteitsanalyses bekend.
  • Aanvaardbaarheid/haalbaarheid: Dit is volgens de GRADE-methodiek alleen van toepassing indien er argumenten aanwezig zijn voor een positieve aanbeveling. Dit is bij geen van de niet-oefentherapeutische interventies het geval.

Noot 22. Massage

Uitgangsvraag
Wordt massagetherapie aanbevolen bij patiënten met heup- en/of knieartrose ter verbetering van fysiek functioneren?

Deze uitgangsvraag is beantwoord door middel van een systematisch literatuuronderzoek. De conclusie is gebaseerd op twee RCT’s.[2,3]

 

Conclusie vanuit de literatuurstudie

Uitkomstmaat ‘fysiek functioneren’ (door de patiënt gerapporteerde uitkomsten). Er bestaat een klein effect van massagetherapie (30-60 minuten wekelijks of tweewekelijks) ter aanvulling op de oefentherapeutische interventie op het fysiek functioneren van mensen met knieartrose, vergeleken met oefentherapie waarbij geen massagetherapie wordt aangeboden. De kwaliteit van het bewijs is zeer laag. Daarnaast lijkt er ook een effect op pijn te zijn. Het effect van massagetherapie bij mensen met heupartrose is onbekend.

 

Van bewijs naar aanbeveling

Er is bewijs van zeer lage kwaliteit dat massage, als aanvulling op oefentherapie, mogelijk effectief is in het verbeteren van fysiek functioneren (klein effect) en het verminderen van pijn. Op basis van de grote onzekerheid over het effect, de duur van de onderzochte interventie (30-60 minuten) en de verwachte te verwaarlozen meerwaarde van de interventie boven de gebruikelijke zorg (i.e., oefentherapie en voorlichting/adviezen) enerzijds, en de waarde die sommige patiënten kunnen hechten aan deze interventie en het mogelijke effect op pijn (daarmee mogelijke ondersteuning van de oefentherapie) anderzijds, is de werkgroep van mening dat de interventie conditioneel afgeraden kan worden voor zowel heup- als knieartrose (‘bied bij voorkeur niet aan’).

 

Aanbeveling

Bied bij voorkeur geen massagetherapie aan bij patiënten met heup- of knieartrose.

 

Noot 23. TENS

Uitgangsvraag
Wordt behandeling met transcutaneous electrical nerve stimulation (TENS) aanbevolen bij patiënten met heup- en/of knieartrose ter verbetering van fysiek functioneren?

Deze uitgangsvraag is beantwoord door middel van een systematisch literatuuronderzoek. De conclusie is gebaseerd op twee RCT’s.[2,3]

 

Conclusie vanuit de literatuurstudie

Uitkomstmaat ‘fysiek functioneren’ (door de patiënt gerapporteerde uitkomsten). Er bestaat geen effect van behandeling met TENS op het fysiek functioneren van mensen met knieartrose, vergeleken met geen behandeling met TENS. Kwaliteit van bewijs is zeer laag. Er bestaat ook geen effect van behandeling met TENS ter aanvulling op de oefentherapeutische interventie op het fysiek functioneren van mensen met knieartrose, vergeleken met oefentherapie waarbij geen behandeling met TENS wordt aangeboden. Kwaliteit van bewijs is zeer laag. Daarnaast lijkt er mogelijk wel een effect van TENS op pijn bij mensen met knieartrose te zijn. Het effect van TENS bij mensen met heupartrose is onbekend.

 

Van bewijs naar aanbeveling

Er is bewijs van zeer lage kwaliteit dat TENS mogelijk niet effectief is in het verbeteren van fysiek functioneren, maar mogelijk wel in het verminderen van pijn. Op basis van de grote onzekerheid over het effect en de verwachte te verwaarlozen meerwaarde van de interventie boven de gebruikelijke zorg (i.e., oefentherapie en voorlichting/adviezen) enerzijds, en de mogelijke effecten op pijn (daarmee mogelijke ondersteuning van de oefentherapie), is de werkgroep van mening dat de interventie conditioneel afgeraden kan worden, voor zowel heup- als knieartrose (‘bied bij voorkeur niet aan’). Daarbij is de werkgroep van mening dat de interventie uitsluitend kortdurend overwogen kan worden ter ondersteuning van de oefentherapie indien de oefentherapie belemmerd wordt door forse pijnklachten.

 

Aanbeveling

Bied bij voorkeur geen behandeling met TENS aan bij patiënten met heup- en/of knieartrose. Overweeg de toepassing van TENS uitsluitend als kortdurende interventie voor pijnvermindering ter ondersteuning van de oefentherapie indien de oefentherapie belemmerd wordt door forse pijnklachten.

 

Noot 24. Continuous passive motion

Uitgangsvraag
Wordt continuous passive motion (CPM) therapie aanbevolen na een gewrichtsvervangende operatie bij patiënten vanwege heup- en/of knieartrose ter verbetering van fysiek functioneren?

Deze uitgangsvraag is beantwoord door middel van een systematisch literatuuronderzoek. De conclusie is gebaseerd op 2 RCT’s.[2,3]

 

Conclusie vanuit de literatuurstudie

Uitkomstmaat ‘fysiek functioneren’ (door de patiënt gerapporteerde uitkomsten). Er bestaat mogelijk een klein effect van CPM-therapie na een gewrichtsvervangende operatie vanwege knieartrose, vergeleken met fysiotherapeutische zorg waarbij geen CPM-therapie wordt aangeboden. De kwaliteit van bewijs is zeer laag. Het effect van CPM-therapie bij mensen na een gewrichtsvervangende operatie vanwege heupartrose is onbekend.

 

Van bewijs naar aanbeveling

Er is bewijs van zeer lage kwaliteit dat CPM na een gewrichtsvervangende operatie mogelijk effectief is in het verbeteren van fysiek functioneren (klein effect). Op basis van de grote onzekerheid over het effect en de verwachte te verwaarlozen meerwaarde van de interventie boven de gebruikelijke zorg (i.e., oefentherapie en voorlichting/adviezen) is de werkgroep van mening dat de interventie sterk afgeraden kan worden na een gewrichtsvervangende operatie vanwege zowel heup- als knieartrose (‘bied de interventie niet aan’).

 

Aanbeveling

Bied geen continuous passive motion (CPM) therapie aan bij patiënten na een gewrichtsvervangende operatie vanwege heup- en/of knieartrose.

 

Noot 25. Elektromagnetisch veld

Uitgangsvraag
Wordt behandeling met een elektromagnetisch veld aanbevolen bij patiënten met heup- en/of knieartrose ter verbetering van fysiek functioneren?

Deze uitgangsvraag is beantwoord door middel van een systematisch literatuuronderzoek. De conclusie is gebaseerd op twee RCT’s.[2,3]

 

Conclusie vanuit de literatuurstudie

Uitkomstmaat ‘fysiek functioneren’ (door de patiënt gerapporteerde uitkomsten). Er bestaat mogelijk een klein effect van behandeling met een elektromagnetisch veld op het fysiek functioneren van mensen met knieartrose, vergeleken met geen behandeling met een elektromagnetisch veld. De kwaliteit van bewijs is zeer laag. Het effect van behandeling met een elektromagnetisch veld bij mensen met heupartrose is onbekend.

 

Van bewijs naar aanbeveling

Er is bewijs van zeer lage kwaliteit dat behandeling met een elektromagnetisch veld mogelijk effectief is in het verbeteren van fysiek functioneren (klein effect). Op basis van de grote onzekerheid en de verwachte te verwaarlozen meerwaarde van de interventie boven de gebruikelijke zorg (i.e., oefentherapie en voorlichting/adviezen) is de werkgroep van mening dat de interventie sterk afgeraden kan worden voor zowel heup- als knieartrose (‘bied de interventie niet aan’).

 

Aanbeveling

Bied geen behandeling met een elektromagnetisch veld aan bij patiënten met heup- of knieartrose.

 

Noot 26. Low lovel laser therapie

Uitgangsvraag
Wordt behandeling met low level laser therapie (LLLT) aanbevolen bij patiënten met heup- en/of knieartrose ter verbetering van fysiek functioneren?

Deze uitgangsvraag is beantwoord door middel van een systematisch literatuuronderzoek. De conclusie is gebaseerd op drie RCT’s.[2-4]

 

Conclusie vanuit de literatuurstudie

Uitkomstmaat ‘fysiek functioneren’ (door de patiënt gerapporteerde uitkomsten): Er bestaat geen effect van behandeling met LLLT op het fysiek functioneren van mensen met knieartrose, vergeleken met geen behandeling met LLLT. De kwaliteit van bewijs is zeer laag. Er bestaat mogelijk een klein effect van behandeling met LLLT ter aanvulling op de oefentherapeutische interventie op het fysiek functioneren van mensen met knieartrose, vergeleken met oefentherapie waarbij geen behandeling met LLLT wordt aangeboden. De kwaliteit van bewijs is zeer laag. Het effect van behandeling met LLLT bij mensen met heupartrose is onbekend.

 

Van bewijs naar aanbeveling

Er is bewijs van zeer lage kwaliteit dat behandeling met LLLT mogelijk niet effectief is in het verbeteren van fysiek functioneren. Er is bewijs van zeer lage kwaliteit dat behandeling met LLLT als aanvulling op oefentherapie mogelijk effectief is in het verbeteren van fysiek functioneren (klein effect). Op basis van de grote onzekerheid over het effect en de verwachte te verwaarlozen meerwaarde van de interventie boven de gebruikelijke zorg (i.e., oefentherapie en voorlichting/adviezen) is de werkgroep van mening dat de interventie sterk afgeraden kan worden, voor zowel heup- als knieartrose (‘bied de interventie niet aan’).

 

Aanbeveling

Bied geen behandeling met low level laser therapie aan bij patiënten met heup- of knieartrose.

 

Noot 27. Passieve mobilisaties

Uitgangsvraag
Wordt behandeling met passieve mobilisaties* aanbevolen bij patiënten met heup- en/of knieartrose ter verbetering van fysiek functioneren?

Deze uitgangsvraag is beantwoord door middel van een systematisch literatuuronderzoek. De conclusie is gebaseerd op één RCT.[2]

 

Conclusie vanuit de literatuurstudie

Uitkomstmaat ‘fysiek functioneren’ (door de patiënt gerapporteerde uitkomsten). Er bestaat geen effect van passieve mobilisaties ter aanvulling op de oefentherapeutische interventie op het fysiek functioneren van mensen met heupartrose, vergeleken met oefentherapie waarbij geen passieve verrichtingen worden aangeboden. De kwaliteit van bewijs is laag. Het effect van passieve mobilisaties bij mensen met knieartrose is onbekend.

 

Van bewijs naar aanbeveling

Er is bewijs van lage kwaliteit dat passieve mobilisaties als aanvulling op oefentherapie mogelijk niet effectief zijn in het verbeteren van fysiek functioneren. Op basis van de grote onzekerheid over het effect en de verwachte te verwaarlozen meerwaarde van de interventie boven de gebruikelijke zorg (i.e., oefentherapie en voorlichting/adviezen) is de werkgroep van mening dat de interventie sterk afgeraden kan worden voor zowel heup- als knieartrose (‘bied de interventie niet aan’).

 

Aanbeveling

Bied geen behandeling met passieve mobilisaties aan bij patiënten met heup- en/of knieartrose.

 

* Onder passieve mobilisaties worden door de werkgroep uitsluitend mobilisatietechnieken zoals tracties, translaties en passieve rekkingen verstaan. Specifieke manueel therapeutische handelingen (HVT-technieken) en actieve rekkingen (range-of-motionoefeningen) vallen hier buiten.

 

Noot 28. Shockwave

Uitgangsvraag
Wordt behandeling met shockwave aanbevolen bij patiënten met heup- en/of knieartrose ter verbetering van fysiek functioneren?

Deze uitgangsvraag is beantwoord door middel van een systematisch literatuuronderzoek. De conclusie is gebaseerd op drie RCT’s.[1-3]

 

Conclusie vanuit de literatuurstudie

Uitkomstmaat ‘fysiek functioneren’ (door de patiënt gerapporteerde uitkomsten). Het effect van behandeling met shockwave, vergeleken met geen shockwave, op het fysiek functioneren van mensen met knieartrose is onzeker. De kwaliteit van het bewijs is zeer laag. De effectiviteit van shockwavetherapie bij mensen met heupartrose is onbekend.

 

Van bewijs naar aanbeveling

Er is tegenstrijdig bewijs van zeer lage kwaliteit voor het effect van shockwave op het verbeteren van het fysiek functioneren. Op basis van de grote onzekerheid over het effect en de verwachte te verwaarlozen meerwaarde van de interventie boven de gebruikelijke zorg (i.e., oefentherapie en voorlichting/adviezen) is de werkgroep van mening dat de interventie sterk afgeraden kan worden, voor zowel heup- als knieartrose (‘bied de interventie niet aan’).

 

Aanbeveling

Bied geen behandeling met shockwave aan bij patiënten met heup- of knieartrose.

 

Noot 29. Taping

Uitgangsvraag
Wordt behandeling met taping aanbevolen bij patiënten met heup- en/of knieartrose ter verbetering van fysiek functioneren?

Deze uitgangsvraag is beantwoord door middel van een systematisch literatuuronderzoek. De conclusie is gebaseerd op drie RCT’s.[1-3]

 

Conclusie vanuit de literatuurstudie

Uitkomstmaat ‘fysiek functioneren’ (door de patiënt gerapporteerde uitkomsten). Er bestaat mogelijk geen effect van behandeling met taping op het fysiek functioneren van mensen met knieartrose, vergeleken met geen behandeling met taping. De kwaliteit van bewijs is laag. Daarnaast lijkt er ook geen effect van taping op pijn te zijn. Het effect van taping bij mensen met heupartrose is onbekend.

 

Van bewijs naar aanbeveling

Er is bewijs van lage kwaliteit dat taping mogelijk niet effectief is in het verbeteren van fysiek functioneren. Op basis van de grote onzekerheid over het effect en de verwachte te verwaarlozen meerwaarde van de interventie boven de gebruikelijke zorg (i.e., oefentherapie en voorlichting/adviezen) is de werkgroep van mening dat de interventie sterk afgeraden kan worden, voor zowel heup- als knieartrose (‘bied de interventie niet aan’).

 

Aanbeveling

Bied geen behandeling met taping aan bij patiënten met heup- en/of knieartrose.

 

Noot 30. Thermotherapie

Uitgangsvraag
Wordt thermotherapie (warmte- of koudetherapie) aanbevolen bij patiënten met heup- en/of knieartrose ter verbetering van fysiek functioneren?

Deze uitgangsvraag is beantwoord door middel van een systematisch literatuuronderzoek. Er konden geen relevante RCT’s worden geïncludeerd.

 

Conclusie vanuit de literatuurstudie

Uitkomstmaat ‘fysiek functioneren’ (door de patiënt gerapporteerde uitkomsten): Het effect van thermotherapie (warmte- of koudetherapie) op fysiek functioneren bij mensen met heup- en/of knieartrose is onbekend.

 

Van bewijs naar aanbeveling

Er is geen bewijs voor een effect van thermotherapie in het verbeteren van fysiek functioneren Op basis van het ontbreken van literatuur en de verwachte te verwaarlozen meerwaarde van de interventie boven de gebruikelijke zorg (i.e., oefentherapie en voorlichting/adviezen) is de werkgroep van mening dat de interventie sterk afgeraden kan worden, voor zowel heup- als knieartrose (‘bied interventie niet aan’).

 

Aanbeveling

Bied geen thermotherapie aan bij patiënten met heup- en/of knieartrose ter verbetering van het fysiek functioneren.

 

Noot 31. Ultrageluid

Uitgangsvraag
Wordt behandeling met ultrageluid aanbevolen bij patiënten met heup- en/of knieartrose ter verbetering van fysiek functioneren?

Deze uitgangsvraag is beantwoord door middel van een systematisch literatuuronderzoek. De conclusie is gebaseerd op drie RCT’s.[1-3]

 

Conclusie vanuit de literatuurstudie

Uitkomstmaat ‘fysiek functioneren’ (door de patiënt gerapporteerde uitkomsten): Er bestaat geen effect van behandeling met ultrageluid op het fysiek functioneren van mensen met knieartrose, vergeleken met geen behandeling met ultrageluid. De kwaliteit van bewijs is laag. Het effect van behandeling met ultrageluid bij mensen met heupartrose is onbekend.

 

Van bewijs naar aanbeveling

Er is bewijs van lage kwaliteit dat ultrageluid mogelijk niet effectief is in het verbeteren van fysiek functioneren. Op basis van de grote onzekerheid over het effect en de verwachte te verwaarlozen meerwaarde van de interventie boven de gebruikelijke zorg (i.e., oefentherapie en voorlichting/adviezen) is de werkgroep van mening dat de interventie sterk afgeraden kan worden, voor zowel heup- als knieartrose (‘bied de interventie niet aan’).

 

Aanbeveling

Bied geen behandeling met ultrageluid aan bij patiënten met heup- en/of knieartrose.

Noot 21. Algemene overwegingen bij aanbevelingen ten aanzien van niet-oefentherapeutische interventies

  • Samenvatting resultaten literatuurstudie: De literatuur over de effectiviteit van de verschillende niet-oefentherapeutische interventies is over het algemeen beperkt (lage tot zeer lage kwaliteit van bewijs) en toont veelal aan dat er geen tot hooguit een klein effect is, in vergelijking met een behandeling zonder deze interventie, of in vergelijking met oefentherapie.
  • Balans tussen gewenste en ongewenste effecten: De gewenste effecten (zoals vermindering klachten, verbetering in dagelijks functioneren) zijn onduidelijk, terwijl de ongewenste effecten (zoals verergering klachten), indien gerapporteerd, zeldzaam en weinig ernstig lijken te zijn. Op basis hiervan wordt door de werkgroep ingeschat dat de gewenste en ongewenste effecten waarschijnlijk gelijk zijn.
  • Waarden en voorkeuren van patiënten: De waarden en voorkeuren zullen waarschijnlijk verschillen tussen patiënten. Er wordt door de werkgroep ingeschat dat de meerderheid van de patiënten niet positief tegenover de meeste niet-oefentherapeutische interventies staat, vanwege een gebrek aan ervaren effect op de klachten en het dagelijks functioneren.
  • Kosten: Voor de meeste niet-oefentherapeutische interventies is apparatuur vereist, waaraan aanschaf- en onderhoudskosten voor de fysio-/oefentherapeut verbonden zijn. Van geen van de niet-oefentherapeutische interventies zijn kosteneffectiviteitsanalyses bekend.
  • Aanvaardbaarheid/haalbaarheid: Dit is volgens GRADE methodiek alleen van toepassing indien er argumenten aanwezig zijn voor een positieve aanbeveling. Dit is bij geen van de niet-oefentherapeutische interventies het geval.

C.3.1 Massage

Bied bij voorkeur geen massagetherapie aan bij patiënten met heup- of knieartrose.

Toelichting

Noot 22. Massage

Uitgangsvraag
Wordt massagetherapie aanbevolen als aanvulling op de oefentherapeutische interventie bij patiënten met heup- en/of knieartrose ter verbetering van fysiek functioneren?

Deze uitgangsvraag is beantwoord door middel van een systematisch literatuuronderzoek. De conclusie is gebaseerd op twee RCT’s.[2,3]

 

Conclusie vanuit de literatuurstudie

Uitkomstmaat ‘fysiek functioneren’ (door de patiënt gerapporteerde uitkomsten). Er bestaat een klein effect van massagetherapie (30-60 minuten wekelijks of tweewekelijks) ter aanvulling op de oefentherapeutische interventie op het fysiek functioneren van mensen met knieartrose, vergeleken met oefentherapie waarbij geen massagetherapie wordt aangeboden. De kwaliteit van het bewijs is zeer laag. Daarnaast lijkt er ook een effect op pijn te zijn. Het effect van massagetherapie bij mensen met heupartrose is onbekend.

 

Van bewijs naar aanbeveling

Er is bewijs van zeer lage kwaliteit dat massage, als aanvulling op oefentherapie, mogelijk effectief is in het verbeteren van fysiek functioneren (klein effect) en het verminderen van pijn. Op basis van de grote onzekerheid over het effect, de duur van de onderzochte interventie (30-60 minuten) en de verwachte te verwaarlozen meerwaarde van de interventie boven de gebruikelijke zorg (i.e., oefentherapie en voorlichting/adviezen) enerzijds, en de waarde die sommige patiënten kunnen hechten aan deze interventie en het mogelijke effect op pijn (daarmee mogelijke ondersteuning van de oefentherapie) anderzijds, is de werkgroep van mening dat de interventie conditioneel afgeraden kan worden voor zowel heup- als knieartrose (‘bied bij voorkeur niet aan’).

 

Aanbeveling

Bied bij voorkeur geen massagetherapie aan bij patiënten met heup- of knieartrose.

Complete uitgangsvraag volgens PICO
Wordt behandeling behandeling met massagetherapie (I) vergeleken met geen behandeling met massagetherapie (C) aanbevolen voor de behandeling van patiënten met heup- en/of knieartrose (P) ter verbetering van fysiek functioneren (O)?

 

Zoekstrategie

Er is door het KNGF op 14 augustus 2017 een zoekactie uitgevoerd in PubMed, EMBASE, Web of Science, Cochrane Library, CENTRAL, EmCare en CINAHL, naar samenvattingen van de literatuur (i.e. systematische reviews; SR’s) en RCT’s (RCT’s) met betrekking tot de effectiviteit van massagetherapie ten aanzien van fysiek functioneren bij patiënten met heup- en knieartrose. 

Type studieSR en RCT
Type patiëntvolwassenen met een klinische diagnose artrose*
Type interventieelke vorm van massagetherapie
Type vergelijkinggeen massagetherapie
Type uitkomstfysiek functioneren (door de patiënt gerapporteerde uitkomsten)
* Om reden van efficiëntie zijn de searches voor heup en knie gezamenlijk gestart en vervolgens afzonderlijk afgerond.
SR = systematische review
RCT = randomised controlled trial.
Selectiecriteria systematische review
Zoekdatum14 augustus 2017
Geraadpleegde databasesPubMed, EMBASE, Web of Science, Cochrane Library, CENTRAL, EmCare, CINAHL.
Algemene zoektermen*((“hip osteoarthritis”[tw] OR “knee osteoarthritis”[tw] OR “Osteoarthritis, Knee”[MeSH] OR “Osteoarthritis, Hip”[mesh] OR ((“Osteoarthritis”[Mesh] OR “osteoarthritis”[tw] OR osteoarthrit[tw] OR “osteoarthrosis”[tw] OR osteoarthro[tw] OR “degenerative arthritis”[tw] OR degenerative arthriti[tw] OR “osteoarthrosis deformans”[tw]) AND (“Knee”[Mesh] OR “knee”[tw] OR “knees”[tw] OR “Knee Joint”[Mesh] OR “Hip”[Mesh] OR “hip”[tw] OR “hips”[tw] OR “Hip Joint” [Mesh] OR “menisci”[tw] OR “meniscus”[tw] OR menisc[tw] OR “coxa”[tw] OR “coxas”[tw] OR “patellofemoral”[tw] OR “Patella”[Mesh] OR patella[tw])) OR coxarthro[tw] OR gonarthro[tw]) AND (“Motion Therapy, Continuous Passive”[Mesh] OR “Continuous Passive Motion Therapy”[tw] OR “Continuous Passive Movement”[tw] OR “CPM Therapy”[tw] OR “Passive Stretching”[tw] OR “PNF Stretching”[tw] OR “musculoskeletal manipulations”[Mesh] OR “musculoskeletal manipulations”[tw] OR “Applied Kinesiology”[tw] OR “Chiropractic Manipulation”[tw] OR “Osteopathic Manipulation”[tw] OR “Soft Tissue Therapy”[tw] OR “Acupressure”[tw] OR “Massage” [Mesh] OR “massage”[tw] OR massag[tw] OR “Zone Therapy”[tw] OR “Reflexology” [tw] OR “Rolfing”[tw] OR “Bodywork”[tw] OR Bodywork[tw] OR “Electric stimulation therapy”[Mesh:NoExp] OR “electric stimulation therapy”[tw] OR “electrical stimulation therapy”[tw] OR “therapeutic electric stimulation”[tw] OR “therapeutic electrical stimulation”[tw] OR “electrotherapy”[tw] OR electrotherap[tw] OR “interferential current electrotherapy”[tw] OR “electrical stimulation”[tw] OR “electrical nerve stimulation”[tw] OR “transcutaneous electric nerve stimulation” [Mesh:NoExp] OR “TENS”[tw] OR “transcutaneous electric nerve stimulation”[tw] OR “Ultrasonic Therapy”[Mesh] OR “therapeutic ultrasound”[tw] OR ultrasound therap[tw] OR “ultrasonic therapy”[tw] OR “electromagnetic therapy”[tw] OR “Electromagnetic Radiation/therapeutic use”[Mesh] OR “Electromagnetic Phenomena/therapeutic use”[Mesh] OR “thermotherapy”[tw] OR “hot pack”[tw] OR “hot packs”[tw] OR hot pack[tw] OR hotpack[tw] OR “cold pack”[tw] OR “cold packs”[tw] OR cold pack[tw] OR coldpack[tw] OR “cold treatment”[tw] OR “heat treatment”[tw] OR “Hyperthermia, Induced”[Mesh] OR fever therap[tw] OR heat therap[tw] OR “Induced Hyperthermia”[tw] OR Thermotherap[tw] OR “Therapeutic Hyperthermia”[tw] OR “Local Hyperthermia”[tw] OR “Hot Temperature”[mesh] OR “Cold Temperature”[mesh] OR “Cryotherapy”[mesh] OR “Hypothermia, induced” [mesh] OR cold temperature[tw] OR Cryotherap[tw] OR “Induced Hypothermia”[tw] OR therapeutic hypotherm[tw] OR “low level laser therapy”[tw] OR “low level laser treatment”[tw] OR “low intensity laser”[tw] OR “soft-laser therapy”[tw] OR “low energy laser therapy”[tw] OR “low-power laser therapy”[tw] OR “low level laser” [tw] OR “low level lasers”[tw] OR “low intensity lasers”[tw] OR “low energy laser” [tw] OR “low energy lasers”[tw] OR “low-power laser”[tw] OR “low-power lasers” [tw] OR “lllt”[tw] OR “Low-Level Light Therapy”[Mesh] OR “medical taping”[tw] OR “taping”[tw] OR “tape”[tw] OR “tapes”[tw] OR “taped”[tw] OR “kinesiotaping” [tw] OR “kinesio taping”[tw] OR kinesiotap[tw] OR kinesio tap[tw] OR “Bandages” [mesh] OR “Athletic Tape”[mesh] OR “Bandages”[tw] OR “Bandage”[tw] OR “Athletic Tape”[tw] OR “Athletic Tapes”[tw] OR “Hydrocolloid Bandages”[tw] OR “Biological Dressings”[tw] OR “Compression Bandages”[tw] OR “Compression Stockings”[tw] OR “Occlusive Dressings”[tw] OR “Hydrocolloid Bandage”[tw] OR “Biological Dressing” [tw] OR “Compression Bandage”[tw] OR “Compression Stocking”[tw] OR “Occlusive Dressing”[tw] OR “Dry needling”[tw] OR dry needl[tw] OR “Acupuncture Therapy” [mesh] OR Acupunctur[tw] OR Electroacupunctur[tw] OR “Meridians”[tw] OR “Moxibustion”[tw] OR “Trigger Points”[tw] OR “Trigger Point”[tw] OR “Shockwave therapy”[tw] OR “Shock wave therapy”[tw] OR shockwav[tw] OR shock wav[tw] OR “High-Energy Shock Waves”[mesh] OR “HESW”[tw] OR “High Energy Shock Waves”[tw] OR “High-Energy Shock Wave”[tw] OR “Ultrasonic Shock Wave”[tw] OR “Ultrasonic Shock Waves”[tw] OR “Ultrasonic Shockwave”[tw] OR “Ultrasonic Shockwaves”[tw] OR “Ultrasonic Waves”[mesh] OR “Lithotripsy”[mesh] OR “Lithotripsy”[tw])) NOT (“Animals”[mesh] NOT “Humans”[mesh]))
*Om reden van efficiëntie zijn de searches voor heup en knie gezamenlijk gestart en vervolgens afzonderlijk afgerond.
Zoektermen
Gevonden literatuur

De literatuursearch met betrekking tot niet-oefentherapeutische interventies, waaronder massagetherapie, bij patiënten met heup- en knieartrose leverde 478 systematische literatuurstudies en 1157 RCT’s op. De systematische review van Bervoets et al. vormt de basis voor beantwoording van deze uitgangsvraag.[1] Deze review omvatte literatuur tot oktober 2014 en scoort goed op de AMSTAR (8/10). Uiteindelijk voldeden twee RCT’s (n = 193) uit de review aan de selectiecriteria bij de uitgangsvraag.[2,3] Een aanvullende search binnen alle oorspronkelijk gevonden RCT’s leverde geen andere RCT’s op die aan de selectiecriteria voldeden.

Zie de flowchart voor een totaaloverzicht van de systematische literatuurstudie.

Systematische literatuurstudie naar de effectiviteit van massage.

Om de aanbeveling omtrent deze uitgangsvraag op basis van juiste argumentatie te kunnen formuleren, is voor deze specifieke interventie, op verzoek van de werkgroep, pijn als secundaire uitkomstmaat toegevoegd.Binnen de geïncludeerde systematische review naar het effect van massage op de uitkomstmaat pijn is daarom aanvullend narratief gekeken (zonder weging van het bewijs).

 

Beschrijving studies
  • Perlman et al., 2011.[2] De RCT is uitgevoerd in de Verenigde Staten. Er werden 125 mannelijke en vrouwelijke patiënten met knieartrose geïncludeerd. De patiënten werden gerandomiseerd toegewezen aan vier groepen (n = 25). Drie groepen kregen massagetherapie (30 of 60 minuten wekelijks of tweewekelijks) als aanvulling op de oefentherapie en één groep kreeg enkel oefentherapie (n = 63). De massagetherapie bestond uit massage (i.e., effleureren, petrisseren, frictioneren, vibreren en tapoteren) van de onderste en bovenste extremiteit, met de nadruk op de onderste extremiteit. Follow-up: 24 weken.
  • Perlman et al., 2006.[3] De RCT is uitgevoerd in de Verenigde Staten. Er werden 68 mannelijke en vrouwelijke patiënten met knieartrose geïncludeerd. De patiënten werden gerandomiseerd toegewezen aan twee groepen: één groep kreeg massagetherapie (30 of 60 minuten wekelijks of tweewekelijks) ter aanvulling op oefentherapie (n = 34) en één groep kreeg enkel oefentherapie (n = 34). De massagetherapie bestond uit massage (i.e., effleureren, petrisseren, frictioneren, vibreren en tapoteren) van de onderste en bovenste extremiteit, met de nadruk op de onderste extremiteit. Follow-up: 16 weken.
Kwaliteit van bewijs

Uitkomstmaat ‘fysiek functioneren’ (door de patiënt gerapporteerde uitkomsten) bij vergelijking van massage-therapie plus oefentherapie vs. enkel oefentherapie: Beide studies hebben een redelijke RoB, dus er vindt afwaardering plaats op basis van design. Inconsistentie en mate van indirectheid waren niet van toepassing en behoefden geen afwaardering. Onnauwkeurigheid was van toepassing vanwege het geringe aantal deelnemers in totaal (n = 118). De kans op publicatiebias lijkt reëel, daarom is hiervoor afgewaardeerd. De kwaliteit van bewijs wordt op basis van GRADE als ‘zeer laag’ beoordeeld.

Methodologische kwaliteit van de geïncludeerde studies.

Effectiviteit
  • Uitkomstmaat ‘fysiek functioneren’ (door de patiënt gerapporteerde uitkomsten) bij vergelijking van massagetherapie plus oefentherapie vs. enkel oefentherapie. Zowel Perlman et al. als Perlman et al. laten zien dat er ten aanzien van fysiek functioneren een klein verschil in effect is ten gunste van massagetherapie plus oefentherapie ten opzichte van enkel oefentherapie.[2,3] (tabel 22.4)
  • Uitkomstmaat ‘pijn’ (op basis van reeds geïncludeerde literatuur) bij vergelijking van massagetherapie plus oefentherapie vs. enkel oefentherapie. De SR van Bervoets et al. die de basis vormde voor de beantwoording van de uitgangsvraag met fysiek functioneren als uitkomstmaat concludeert dat bij patiënten met knieartrose massagetherapie mogelijk ook een effect op pijn heeft.[1]

Evidencetabel effectiviteit massagetherapie bij heup- en/of knieartrose.

Aantal studiesGRADEAantal patiënten en EffectschattingdKwaliteit van bewijs
DesignaInconsistentiebIndirectheidOnnauwkeurigheidcOverig
Outcome QALY
2, n = 118redelijk RoBneeneeja, n = 193jaBeide studies, Perlman et al.[2] en Perlman et al.[3], laten een significant verschil in effect zien op fysiek functioneren in het voordeel van massagetherapie plus oefentherapie ten opzichte van enkel oefentherapie.zeer laag1
a Laag risico op bias (RoB): randomisatie adequaat + allocation concealed + intention to treat (ITT); hoog RoB: < 3 items laag risico; matig RoB: overige. b I2 > 40%; c Dichotome uitkomstmaat populatie (n > 300); continue uitkomstmaat populatie (n > 400); d Positief: effect is in het voordeel van oefentherapie.
Afwaardering voor onnauwkeurigheid en publicatiebias
Evidence to decision

Voor het bepalen van de formulering (richting en sterkte) van aanbevelingen zijn, naast de conclusie uit de wetenschappelijke literatuur, ook aanvullende overwegingen (o.a. waarden/voorkeuren van de patiënt, toepasbaarheid in de praktijk) meegenomen. Hiervoor is de ‘Evidence to decision’ methode van GRADE gevolgd en het bestaande ‘GRADE Evidence to decision’ formulier in het Nederlands vertaald. Dit formulier is door de werkgroep tijdens een werkgroepvergadering besproken, waarna de formulering van de aanbeveling is bepaald. 

Evidence to decision formulier.

1. Bervoets DC, Luijsterburg PA, Alessie JJ, et al. Massage therapy has short-term benefits for people with common musculoskeletal disorders compared to no treatment: a systematic review. J Physiother. 2015;61(3):106-16.

2. Perlman AI, Ali A, Njike VY, et al. Massage therapy for osteoarthritis of the knee: a randomized dose-finding trial. PLoS One. 2012;7(2):e30248.

3. Perlman AI, Sabina A, Williams AL, et al. Massage therapy for osteoarthritis of the knee: a randomized controlled trial. Arch Intern Med. 2006;166(22):2533-8.

C.3.2 TENS

Bied bij voorkeur geen behandeling met TENS aan bij patiënten met heup- en/of knieartrose. Overweeg de toepassing van TENS uitsluitend als kortdurende interventie voor pijnvermindering ter ondersteuning van de oefentherapie indien de oefentherapie belemmerd wordt door forse pijnklachten.

Toelichting

Noot 23. TENS

Uitgangsvraag
Wordt behandeling met transcutaneous electrical nerve stimulation (TENS) aanbevolen bij patiënten met heup- en/of knieartrose ter verbetering van fysiek functioneren?

Deze uitgangsvraag is beantwoord door middel van een systematisch literatuuronderzoek. De conclusie is gebaseerd op twee RCT’s.[2,3]

 

Conclusie vanuit de literatuurstudie

Uitkomstmaat ‘fysiek functioneren’ (door de patiënt gerapporteerde uitkomsten). Er bestaat geen effect van behandeling met TENS op het fysiek functioneren van mensen met knieartrose, vergeleken met geen behandeling met TENS. Kwaliteit van bewijs is zeer laag. Er bestaat ook geen effect van behandeling met TENS ter aanvulling op de oefentherapeutische interventie op het fysiek functioneren van mensen met knieartrose, vergeleken met oefentherapie waarbij geen behandeling met TENS wordt aangeboden. Kwaliteit van bewijs is zeer laag. Daarnaast lijkt er mogelijk wel een effect van TENS op pijn bij mensen met knieartrose te zijn. Het effect van TENS bij mensen met heupartrose is onbekend.

 

Van bewijs naar aanbeveling

Er is bewijs van zeer lage kwaliteit dat TENS mogelijk niet effectief is in het verbeteren van fysiek functioneren, maar mogelijk wel in het verminderen van pijn. Op basis van de grote onzekerheid over het effect en de verwachte te verwaarlozen meerwaarde van de interventie boven de gebruikelijke zorg (i.e., oefentherapie en voorlichting/adviezen) enerzijds, en de mogelijke effecten op pijn (daarmee mogelijke ondersteuning van de oefentherapie), is de werkgroep van mening dat de interventie conditioneel afgeraden kan worden, voor zowel heup- als knieartrose (‘bied bij voorkeur niet aan’). Daarbij is de werkgroep van mening dat de interventie uitsluitend kortdurend overwogen kan worden ter ondersteuning van de oefentherapie indien de oefentherapie belemmerd wordt door forse pijnklachten.                  

 

Aanbeveling

Bied bij voorkeur geen behandeling met TENS aan bij patiënten met heup- en/of knieartrose. Overweeg de toepassing van TENS uitsluitend als kortdurende interventie voor pijnvermindering ter ondersteuning van de oefentherapie indien de oefentherapie belemmerd wordt door forse pijnklachten.

Complete uitgangsvraag volgens PICO
Wordt behandeling met TENS (I) vergeleken met geen behandeling met TENS (C) aanbevolen voor de behandeling van patiënten met heup- en/of knieartrose (P) ter verbetering van fysiek functioneren (O)?

 

Zoekstrategie

Er is door het KNGF op 14 augustus 2017 een zoekactie uitgevoerd in PubMed, EMBASE, Web of Science, Cochrane Library, CENTRAL, EmCare en CINAHL, naar samenvattingen van de literatuur (i.e. systematische reviews; SR’s) en randomised controlled trials (RCT’s) met betrekking tot de effectiviteit van behandeling met ‘transcutaneous elektrical nerve stimulation’ (TENS) bij patiënten met heup- en knieartrose. 

Type studieSR en RCT
Type patiëntvolwassenen met een klinische diagnose artrose
Type interventieelke vorm van behandeling met TENS
Type vergelijkinggeen behandeling met TENS
Type uitkomstfysiek functioneren (door de patiënt gerapporteerde uitkomsten)
* Om reden van efficiëntie zijn de searches voor heup en knie gezamenlijk gestart en vervolgens afzonderlijk afgerond.
SR = systematische review
RCT = randomised controlled trial.
Selectiecriteria systematische review
Zoekdatum14 augustus 2017
Geraadpleegde databasesPubMed, EMBASE, Web of Science, Cochrane Library, CENTRAL, EmCare, CINAHL.
Algemene zoektermen*((“hip osteoarthritis”[tw] OR “knee osteoarthritis”[tw] OR “Osteoarthritis, Knee”[MeSH] OR “Osteoarthritis, Hip”[mesh] OR ((“Osteoarthritis”[Mesh] OR “osteoarthritis”[tw] OR osteoarthrit[tw] OR “osteoarthrosis”[tw] OR osteoarthro [tw] OR “degenerative arthritis”[tw] OR degenerative arthriti[tw] OR “osteoarthrosis deformans”[tw]) AND (“Knee”[Mesh] OR “knee”[tw] OR “knees”[tw] OR “Knee Joint”[Mesh] OR “Hip”[Mesh] OR “hip”[tw] OR “hips”[tw] OR “Hip Joint”[Mesh] OR “menisci”[tw] OR “meniscus”[tw] OR menisc[tw] OR “coxa”[tw] OR “coxas”[tw] OR “patellofemoral”[tw] OR “Patella”[Mesh] OR patella[tw])) OR coxarthro[tw] OR gonarthro[tw]) AND (“Motion Therapy, Continuous Passive”[Mesh] OR “Continuous Passive Motion Therapy”[tw] OR “Continuous Passive Movement”[tw] OR “CPM Therapy”[tw] OR “Passive Stretching”[tw] OR “PNF Stretching”[tw] OR “musculoskeletal manipulations”[Mesh] OR “musculoskeletal manipulations”[tw] OR “Applied Kinesiology”[tw] OR “Chiropractic Manipulation”[tw] OR “Osteopathic Manipulation”[tw] OR “Soft Tissue Therapy”[tw] OR “Acupressure”[tw] OR “Massage”[Mesh] OR “massage”[tw] OR massag[tw] OR “Zone Therapy”[tw] OR “Reflexology”[tw] OR “Rolfing”[tw] OR “Bodywork”[tw] OR Bodywork[tw] OR “Electric stimulation therapy”[Mesh:NoExp] OR “electric stimulation therapy”[tw] OR “electrical stimulation therapy”[tw] OR “therapeutic electric stimulation”[tw] OR “therapeutic electrical stimulation”[tw] OR “electrotherapy”[tw] OR electrotherap [tw] OR “interferential current electrotherapy”[tw] OR “electrical stimulation”[tw] OR “electrical nerve stimulation”[tw] OR “transcutaneous electric nerve stimulation” [Mesh:NoExp] OR “TENS”[tw] OR “transcutaneous electric nerve stimulation”[tw] OR “Ultrasonic Therapy”[Mesh] OR “therapeutic ultrasound”[tw] OR ultrasound therap[tw] OR “ultrasonic therapy”[tw] OR “electromagnetic therapy”[tw] OR “Electromagnetic Radiation/therapeutic use”[Mesh] OR “Electromagnetic Phenomena/therapeutic use”[Mesh] OR “thermotherapy”[tw] OR “hot pack”[tw] OR “hot packs”[tw] OR hot pack[tw] OR hotpack[tw] OR “cold pack”[tw] OR “cold packs”[tw] OR cold pack[tw] OR coldpack[tw] OR “cold treatment”[tw] OR “heat treatment”[tw] OR “Hyperthermia, Induced”[Mesh] OR fever therap[tw] OR heat therap[tw] OR “Induced Hyperthermia”[tw] OR Thermotherap[tw] OR “Therapeutic Hyperthermia”[tw] OR “Local Hyperthermia”[tw] OR “Hot Temperature”[mesh] OR “Cold Temperature”[mesh] OR “Cryotherapy”[mesh] OR “Hypothermia, induced” [mesh] OR cold temperature[tw] OR Cryotherap[tw] OR “Induced Hypothermia”[tw] OR therapeutic hypotherm[tw] OR “low level laser therapy”[tw] OR “low level laser treatment”[tw] OR “low intensity laser”[tw] OR “soft-laser therapy”[tw] OR “low energy laser therapy”[tw] OR “low-power laser therapy”[tw] OR “low level laser” [tw] OR “low level lasers”[tw] OR “low intensity lasers”[tw] OR “low energy laser” [tw] OR “low energy lasers”[tw] OR “low-power laser”[tw] OR “low-power lasers” [tw] OR “lllt”[tw] OR “Low-Level Light Therapy”[Mesh] OR “medical taping”[tw] OR “taping”[tw] OR “tape”[tw] OR “tapes”[tw] OR “taped”[tw] OR “kinesiotaping”[tw] OR “kinesio taping”[tw] OR kinesiotap[tw] OR kinesio tap[tw] OR “Bandages” [mesh] OR “Athletic Tape”[mesh] OR “Bandages”[tw] OR “Bandage”[tw] OR “Athletic Tape”[tw] OR “Athletic Tapes”[tw] OR “Hydrocolloid Bandages”[tw] OR “Biological Dressings”[tw] OR “Compression Bandages”[tw] OR “Compression Stockings”[tw] OR “Occlusive Dressings”[tw] OR “Hydrocolloid Bandage”[tw] OR “Biological Dressing” [tw] OR “Compression Bandage”[tw] OR “Compression Stocking”[tw] OR “Occlusive Dressing”[tw] OR “Dry needling”[tw] OR dry needl[tw] OR “Acupuncture Therapy” [mesh] OR Acupunctur[tw] OR Electroacupunctur[tw] OR “Meridians”[tw] OR “Moxibustion”[tw] OR “Trigger Points”[tw] OR “Trigger Point”[tw] OR “Shockwave therapy”[tw] OR “Shock wave therapy”[tw] OR shockwav[tw] OR shock wav[tw] OR “High-Energy Shock Waves”[mesh] OR “HESW”[tw] OR “High Energy Shock Waves”[tw] OR “High-Energy Shock Wave”[tw] OR “Ultrasonic Shock Wave”[tw] OR “Ultrasonic Shock Waves”[tw] OR “Ultrasonic Shockwave”[tw] OR “Ultrasonic Shockwaves”[tw] OR “Ultrasonic Waves”[mesh] OR “Lithotripsy”[mesh] OR “Lithotripsy”[tw])) NOT (“Animals”[mesh] NOT “Humans”[mesh]))
*Om reden van efficiëntie zijn de searches voor heup en knie gezamenlijk gestart en vervolgens afzonderlijk afgerond.
Zoektermen
Gevonden literatuur

De literatuursearch met betrekking tot niet-oefentherapeutische interventies, waaronder behandeling met TENS, bij patiënten met heup- en knieartrose leverde 478 systematische literatuurstudies en 1157 RCT’s op. De SR van Chen et al. vormt de basis voor beantwoording van deze uitgangsvraag.[1] Deze review omvat literatuur tot juni 2014 en scoort goed op de AMSTAR (10/10). Het KNGF heeft de review van Chen et al. gecomplementeerd door een search te doen naar RCT’s tot 14 augustus 2017. Uiteindelijk voldeden twee RCT’s (n = 193) aan de selectiecriteria bij de uitgangsvraag.[2,3]

Zie de flowchart voor een totaaloverzicht van de systematische literatuurstudie (bijlage).

Systematische literatuurstudie naar de effectiviteit van TENS.

Om de aanbeveling omtrent deze uitgangsvraag op basis van juiste argumentatie te kunnen formuleren, is voor deze specifieke interventie, op verzoek van de werkgroep, pijn als secundaire uitkomstmaat toegevoegd.

Binnen de geïncludeerde systematische review naar het effect van TENS op de uitkomstmaat pijn is daarom aanvullend narratief gekeken (zonder weging van het bewijs).[1]

 

Beschrijving studies
  • Palmer, 2014.[2] De RCT is uitgevoerd in het Verenigd Koningrijk. Er werden 224 mannelijke en vrouwelijke patiënten met knieartrose geïncludeerd. De patiënten werden gerandomiseerd toegewezen aan drie groepen: één groep kreeg TENS (110 Hz) als aanvulling op oefentherapie (n = 73), één groep kreeg placebo-TENS als aanvulling op oefentherapie (n = 74) en één groep kreeg enkel oefentherapie (n = 77). De duur van de interventies was 6 weken. De frequentie van de behandelingen met TENS in de thuissituatie werd bepaald door de patiënt. Follow-up: 24 weken.
  • Law, 2004.[3] De RCT is uitgevoerd in China. Er werden 39 mannelijke en vrouwelijke patiënten met knieartrose geïncludeerd. De patiënten werden gerandomiseerd toegewezen aan twee groepen: één groep kreeg TENS (100 Hz) (n = 22) en één groep kreeg placebo-TENS (n = 17). De sessies duurden 40 minuten, en vonden vijf keer per week plaats gedurende twee weken. Follow-up: 2 weken.
Kwaliteit van bewijs
  • Uitkomstmaat ‘fysiek functioneren’ (door de patiënt gerapporteerde uitkomsten) bij vergelijking van TENS plus oefentherapie vs. enkel oefentherapie). De studie van Palmer et al. heeft een redelijk RoB, dus er vindt afwaardering plaats op basis van design.[2] Inconsistentie en mate van indirectheid waren niet van toepassing en behoefden geen afwaardering. Onnauwkeurigheid was van toepassing vanwege het geringe aantal deelnemers (n = 224). De kans op publicatiebias lijkt reëel, daarom is hiervoor afgewaardeerd. De kwaliteit van bewijs wordt op basis van GRADE als ‘zeer laag’ beoordeeld. 
  • Uitkomstmaat ‘fysiek functioneren’ (door de patiënt gerapporteerde uitkomsten) bij vergelijking van TENS vs. geen TENS: De studie van Law et al. heeft een redelijk RoB, dus er vindt afwaardering plaats op basis van design.[3] Inconsistentie en mate van indirectheid waren niet van toepassing en behoefden geen afwaardering. Onnauwkeurigheid was van toepassing vanwege het geringe aantal deelnemers (n = 39). De kans op publicatiebias lijkt reëel, daarom is hiervoor afgewaardeerd. De kwaliteit van bewijs wordt op basis van GRADE als ‘zeer laag’ beoordeeld.

Methodologische kwaliteit van de geïncludeerde studies.

Effectiviteit
  • Uitkomstmaat ‘fysiek functioneren’ (door de patiënt gerapporteerde uitkomsten). Beide studies laten geen verschil in effect zien op fysiek functioneren tussen de interventie- en controlegroepen.[2,3] 
  • Uitkomstmaat ‘pijn’ (op basis van reeds geïncludeerde literatuur). De SR van Chen et al., die de basis vormde voor de beantwoording van de uitgangsvraag waarbij fysiek functioneren als uitkomstmaat genomen werd, concludeert dat TENS mogelijk wel een effect op pijn heeft in vergelijking met geen TENS, bij patiënten met knieartrose.[1] 

Evidencetabel effectiviteit TENS bij heup- en/of knieartrose.

Aantal studiesGRADEAantal patiënten en EffectschattingdKwaliteit van bewijs
DesignaInconsistentiebIndirectheidOnnauwkeurigheidcOverig
Outcome QALY
1, n = 224redelijk RoBneeneeja, n = 224jaPalmer et al. laten geen significant verschil in effect zien op fysiek functioneren voor behandeling met TENS als aanvulling op oefentherapie.[2]zeer laag1
1, n = 39redelijk RoBneeneeja, = 39jaLaw et al. laten geen significant verschil in effect zien op fysiek functioneren voor behandeling met TENS.[3]zeer laag1
a Laag risico op bias (RoB): randomisatie adequaat + allocation concealed + intention to treat (ITT); hoog RoB: < 3 items laag risico; matig RoB: overige. b I2 > 40%; c Dichotome uitkomstmaat populatie (n > 300); continue uitkomstmaat populatie (n > 400); d Positief: effect is in het voordeel van oefentherapie.
Afwaardering voor design, onnauwkeurigheid en publicatie bias.
Evidence to decision

Voor het bepalen van de formulering (richting en sterkte) van aanbevelingen zijn, naast de conclusie uit de wetenschappelijke literatuur, ook aanvullende overwegingen (o.a. waarden/voorkeuren van de patiënt, toepasbaarheid in de praktijk) meegenomen. Hiervoor is de ‘Evidence to decision’ methode van GRADE gevolgd en het bestaande ‘GRADE Evidence to decision’ formulier in het Nederlands vertaald. Dit formulier is door de werkgroep tijdens een werkgroepvergadering besproken, waarna de formulering van de aanbeveling is bepaald. 

Evidence to decision formulier.

1. Chen LX, Zhou ZR, Li YL, et al. Transcutaneous electrical nerve stimulation in patients with knee osteoarthritis: evidence rom randomized-controlled trials. Clin J Pain. 2016;32(2):146-54.

2. Palmer S, Domaille M, Cramp F, et al. Transcutaneous electrical nerve stimulation as an adjunct to education and exercise for knee osteoarthritis: a randomized controlled trial. Arthritis Care Res (Hoboken). 2014;66(3):387-94.

3. Law PP, Cheing GL, Tsui AY. Does transcutaneous electrical nerve stimulation improve the physical performance of people with knee osteoarthritis? J Clin Rheumatol. 2004;10(6):295-9.

C.3.3 Continuous passive motion

Bied geen continuous passive motion (CPM) therapie aan bij patiënten na een gewrichtsvervangende operatie vanwege heup- en/of knieartrose.

Toelichting

Noot 24. Continuous passive motion

Uitgangsvraag
Wordt continuous passive motion (CPM) therapie aanbevolen na een gewrichtsvervangende operatie bij patiënten vanwege heup- en/of knieartrose ter verbetering van fysiek functioneren?

Deze uitgangsvraag is beantwoord door middel van een systematisch literatuuronderzoek. De conclusie is gebaseerd op 2 RCT’s.[2,3]

 

Conclusie vanuit de literatuurstudie

Uitkomstmaat ‘fysiek functioneren’ (door de patiënt gerapporteerde uitkomsten). Er bestaat mogelijk een klein effect van CPM-therapie na een gewrichtsvervangende operatie vanwege knieartrose, vergeleken met fysiotherapeutische zorg waarbij geen CPM-therapie wordt aangeboden. De kwaliteit van bewijs is zeer laag. Het effect van CPM-therapie bij mensen na een gewrichtsvervangende operatie vanwege heupartrose is onbekend.

 

Van bewijs naar aanbeveling

Er is bewijs van zeer lage kwaliteit dat CPM na een gewrichtsvervangende operatie mogelijk effectief is in het verbeteren van fysiek functioneren (klein effect). Op basis van de grote onzekerheid over het effect en de verwachte te verwaarlozen meerwaarde van de interventie boven de gebruikelijke zorg (i.e., oefentherapie en voorlichting/adviezen) is de werkgroep van mening dat de interventie sterk afgeraden kan worden na een gewrichtsvervangende operatie vanwege zowel heup- als knieartrose (‘bied de interventie niet aan’).

 

Aanbeveling

Bied geen continuous passive motion (CPM) therapie aan bij patiënten na een gewrichtsvervangende operatie vanwege heup- en/of knieartrose.

Complete uitgangsvraag volgens PICO
Wordt CPM-therapie (I) vergeleken met geen continuous passive motion therapie (C) aanbevolen na een gewrichtsvervangende operatie bij patiënten vanwege heup- en/of knieartrose (P) ter verbetering van fysiek functioneren (O)?

 

Zoekstrategie

Er is door het KNGF op 14 augustus 2017 een zoekactie uitgevoerd in PubMed, EMBASE, Web of Science, Cochrane Library, CENTRAL, EmCare en CINAHL, naar samenvattingen van de literatuur (i.e. systematische reviews; SR’s) en RCT’s (RCT’s) met betrekking tot de effectiviteit van continuous passive motion (CPM) therapie na een gewrichtsvervangende operatie bij patiënten vanwege heup- en/of knieartrose. 

Type studieSR en RCT
Type patiëntvolwassenen na of met een indicatie voor een gewrichtsvervangende prothese vanwege artrose*
Type interventieelke vorm van continuous passive motion therapie
Type vergelijkinggeen continuous passive motion therapie
Type uitkomstfysiek functioneren (door de patiënt gerapporteerde uitkomsten)
* Om reden van efficiëntie zijn de searches voor heup en knie gezamenlijk gestart en vervolgens afzonderlijk afgerond.
SR = systematische review
RCT = randomised controlled trial.
Selectiecriteria systematische review
Zoekdatum14 augustus 2017
Geraadpleegde databasesPubMed, EMBASE, Web of Science, Cochrane Library, CENTRAL, EmCare, CINAHL.
Algemene zoektermen*((“hip osteoarthritis”[tw] OR “knee osteoarthritis”[tw] OR “Osteoarthritis, Knee” [MeSH] OR “Osteoarthritis, Hip”[mesh] OR ((“Osteoarthritis”[Mesh] OR “osteoarthritis”[tw] OR osteoarthrit[tw] OR “osteoarthrosis”[tw] OR osteoarthro [tw] OR “degenerative arthritis”[tw] OR degenerative arthriti[tw] OR “osteoarthrosis deformans”[tw]) AND (“Knee”[Mesh] OR “knee”[tw] OR “knees”[tw] OR “Knee Joint”[Mesh] OR “Hip”[Mesh] OR “hip”[tw] OR “hips”[tw] OR “Hip Joint”[Mesh] OR “menisci”[tw] OR “meniscus”[tw] OR menisc[tw] OR “coxa”[tw] OR “coxas”[tw] OR “patellofemoral”[tw] OR “Patella”[Mesh] OR patella[tw])) OR coxarthro[tw] OR gonarthro[tw]) AND (“Motion Therapy, Continuous Passive”[Mesh] OR “Continuous Passive Motion Therapy”[tw] OR “Continuous Passive Movement”[tw] OR “CPM Therapy”[tw] OR “Passive Stretching”[tw] OR “PNF Stretching”[tw] OR “musculoskeletal manipulations”[Mesh] OR “musculoskeletal manipulations”[tw] OR “Applied Kinesiology”[tw] OR “Chiropractic Manipulation”[tw] OR “Osteopathic Manipulation”[tw] OR “Soft Tissue Therapy”[tw] OR “Acupressure”[tw] OR “Massage” [Mesh] OR “massage”[tw] OR massag[tw] OR “Zone Therapy”[tw] OR “Reflexology” [tw] OR “Rolfing”[tw] OR “Bodywork”[tw] OR Bodywork[tw] OR “Electric stimulation therapy”[Mesh:NoExp] OR “electric stimulation therapy”[tw] OR “electrical stimulation therapy”[tw] OR “therapeutic electric stimulation”[tw] OR “therapeutic electrical stimulation”[tw] OR “electrotherapy”[tw] OR electrotherap[tw] OR “interferential current electrotherapy”[tw] OR “electrical stimulation”[tw] OR “electrical nerve stimulation”[tw] OR “transcutaneous electric nerve stimulation” [Mesh:NoExp] OR “TENS”[tw] OR “transcutaneous electric nerve stimulation”[tw] OR “Ultrasonic Therapy”[Mesh] OR “therapeutic ultrasound”[tw] OR ultrasound therap[tw] OR “ultrasonic therapy”[tw] OR “electromagnetic therapy”[tw] OR “Electromagnetic Radiation/therapeutic use”[Mesh] OR “Electromagnetic Phenomena/therapeutic use”[Mesh] OR “thermotherapy”[tw] OR “hot pack”[tw] OR “hot packs”[tw] OR hot pack[tw] OR hotpack[tw] OR “cold pack”[tw] OR “cold packs”[tw] OR cold pack[tw] OR coldpack[tw] OR “cold treatment”[tw] OR “heat treatment”[tw] OR “Hyperthermia, Induced”[Mesh] OR fever therap[tw] OR heat therap[tw] OR “Induced Hyperthermia”[tw] OR Thermotherap[tw] OR “Therapeutic Hyperthermia”[tw] OR “Local Hyperthermia”[tw] OR “Hot Temperature”[mesh] OR “Cold Temperature”[mesh] OR “Cryotherapy”[mesh] OR “Hypothermia, induced” [mesh] OR cold temperature[tw] OR Cryotherap[tw] OR “Induced Hypothermia”[tw] OR therapeutic hypotherm[tw] OR “low level laser therapy”[tw] OR “low level laser treatment”[tw] OR “low intensity laser”[tw] OR “soft-laser therapy”[tw] OR “low energy laser therapy”[tw] OR “low-power laser therapy”[tw] OR “low level laser” [tw] OR “low level lasers”[tw] OR “low intensity lasers”[tw] OR “low energy laser” [tw] OR “low energy lasers”[tw] OR “low-power laser”[tw] OR “low-power lasers” [tw] OR “lllt”[tw] OR “Low-Level Light Therapy”[Mesh] OR “medical taping”[tw] OR “taping”[tw] OR “tape”[tw] OR “tapes”[tw] OR “taped”[tw] OR “kinesiotaping”[tw] OR “kinesio taping”[tw] OR kinesiotap[tw] OR kinesio tap[tw] OR “Bandages” [mesh] OR “Athletic Tape”[mesh] OR “Bandages”[tw] OR “Bandage”[tw] OR “Athletic Tape”[tw] OR “Athletic Tapes”[tw] OR “Hydrocolloid Bandages”[tw] OR “Biological Dressings”[tw] OR “Compression Bandages”[tw] OR “Compression Stockings”[tw] OR “Occlusive Dressings”[tw] OR “Hydrocolloid Bandage”[tw] OR “Biological Dressing” [tw] OR “Compression Bandage”[tw] OR “Compression Stocking”[tw] OR “Occlusive Dressing”[tw] OR “Dry needling”[tw] OR dry needl[tw] OR “Acupuncture Therapy” [mesh] OR Acupunctur[tw] OR Electroacupunctur[tw] OR “Meridians”[tw] OR “Moxibustion”[tw] OR “Trigger Points”[tw] OR “Trigger Point”[tw] OR “Shockwave therapy”[tw] OR “Shock wave therapy”[tw] OR shockwav[tw] OR shock wav[tw] OR “High-Energy Shock Waves”[mesh] OR “HESW”[tw] OR “High Energy Shock Waves”[tw] OR “High-Energy Shock Wave”[tw] OR “Ultrasonic Shock Wave”[tw] OR “Ultrasonic Shock Waves”[tw] OR “Ultrasonic Shockwave”[tw] OR “Ultrasonic Shockwaves”[tw] OR “Ultrasonic Waves”[mesh] OR “Lithotripsy”[mesh] OR “Lithotripsy”[tw])) NOT (“Animals”[mesh] NOT “Humans”[mesh]))
*Om reden van efficiëntie zijn de searches voor heup en knie gezamenlijk gestart en vervolgens afzonderlijk afgerond.
Zoektermen
Gevonden literatuur

De literatuursearch met betrekking tot niet-oefentherapeutische interventies, waaronder CPM-therapie, bij patiënten met heup- en knieartrose leverde 478 SR’s en 1157 RCT’s op. De SR van Harvey et al. vormt de basis voor beantwoording van deze uitgangsvraag.[1] Deze review omvat literatuur tot januari 2013 en scoort goed op de AMSTAR (9/10). Het KNGF heeft de review van Harvey et al. gecomplementeerd met een search naar RCT’s tot 14 augustus 2017. Uiteindelijk voldeden twee RCT’s (n = 116) aan de selectiecriteria bij de uitgangsvraag.[2,3]

Zie de flowchart voor een totaaloverzicht van de systematische literatuurstudie.

Systematische literatuurstudie naar de effectiviteit van continuous passive motion.

Beschrijving studies
  • Lenssen et al., 2008.[2] De RCT is uitgevoerd in Nederland. Er werden 40 mannelijke en vrouwelijke patiënten met knieartrose geïncludeerd. De patiënten werden gerandomiseerd toegewezen aan twee groepen, de ene groep kreeg postoperatief CMP-therapie als aanvulling op de standaard fysiotherapeutische zorg (n = 20) en de andere groep kreeg standaard fysiotherapeutische zorg zonder CPM-therapie. CPM bestond uit dagelijks vier uur mobilisatie, waarbij de range of motion van de knie middels het apparaat werd vergroot. Follow-up: 17 dagen.
  • Maniar et al., 2012.[3] De RCT is uitgevoerd in India. Er werden 56 mannelijke en vrouwelijke patiënten met knieartrose geïncludeerd. De patiënten werden gerandomiseerd toegewezen aan twee groepen: de ene groep kreeg postoperatief CPM-therapie als aanvulling op de standaard fysiotherapeutische zorg (n = 28) en de andere groep kreeg enkel standaard fysiotherapeutische zorg (n = 28). CPM bestond uit dagelijks 15 minuten mobilisatie, waarbij de range of motion van de knie middels het apparaat werd vergroot. Follow-up: 90 dagen.
Kwaliteit van bewijs

Uitkomstmaat ‘fysiek functioneren’ (door de patiënt gerapporteerde uitkomsten) bij vergelijking van CPM plus oefentherapie vs. enkel oefentherapie. Beide studies hebben een redelijk RoB, dus er vindt afwaardering plaats op basis van design. Inconsistentie en mate van indirectheid waren niet van toepassing en behoefden geen afwaardering. Onnauwkeurigheid was van toepassing vanwege het geringe aantal deelnemers (n = 116). De kans op publicatiebias lijkt reëel, daarom is hiervoor afgewaardeerd. De kwaliteit van bewijs is zeer laag. 

Methodologische kwaliteit van de geïncludeerde studies.

Effectiviteit

Uitkomstmaat ‘fysiek functioneren’ (door de patiënt gerapporteerde uitkomsten) bij vergelijking van behandeling met CPM plus oefentherapie vs. enkel oefentherapie. Lenssen et al. laten een klein verschil in effect zien op fysiek functioneren ten gunste van de CPM plus standaard fysiotherapeutische zorg ten opzichte van enkel standaard fysiotherapeutische zorg (tabel 24.4).[2] Maniar et al. komen niet tot eeen verschil in effect op fysiek functioneren tussen de interventie- en controlegroepen.[3] 

Evidencetabel effectiviteit continuous passive motion therapie na een gewrichtsvervangende operatie van de heup en/of knie.

Aantal studiesGRADEAantal patiënten en EffectschattingdKwaliteit van bewijs
DesignaInconsistentiebIndirectheidOnnauwkeurigheidcOverig
Outcome QALY
2, n = 118redelijk RoBneeneeja, n = 118jaLenssen et al. vinden laten een klein verschil in effect op fysiek functioneren in het voordeel van CPM-therapie ten opzichte van geen CPM als aanvulling op de fysiotherapeutische zorg.[2] Maniar et al. vinden geen verschil in effect op fysiek functioneren tussen CPM-therapie en geen CPM als aanvulling op de standaard fysiotherapeutische zorg.[3]zeer laag1
a Laag risico op bias (RoB): randomisatie adequaat + allocation concealed + intention to treat (ITT); hoog RoB: < 3 items laag risico; matig RoB: overige. b I2 > 40%; c Dichotome uitkomstmaat populatie (n > 300); continue uitkomstmaat populatie (n > 400); d Positief: effect is in het voordeel van oefentherapie.
Afwaardering voor design, onnauwkeurigheid en publicatie bias.
Evidence to decision

Voor het bepalen van de formulering (richting en sterkte) van aanbevelingen zijn, naast de conclusie uit de wetenschappelijke literatuur, ook aanvullende overwegingen (o.a. waarden/voorkeuren van de patiënt, toepasbaarheid in de praktijk) meegenomen. Hiervoor is de ‘Evidence to decision’ methode van GRADE gevolgd en het bestaande ‘GRADE Evidence to decision’ formulier in het Nederlands vertaald. Dit formulier is door de werkgroep tijdens een werkgroepvergadering besproken, waarna de formulering van de aanbeveling is bepaald. 

Evidence to decision formulier.

1. Harvey LA, Brosseau L, Herbert RD. Continuous passive motion following total knee arthroplasty in people with arthritis. Cochrane Database Syst Rev. 2014;(2):CD004260.

2. Lenssen TA, van Steyn MJ, Crijns YH, et al. Effectiveness of prolonged use of continuous passive motion (CPM), as an adjunct to physiotherapy, after total knee arthroplasty. BMC Musculoskelet Disord. 2008;29;9:60.

3. Maniar RN, Baviskar JV, Singhi T, et al. To use or not to use continuous passive motion post-total knee arthroplasty presenting functional assessment results in early recovery. J Arthroplasty. 2012;27(2):193-200.

C.3.4 Elektromagnetisch veld

Bied geen behandeling met een elektromagnetisch veld aan bij patiënten met heup- of knieartrose.

Toelichting

Noot 25. Elektromagnetisch veld

Uitgangsvraag
Wordt behandeling met een elektromagnetisch veld aanbevolen bij patiënten met heup- en/of knieartrose ter verbetering van fysiek functioneren?

Deze uitgangsvraag is beantwoord door middel van een systematisch literatuuronderzoek. De conclusie is gebaseerd op twee RCT’s.[2,3]

 

Conclusie vanuit de literatuurstudie

Uitkomstmaat ‘fysiek functioneren’ (door de patiënt gerapporteerde uitkomsten). Er bestaat mogelijk een klein effect van behandeling met een elektromagnetisch veld op het fysiek functioneren van mensen met knieartrose, vergeleken met geen behandeling met een elektromagnetisch veld. De kwaliteit van bewijs is zeer laag. Het effect van behandeling met een elektromagnetisch veld bij mensen met heupartrose is onbekend.

 

Van bewijs naar aanbeveling

Er is bewijs van zeer lage kwaliteit dat behandeling met een elektromagnetisch veld mogelijk effectief is in het verbeteren van fysiek functioneren (klein effect). Op basis van de grote onzekerheid en de verwachte te verwaarlozen meerwaarde van de interventie boven de gebruikelijke zorg (i.e., oefentherapie en voorlichting/ adviezen) is de werkgroep van mening dat de interventie sterk afgeraden kan worden voor zowel heup- als knieartrose (‘bied de interventie niet aan’).

 

Aanbeveling

Bied geen behandeling met een elektromagnetisch veld aan bij patiënten met heup- of knieartrose.

Complete uitgangsvraag volgens PICO
Wordt behandeling met een elektromagnetisch veld (I) vergeleken geen behandeling met elektromagnetisch veld (C) aanbevolen voor de behandeling van patiënten met heup- en/of knieartrose (P) ter verbetering van fysiek functioneren (O)?

 

Zoekstrategie

Er is door het KNGF op 14 augustus 2017 een zoekactie uitgevoerd in PubMed, EMBASE, Web of Science, Cochrane Library, CENTRAL, EmCare en CINAHL, naar samenvattingen van de literatuur (i.e. systematische reviews; SR’s) en randomised controlled trials (RCT’s) met betrekking tot de effectiviteit van behandeling met een elektromagnetisch veld bij patiënten met heup- en knieartrose. 

Selectiecriteria systematische review

Type studieSR en RCT
Type patiëntvolwassenen met een klinische diagnose artrose*
Type interventieelke vorm van behandeling met een elektromagnetisch veld
Type vergelijkinggeen behandeling met een elektromagnetisch veld
Type uitkomstfysiek functioneren (door de patiënt gerapporteerde uitkomsten)
* Om reden van efficiëntie zijn de searches voor heup en knie gezamenlijk gestart en vervolgens afzonderlijk afgerond.
SR = systematische review
RCT = randomised controlled trial.
Selectiecriteria systematische review
Zoekdatum14 augustus 2017
Geraadpleegde databasesPubMed, EMBASE, Web of Science, Cochrane Library, CENTRAL, EmCare, CINAHL.
Algemene zoektermen*((“hip osteoarthritis”[tw] OR “knee osteoarthritis”[tw] OR “Osteoarthritis, Knee”[MeSH] OR “Osteoarthritis, Hip”[mesh] OR ((“Osteoarthritis”[Mesh] OR “osteoarthritis”[tw] OR osteoarthrit[tw] OR “osteoarthrosis”[tw] OR osteoarthro [tw] OR “degenerative arthritis”[tw] OR degenerative arthriti[tw] OR “osteoarthrosis deformans”[tw]) AND (“Knee”[Mesh] OR “knee”[tw] OR “knees”[tw] OR “Knee Joint”[Mesh] OR “Hip”[Mesh] OR “hip”[tw] OR “hips”[tw] OR “Hip Joint”[Mesh] OR “menisci”[tw] OR “meniscus”[tw] OR menisc[tw] OR “coxa”[tw] OR “coxas”[tw] OR “patellofemoral”[tw] OR “Patella”[Mesh] OR patella[tw])) OR coxarthro[tw] OR gonarthro[tw]) AND (“Motion Therapy, Continuous Passive”[Mesh] OR “Continuous Passive Motion Therapy”[tw] OR “Continuous Passive Movement”[tw] OR “CPM Therapy”[tw] OR “Passive Stretching”[tw] OR “PNF Stretching”[tw] OR “musculoskeletal manipulations”[Mesh] OR “musculoskeletal manipulations”[tw] OR “Applied Kinesiology”[tw] OR “Chiropractic Manipulation”[tw] OR “Osteopathic Manipulation”[tw] OR “Soft Tissue Therapy”[tw] OR “Acupressure”[tw] OR “Massage” [Mesh] OR “massage”[tw] OR massag[tw] OR “Zone Therapy”[tw] OR “Reflexology” [tw] OR “Rolfing”[tw] OR “Bodywork”[tw] OR Bodywork[tw] OR “Electric stimulation therapy”[Mesh:NoExp] OR “electric stimulation therapy”[tw] OR “electrical stimulation therapy”[tw] OR “therapeutic electric stimulation”[tw] OR “therapeutic electrical stimulation”[tw] OR “electrotherapy”[tw] OR electrotherap[tw] OR “interferential current electrotherapy”[tw] OR “electrical stimulation”[tw] OR “electrical nerve stimulation”[tw] OR “transcutaneous electric nerve stimulation” [Mesh:NoExp] OR “TENS”[tw] OR “transcutaneous electric nerve stimulation”[tw] OR “Ultrasonic Therapy”[Mesh] OR “therapeutic ultrasound”[tw] OR ultrasound therap[tw] OR “ultrasonic therapy”[tw] OR “electromagnetic therapy”[tw] OR “Electromagnetic Radiation/therapeutic use”[Mesh] OR “Electromagnetic Phenomena/therapeutic use”[Mesh] OR “thermotherapy”[tw] OR “hot pack”[tw] OR “hot packs”[tw] OR hot pack[tw] OR hotpack[tw] OR “cold pack”[tw] OR “cold packs”[tw] OR cold pack[tw] OR coldpack[tw] OR “cold treatment”[tw] OR “heat treatment”[tw] OR “Hyperthermia, Induced”[Mesh] OR fever therap[tw] OR heat therap[tw] OR “Induced Hyperthermia”[tw] OR Thermotherap[tw] OR “Therapeutic Hyperthermia”[tw] OR “Local Hyperthermia”[tw] OR “Hot Temperature”[mesh] OR “Cold Temperature”[mesh] OR “Cryotherapy”[mesh] OR “Hypothermia, induced” [mesh] OR cold temperature[tw] OR Cryotherap[tw] OR “Induced Hypothermia”[tw] OR therapeutic hypotherm[tw] OR “low level laser therapy”[tw] OR “low level laser treatment”[tw] OR “low intensity laser”[tw] OR “soft-laser therapy”[tw] OR “low energy laser therapy”[tw] OR “low-power laser therapy”[tw] OR “low level laser”[tw] OR “low level lasers”[tw] OR “low intensity lasers”[tw] OR “low energy laser”[tw] OR “low energy lasers”[tw] OR “low-power laser”[tw] OR “lowpower lasers”[tw] OR “lllt”[tw] OR “Low-Level Light Therapy”[Mesh] OR “medical taping”[tw] OR “taping”[tw] OR “tape”[tw] OR “tapes”[tw] OR “taped”[tw] OR “kinesiotaping”[tw] OR “kinesio taping”[tw] OR kinesiotap[tw] OR kinesio tap[tw] OR “Bandages”[mesh] OR “Athletic Tape”[mesh] OR “Bandages”[tw] OR “Bandage”[tw] OR “Athletic Tape”[tw] OR “Athletic Tapes”[tw] OR “Hydrocolloid Bandages”[tw] OR “Biological Dressings”[tw] OR “Compression Bandages”[tw] OR “Compression Stockings”[tw] OR “Occlusive Dressings”[tw] OR “Hydrocolloid Bandage”[tw] OR “Biological Dressing”[tw] OR “Compression Bandage”[tw] OR “Compression Stocking”[tw] OR “Occlusive Dressing”[tw] OR “Dry needling”[tw] OR dry needl[tw] OR “Acupuncture Therapy”[mesh] OR Acupunctur[tw] OR Electroacupunctur[tw] OR “Meridians”[tw] OR “Moxibustion”[tw] OR “Trigger Points”[tw] OR “Trigger Point”[tw] OR “Shockwave therapy”[tw] OR “Shock wave therapy”[tw] OR shockwav[tw] OR shock wav[tw] OR “High-Energy Shock Waves” [mesh] OR “HESW”[tw] OR “High Energy Shock Waves”[tw] OR “High-Energy Shock Wave”[tw] OR “Ultrasonic Shock Wave”[tw] OR “Ultrasonic Shock Waves”[tw] OR “Ultrasonic Shockwave”[tw] OR “Ultrasonic Shockwaves”[tw] OR “Ultrasonic Waves”[mesh] OR “Lithotripsy”[mesh] OR “Lithotripsy”[tw])) NOT (“Animals”[mesh] NOT “Humans”[mesh]))
*Om reden van efficiëntie zijn de searches voor heup en knie gezamenlijk gestart en vervolgens afzonderlijk afgerond.
Zoektermen
Gevonden literatuur

De literatuursearch met betrekking tot niet-oefentherapeutische interventies, waaronder behandeling met een elektromagnetisch veld, bij patiënten met heup- en knieartrose leverde 478 SR’s en 1157 RCT’s op. De systematische review van Li et al. vormt de basis voor beantwoording van deze uitgangsvraag.[1] Deze review omvat literatuur tot oktober 2013 en scoort goed op de AMSTAR (10/10). Het KNGF heeft de review van Li et al. gecomplementeerd met een search naar RCT’s tot 14 augustus 2017. Uiteindelijk voldeden twee RCT’s (n = 158) aan de selectiecriteria bij de uitgangsvraag.[2,3]

Zie de flowchart voor een totaaloverzicht van de systematische literatuurstudie.

Systematische literatuurstudie naar de effectiviteit van een elektromagnetisch veld.

Beschrijving onderzoek
  • Thamsborg et al., 2005.[2] De RCT is uitgevoerd in Denemarken. Er werden 83 mannelijke en vrouwelijke patiënten met knieartrose geïncludeerd. De patiënten werden gerandomiseerd toegewezen aan twee groepen: de ene groep kreeg behandeling met een elektromagnetisch veld (50V/50Hz) (n = 42) en de andere groep werd behandeld met placebo-elektromagnetisch veld (n = 41). Er werd vijf keer per week behandeld in sessies van 120 minuten, gedurende 6 weken. Follow-up: 12 weken.
  • Pipitone en Scott, 2001.[3] De RCT is uitgevoerd in het Verenigd Koninkrijk. Er werden 75 mannelijke en vrouwelijke patiënten met knieartrose geïncludeerd. De patiënten werden gerandomiseerd toegewezen aan twee groepen: de ene groep werd behandeld met een elektromagnetisch veld (9V/3 – 7,8 Hz) (n = 39) en de andere groep werd behandeld met placebo-elektromagnetisch veld (n = 36). Er werd 7 keer per week behandeld in sessies van 30 minuten, gedurende 6 weken. Follow-up: 6 weken.
Kwaliteit van bewijs

Uitkomstmaat ‘fysiek functioneren’ (door de patiënt gerapporteerde uitkomsten) bij vergelijking van een elektromagnetisch veld vs. placebo. Beide studies hebben een redelijk RoB, dus er vindt afwaardering plaats op basis van design. Inconsistentie en mate van indirectheid waren niet van toepassing en behoefden geen afwaardering. Onnauwkeurigheid was van toepassing vanwege het geringe aantal deelnemers (n = 158).

De kans op publicatiebias lijkt reëel, daarom is hiervoor afgewaardeerd. De kwaliteit van bewijs is zeer laag. 

Methodologische kwaliteit van de geïncludeerde studies.

Effectiviteit

Uitkomstmaat ‘fysiek functioneren’ (door de patiënt gerapporteerde uitkomsten) bij vergelijking van een elektromagnetisch veld vs. placebo. Thamsborg et al. concluderen dat er geen verschil in effect is op fysiek functioneren tussen de interventie- en controlegroep.[2] 

Pipitone en Scott tonen echter een klein verschil in effect aan op fysiek functioneren ten gunste van behandeling met een elektromagnetisch veld ten opzichte van placebo.[3] 

Evidencetabel effectiviteit elektromagnetisch veld bij heup- en/of knieartrose.

Aantal studiesGRADEAantal patiënten en EffectschattingdKwaliteit van bewijs
DesignaInconsistentiebIndirectheidOnnauwkeurigheidcOverig
Outcome QALY
2, n = 158redelijk RoBneeneeja, n = 158jaThamsborg et al. vinden geen verschil in effect op fysiek functioneren tussen behandeling met een elektromagnetisch veld en placebo.[2] Pipitone en Scott vinden een klein verschil in effect op fysiek functioneren in het voordeel van behandeling met een elektromagnetisch veld ten opzichte van placebo.[3]zeer laag1
a Laag risico op bias (RoB): randomisatie adequaat + allocation concealed + intention to treat (ITT); hoog RoB: < 3 items laag risico; matig RoB: overige. b I2 > 40%; c Dichotome uitkomstmaat populatie (n > 300); continue uitkomstmaat populatie (n > 400); d Positief: effect is in het voordeel van oefentherapie.
Afwaardering voor design, onnauwkeurigheid en publicatie bias.
Evidence to decision

Voor het bepalen van de formulering (richting en sterkte) van aanbevelingen zijn, naast de conclusie uit de wetenschappelijke literatuur, ook aanvullende overwegingen (o.a. waarden/voorkeuren van de patiënt, toepasbaarheid in de praktijk) meegenomen. Hiervoor is de ‘Evidence to decision’ methode van GRADE gevolgd en het bestaande ‘GRADE Evidence to decision’ formulier in het Nederlands vertaald. Dit formulier is door de werkgroep tijdens een werkgroepvergadering besproken, waarna de formulering van de aanbeveling is bepaald. 

Evidence to decision formulier.

1. Li S. Yu B, Zhou D, et al. Electromagnetic fields for treating osteoarthritis. Cochrane Database of Systematic Reviews. 2013;(12).

2. Thamsborg G, Florescu A, Oturai P, et al. Treatment of knee osteoarthritis with pulsed electromagnetic fields: a randomized, double-blind, placebo-controlled study. Osteoarthritis Cartilage. 2005;13(7):575-81.

3. Pipitone N, Scott DL. Magnetic pulse treatment for knee osteoarthritis: a randomised, double-blind, placebo-controlled study. Curr Med Res Opin. 2001;17(3):190-6.

C.3.5 Low level laser therapie

Bied geen behandeling met low level laser therapie aan bij patiënten met heup- of knieartrose.

Toelichting

Noot 26. Low level laser therapie

Uitgangsvraag
Wordt behandeling met low level laser therapie (LLLT) aanbevolen bij patiënten met heup- en/of knieartrose ter verbetering van fysiek functioneren?

Deze uitgangsvraag is beantwoord door middel van een systematisch literatuuronderzoek. De conclusie is gebaseerd op drie RCT’s.[2-4]

 

Conclusie vanuit de literatuurstudie

Uitkomstmaat ‘fysiek functioneren’ (door de patiënt gerapporteerde uitkomsten): Er bestaat geen effect van behandeling met LLLT op het fysiek functioneren van mensen met knieartrose, vergeleken met geen behandeling met LLLT. De kwaliteit van bewijs is zeer laag. Er bestaat mogelijk een klein effect van behandeling met LLLT ter aanvulling op de oefentherapeutische interventie op het fysiek functioneren van mensen met knieartrose, vergeleken met oefentherapie waarbij geen behandeling met LLLT wordt aangeboden. De kwaliteit van bewijs is zeer laag. Het effect van behandeling met LLLT bij mensen met heupartrose is onbekend.

 

Van bewijs naar aanbeveling

Er is bewijs van zeer lage kwaliteit dat behandeling met LLLT mogelijk niet effectief is in het verbeteren van fysiek functioneren. Er is bewijs van zeer lage kwaliteit dat behandeling met LLLT als aanvulling op oefentherapie mogelijk effectief is in het verbeteren van fysiek functioneren (klein effect). Op basis van de grote onzekerheid over het effect en de verwachte te verwaarlozen meerwaarde van de interventie boven de gebruikelijke zorg (i.e., oefentherapie en voorlichting/adviezen) is de werkgroep van mening dat de interventie sterk afgeraden kan worden, voor zowel heup- als knieartrose (‘bied de interventie niet aan’).

 

Aanbeveling

Bied geen behandeling met low level laser therapie aan bij patiënten met heup- of knieartrose.

Complete uitgangsvraag volgens PICO
Wordt behandeling met low level laser therapie (LLLT) (I) vergeleken met geen behandeling met low level laser therapie (C) aanbevolen voor de behandeling van patiënten met heup- en/of knieartrose (P) ter verbetering van fysiek functioneren (O)?

 

Zoekstrategie

Er is door het KNGF op 14 augustus 2017 een zoekactie uitgevoerd in PubMed, EMBASE, Web of Science, Cochrane Library, CENTRAL, EmCare en CINAHL naar samenvattingen van de literatuur (i.e. systematische reviews; SR’s) en randomised controlled trials (RCT’s), met betrekking tot de effectiviteit van behandeling met LLLT bij patiënten met heup- en knieartrose. 

Type studieSR en RCT
Type patiëntvolwassenen met een klinische diagnose artrose*
Type interventieelke vorm van behandeling met low level laser therapie
Type vergelijkinggeen behandeling met low level laser therapie
Type uitkomstfysiek functioneren (door de patiënt gerapporteerde uitkomsten)
* Om reden van efficiëntie zijn de searches voor heup en knie gezamenlijk gestart en vervolgens afzonderlijk afgerond.
SR = systematische review
RCT = randomised controlled trial.
Selectiecriteria systematische review
Zoekdatum14 augustus 2017
Geraadpleegde databasesPubMed, EMBASE, Web of Science, Cochrane Library, CENTRAL, EmCare, CINAHL.
Algemene zoektermen*((“hip osteoarthritis”[tw] OR “knee osteoarthritis”[tw] OR “Osteoarthritis, Knee”[MeSH] OR “Osteoarthritis, Hip”[mesh] OR ((“Osteoarthritis”[Mesh] OR “osteoarthritis”[tw] OR osteoarthrit[tw] OR “osteoarthrosis”[tw] OR osteoarthro[tw] OR “degenerative arthritis”[tw] OR degenerative arthriti[tw] OR “osteoarthrosis deformans”[tw]) AND (“Knee”[Mesh] OR “knee”[tw] OR “knees”[tw] OR “Knee Joint”[Mesh] OR “Hip”[Mesh] OR “hip”[tw] OR “hips”[tw] OR “Hip Joint”[Mesh] OR “menisci”[tw] OR “meniscus”[tw] OR menisc[tw] OR “coxa”[tw] OR “coxas”[tw] OR “patellofemoral”[tw] OR “Patella”[Mesh] OR patella[tw])) OR coxarthro[tw] OR gonarthro[tw]) AND (“Motion Therapy, Continuous Passive”[Mesh] OR “Continuous Passive Motion Therapy”[tw] OR “Continuous Passive Movement”[tw] OR “CPM Therapy”[tw] OR “Passive Stretching”[tw] OR “PNF Stretching”[tw] OR “musculoskeletal manipulations”[Mesh] OR “musculoskeletal manipulations”[tw] OR “Applied Kinesiology”[tw] OR “Chiropractic Manipulation”[tw] OR “Osteopathic Manipulation”[tw] OR “Soft Tissue Therapy”[tw] OR “Acupressure”[tw] OR “Massage” [Mesh] OR “massage”[tw] OR massag[tw] OR “Zone Therapy”[tw] OR “Reflexology” [tw] OR “Rolfing”[tw] OR “Bodywork”[tw] OR Bodywork[tw] OR “Electric stimulation therapy”[Mesh:NoExp] OR “electric stimulation therapy”[tw] OR “electrical stimulation therapy”[tw] OR “therapeutic electric stimulation”[tw] OR “therapeutic electrical stimulation”[tw] OR “electrotherapy”[tw] OR electrotherap[tw] OR “interferential current electrotherapy”[tw] OR “electrical stimulation”[tw] OR “electrical nerve stimulation”[tw] OR “transcutaneous electric nerve stimulation” [Mesh:NoExp] OR “TENS”[tw] OR “transcutaneous electric nerve stimulation”[tw] OR “Ultrasonic Therapy”[Mesh] OR “therapeutic ultrasound”[tw] OR ultrasound therap[tw] OR “ultrasonic therapy”[tw] OR “electromagnetic therapy”[tw] OR “Electromagnetic Radiation/therapeutic use”[Mesh] OR “Electromagnetic Phenomena/therapeutic use”[Mesh] OR “thermotherapy”[tw] OR “hot pack”[tw] OR “hot packs”[tw] OR hot pack[tw] OR hotpack[tw] OR “cold pack”[tw] OR “cold packs”[tw] OR cold pack[tw] OR coldpack[tw] OR “cold treatment”[tw] OR “heat treatment”[tw] OR “Hyperthermia, Induced”[Mesh] OR fever therap[tw] OR heat therap[tw] OR “Induced Hyperthermia”[tw] OR Thermotherap[tw] OR “Therapeutic Hyperthermia”[tw] OR “Local Hyperthermia”[tw] OR “Hot Temperature”[mesh] OR “Cold Temperature”[mesh] OR “Cryotherapy”[mesh] OR “Hypothermia, induced” [mesh] OR cold temperature[tw] OR Cryotherap[tw] OR “Induced Hypothermia”[tw] OR therapeutic hypotherm[tw] OR “low level laser therapy”[tw] OR “low level laser treatment”[tw] OR “low intensity laser”[tw] OR “soft-laser therapy”[tw] OR “low energy laser therapy”[tw] OR “low-power laser therapy”[tw] OR “low level laser”[tw] OR “low level lasers”[tw] OR “low intensity lasers”[tw] OR “low energy laser”[tw] OR “low energy lasers”[tw] OR “low-power laser”[tw] OR “lowpower lasers”[tw] OR “lllt”[tw] OR “Low-Level Light Therapy”[Mesh] OR “medical taping”[tw] OR “taping”[tw] OR “tape”[tw] OR “tapes”[tw] OR “taped”[tw] OR “kinesiotaping”[tw] OR “kinesio taping”[tw] OR kinesiotap[tw] OR kinesio tap[tw] OR “Bandages”[mesh] OR “Athletic Tape”[mesh] OR “Bandages”[tw] OR “Bandage”[tw] OR “Athletic Tape”[tw] OR “Athletic Tapes”[tw] OR “Hydrocolloid Bandages”[tw] OR “Biological Dressings”[tw] OR “Compression Bandages”[tw] OR “Compression Stockings”[tw] OR “Occlusive Dressings”[tw] OR “Hydrocolloid Bandage”[tw] OR “Biological Dressing”[tw] OR “Compression Bandage”[tw] OR “Compression Stocking”[tw] OR “Occlusive Dressing”[tw] OR “Dry needling”[tw] OR dry needl[tw] OR “Acupuncture Therapy”[mesh] OR Acupunctur[tw] OR Electroacupunctur[tw] OR “Meridians”[tw] OR “Moxibustion”[tw] OR “Trigger Points”[tw] OR “Trigger Point”[tw] OR “Shockwave therapy”[tw] OR “Shock wave therapy”[tw] OR shockwav[tw] OR shock wav[tw] OR “High-Energy Shock Waves” [mesh] OR “HESW”[tw] OR “High Energy Shock Waves”[tw] OR “High-Energy Shock Wave”[tw] OR “Ultrasonic Shock Wave”[tw] OR “Ultrasonic Shock Waves”[tw] OR “Ultrasonic Shockwave”[tw] OR “Ultrasonic Shockwaves”[tw] OR “Ultrasonic Waves”[mesh] OR “Lithotripsy”[mesh] OR “Lithotripsy”[tw])) NOT (“Animals”[mesh] NOT “Humans”[mesh]))
*Om reden van efficiëntie zijn de searches voor heup en knie gezamenlijk gestart en vervolgens afzonderlijk afgerond.
Zoektermen
Gevonden literatuur

De literatuursearch leverde 478 SR’s en 1157 RCT’s op. De SR van Huang et al. vormt de basis voor beantwoording van deze uitgangsvraag.[1] De review omvat literatuur tot november 2014 en scoort goed op de AMSTAR (8/10). Het KNGF heeft de review van Huang et al. gecomplementeerd met een search naar RCT’s tot 14 augustus 2017. Uiteindelijk voldeden drie RCT’s (n = 103) aan de selectiecriteria bij de uitgangsvraag.[2-4]

Zie de flowchart voor een totaaloverzicht van de systematische literatuurstudie.

Systematische literatuurstudie naar de effectiviteit van low level lasertherapie.

Beschrijving studies
  • Alfredo et al., 2011.[2] De RCT is uitgevoerd in Brazilië. Er werden 40 mannelijke en vrouwelijke patiënten met knieartrose geïncludeerd. De patiënten werden gerandomiseerd toegewezen aan twee groepen: de ene groep werd behandeld met LLLT (700 Hz) als aanvulling op oefentherapie (n = 20) en de andere groep kreeg placebo-LLLT als aanvulling op oefentherapie (n = 20). Er werd 3 keer per week behandeld gedurende 3 drie weken. Follow-up: 11 weken.
  • Kheshie et al., 2014.[3] De RCT is uitgevoerd in China. Er werden 33 mannelijke en vrouwelijke patiënten met knieartrose geïncludeerd. De patiënten werden gerandomiseerd toegewezen aan twee groepen: de ene groep werd behandeld met LLLT (1 KHz) (n = 18) en de andere groep kreeg placebo-LLLT (n = 15). De behandelingen met LLLT vonden 2 keer per week plaats gedurende 6 weken. Follow-up: 6 weken.
  • Tascioglu et al., 2004.[4] De RCT is uitgevoerd in Turkije. Er werden 40 mannelijke en vrouwelijke patiënten met knieartrose geïncludeerd. De patiënten werden gerandomiseerd toegewezen aan twee groepen: de ene groep werd behandeld met LLLT (n = 20) en de andere groep kreeg geen behandeling met LLLT (n = 20). Er werd 5 keer per week behandeld gedurende 2 weken. Follow-up: 6 maanden.
Kwaliteit van bewijs
  • Uitkomstmaat ‘fysiek functioneren’ (door de patiënt gerapporteerde uitkomsten) bij vergelijking van LLLT plus oefentherapie vs. enkel oefentherapie. De studies van Alfredo et al.[2] en Kheshie et al.[3] hebben een redelijk RoB, dus er vindt afwaardering plaats op basis van design. Inconsistentie en mate van indirectheid waren niet van toepassing en behoefden geen afwaardering. Onnauwkeurigheid was van toepassing vanwege het geringe aantal deelnemers (n = 73). De kans op publicatiebias lijkt reëel, daarom is hiervoor afgewaardeerd. De kwaliteit van bewijs is zeer laag. 
  • Uitkomstmaat ‘fysiek functioneren’ (door de patiënt gerapporteerde uitkomsten) bij vergelijking van LLLT vs. geen LLLT. De studie van Tascioglu et al. heeft een redelijk RoB, dus er vindt afwaardering plaats op basis van design.[4] Inconsistentie en mate van indirectheid waren niet van toepassing en behoefden geen afwaardering. Onnauwkeurigheid was van toepassing vanwege het geringe aantal deelnemers (n = 40). De kans op publicatiebias lijkt reëel, daarom is hiervoor afgewaardeerd. De kwaliteit van bewijs is zeer laag. 

Methodologische kwaliteit van de geïncludeerde studies.

Effectiviteit
  • Uitkomstmaat ‘fysiek functioneren’ (door de patiënt gerapporteerde uitkomsten) bij vergelijking van LLLT plus oefentherapie vs. enkel oefentherapie. Alfredo et al. tonen een klein effect aan op fysiek functioneren ten gunste van LLLT plus oefentherapie ten opzichte van enkel oefentherapie.[2] Daarentegen vinden Kheshie et al. geen effect op fysiek functioneren tussen de interventie- en de controlegroep.[3] 
  • Uitkomstmaat ‘fysiek functioneren’ (door de patiënt gerapporteerde uitkomsten) bij vergelijking van LLLT vs. geen LLLT. Tascioglu et al. vinden geen effect op fysiek functioneren tussen de interventie- en de controlegroep.[4] 

Evidencetabel effectiviteit low level laser therapie bij heup- en/of knieartrose

Aantal studiesGRADEAantal patiënten en EffectschattingdKwaliteit van bewijs
DesignaInconsistentiebIndirectheidOnnauwkeurigheidcOverig
Outcome QALY
2, n = 73redelijk RoBneeneeja, n = 73jaAlfredo et al. vinden een klein verschil in effect op fysiek functioneren in het voordeel van LLLT als aanvulling op oefentherapie ten opzichte van enkel oefentherapie.[2] Kehsie et al. vinden geen significant verschil tussen de interventieen controlegroep.[3]zeer laag1
1, = 40redelijk RoBneeneeja, n = 4jaTascioglu et al. vinden geen significant verschil in effect op fysiek functioneren tussen de interventie- en controlegroep.[4]zeer laag1
a Laag risico op bias (RoB): randomisatie adequaat + allocation concealed + intention to treat (ITT); hoog RoB: < 3 items laag risico; matig RoB: overige. b I2 > 40%; c Dichotome uitkomstmaat populatie (n > 300); continue uitkomstmaat populatie (n > 400); d Positief: effect is in het voordeel van oefentherapie.
1 Afwaardering voor design, onnauwkeurigheid en publicatiebias LLLT: low level laser therapie.
Evidence to decision

Voor het bepalen van de formulering (richting en sterkte) van aanbevelingen zijn, naast de conclusie uit de wetenschappelijke literatuur, ook aanvullende overwegingen (o.a. waarden/voorkeuren van de patiënt, toepasbaarheid in de praktijk) meegenomen. Hiervoor is de ‘Evidence to decision’ methode van GRADE gevolgd en het bestaande ‘GRADE Evidence to decision’ formulier in het Nederlands vertaald. Dit formulier is door de werkgroep tijdens een werkgroepvergadering besproken, waarna de formulering van de aanbeveling is bepaald. 

Evidence to decision formulier

1. Huang Z, Chen J, Ma J, et al. Effectiveness of low-level laser therapy in patients with knee osteoarthritis: a systematic review and meta-analysis. Osteoarthritis Cartilage. 2015;23(9):1437-44.

2. Alfredo PP, Bjordal JM, Dreyer SH, et al. Efficacy of low level laser therapy associated with exercises in knee osteoarthritis: a randomized double-blind study. Clin Rehabil. 2012;26(6):523-33.

3. Kheshie AR, Alayat MS, Ali MM. High-intensity versus low-level laser therapy in the treatment of patients with knee osteoarthritis: a randomized controlled trial. Lasers Med Sci. 2014;29(4):1371-6.

4. Tascioglu F, Armagan O, Tabak Y, et al. Low power laser treatment in patients with knee osteoarthritis. Swiss Med Wkly. 2004;134(17-18):254-8.

C.3.6 Passieve mobilisaties

Bied geen behandeling met passieve mobilisaties aan bij patiënten met heup- en/of knieartrose.

Toelichting

Noot 27. Passieve mobilisaties

Uitgangsvraag

Wordt behandeling met passieve mobilisaties aanbevolen bij patiënten met heup- en/of knieartrose ter verbetering van fysiek functioneren?

Deze uitgangsvraag is beantwoord door middel van een systematisch literatuuronderzoek. De conclusie is gebaseerd op één RCT.[2]

Conclusie vanuit de literatuurstudie

Uitkomstmaat ‘fysiek functioneren’ (door de patiënt gerapporteerde uitkomsten). Er bestaat geen effect van passieve mobilisaties ter aanvulling op de oefentherapeutische interventie op het fysiek functioneren van mensen met heupartrose, vergeleken met oefentherapie waarbij geen passieve verrichtingen worden aangeboden. De kwaliteit van bewijs is laag. Het effect van passieve mobilisaties bij mensen met knieartrose is onbekend.

Van bewijs naar aanbeveling

Er is bewijs van lage kwaliteit dat passieve mobilisaties als aanvulling op oefentherapie mogelijk niet effectief zijn in het verbeteren van fysiek functioneren. Op basis van de grote onzekerheid over het effect en de verwachte te verwaarlozen meerwaarde van de interventie boven de gebruikelijke zorg (i.e., oefentherapie en voorlichting/adviezen) is de werkgroep van mening dat de interventie sterk afgeraden kan worden voor zowel heup- als knieartrose (‘bied de interventie niet aan’).

Aanbeveling

Bied geen behandeling met passieve mobilisaties aan bij patiënten met heup- en/of knieartrose.

Noot 27. Passieve mobilisaties

Complete uitgangsvraag volgens PICO
Wordt behandeling met passieve mobilisatiesa (I) vergeleken met geen behandeling met passieve mobilisaties (C) aanbevolen voor de behandeling van patiënten met heup- en/of knieartrose (P) ter verbetering van fysiek functioneren (O)?

 

Zoekstrategie

Er is door het KNGF op 14 augustus 2017 een zoekactie uitgevoerd in PubMed, EMBASE, Web of Science, Cochrane Library, CENTRAL, EmCare en CINAHL, naar samenvattingen van de literatuur (i.e. systematische reviews; SR’s) en randomised controlled trials (RCT’s) met betrekking tot de effectiviteit van behandeling met passieve mobilisaties bij patiënten met heup- en knieartrose. 

Type studieSR en RCT
Type patiëntvolwassenen met een klinische diagnose artrose
Type interventieelke vorm van behandeling met passieve mobilisaties
Type vergelijkinggeen behandeling met passieve mobilisaties
Type uitkomstfysiek functioneren (door de patiënt gerapporteerde uitkomsten)
* Om reden van efficiëntie zijn de searches voor heup en knie gezamenlijk gestart en vervolgens afzonderlijk afgerond.
SR = systematische review
RCT = randomised controlled trial.
Selectiecriteria systematische review
Zoekdatum14 augustus 2017
Geraadpleegde databasesPubMed, EMBASE, Web of Science, Cochrane Library, CENTRAL, EmCare, CINAHL.
Algemene zoektermen*((“hip osteoarthritis”[tw] OR “knee osteoarthritis”[tw] OR “Osteoarthritis, Knee”[MeSH] OR “Osteoarthritis, Hip”[mesh] OR ((“Osteoarthritis”[Mesh] OR “osteoarthritis”[tw] OR osteoarthrit*[tw] OR “osteoarthrosis”[tw] OR osteoarthro*[tw] OR “degenerative arthritis”[tw] OR degenerative arthriti*[tw] OR “osteoarthrosis deformans”[tw]) AND (“Knee”[Mesh] OR “knee”[tw] OR “knees”[tw] OR “Knee Joint”[Mesh] OR “Hip”[Mesh] OR “hip”[tw] OR “hips”[tw] OR “Hip Joint”[Mesh] OR “menisci”[tw] OR “meniscus”[tw] OR menisc*[tw] OR “coxa”[tw] OR “coxas”[tw] OR “patellofemoral”[tw] OR “Patella”[Mesh] OR patella*[tw])) OR coxarthro*[tw] OR gonarthro*[tw]) AND (“Motion Therapy, Continuous Passive”[Mesh] OR “Continuous Passive Motion Therapy”[tw] OR “Continuous Passive Movement”[tw] OR “CPM Therapy”[tw] OR “Passive Stretching”[tw] OR “PNF Stretching”[tw] OR “musculoskeletal manipulations”[Mesh] OR “musculoskeletal manipulations”[tw] OR “Applied Kinesiology”[tw] OR “Chiropractic Manipulation”[tw] OR “Osteopathic Manipulation”[tw] OR “Soft Tissue Therapy”[tw] OR “Acupressure”[tw] OR “Massage”[Mesh] OR “massage”[tw] OR massag*[tw] OR “Zone Therapy”[tw] OR “Reflexology”[tw] OR “Rolfing”[tw] OR “Bodywork”[tw] OR Bodywork*[tw] OR “Electric stimulation therapy”[Mesh:NoExp] OR “electric stimulation therapy”[tw] OR “electrical stimulation therapy”[tw] OR “therapeutic electric stimulation”[tw] OR “therapeutic electrical stimulation”[tw] OR “electrotherapy”[tw] OR electrotherap*[tw] OR “interferential current electrotherapy”[tw] OR “electrical stimulation”[tw] OR “electrical nerve stimulation”[tw] OR “transcutaneous electric nerve stimulation”[Mesh:NoExp] OR “TENS”[tw] OR “transcutaneous electric nerve stimulation”[tw] OR “Ultrasonic Therapy”[Mesh] OR “therapeutic ultrasound”[tw] OR ultrasound therap*[tw] OR “ultrasonic therapy”[tw] OR “electromagnetic therapy”[tw] OR “Electromagnetic Radiation/therapeutic use”[Mesh] OR “Electromagnetic Phenomena/therapeutic use”[Mesh] OR “thermotherapy”[tw] OR “hot pack”[tw] OR “hot packs”[tw] OR hot pack*[tw] OR hotpack*[tw] OR “cold pack”[tw] OR “cold packs”[tw] OR cold pack*[tw] OR coldpack*[tw] OR “cold treatment”[tw] OR “heat treatment”[tw] OR “Hyperthermia, Induced”[Mesh] OR fever therap*[tw] OR heat therap*[tw] OR “Induced Hyperthermia”[tw] OR Thermotherap*[tw] OR “Therapeutic Hyperthermia”[tw] OR “Local Hyperthermia”[tw] OR “Hot Temperature”[mesh] OR “Cold Temperature”[mesh] OR “Cryotherapy”[mesh] OR “Hypothermia, induced”[mesh] OR cold temperature*[tw] OR Cryotherap*[tw] OR “Induced Hypothermia”[tw] OR therapeutic hypotherm*[tw] OR “low level laser therapy”[tw] OR “low level laser treatment”[tw] OR “low intensity laser”[tw] OR “soft-laser therapy”[tw] OR “low energy laser therapy”[tw] OR “low-power laser therapy”[tw] OR “low level laser”[tw] OR “low level lasers”[tw] OR “low intensity lasers”[tw] OR “low energy laser”[tw] OR “low energy lasers”[tw] OR “low-power laser”[tw] OR “low-power lasers”[tw] OR “lllt”[tw] OR “Low-Level Light Therapy”[Mesh] OR “medical taping”[tw] OR “taping”[tw] OR “tape”[tw] OR “tapes”[tw] OR “taped”[tw] OR “kinesiotaping”[tw] OR “kinesio taping”[tw] OR kinesiotap*[tw] OR kinesio tap*[tw] OR “Bandages”[mesh] OR “Athletic Tape”[mesh] OR “Bandages”[tw] OR “Bandage”[tw] OR “Athletic Tape”[tw] OR “Athletic Tapes”[tw] OR “Hydrocolloid Bandages”[tw] OR “Biological Dressings”[tw] OR “Compression Bandages”[tw] OR “Compression Stockings”[tw] OR “Occlusive Dressings”[tw] OR “Hydrocolloid Bandage”[tw] OR “Biological Dressing”[tw] OR “Compression Bandage”[tw] OR “Compression Stocking”[tw] OR “Occlusive Dressing”[tw] OR “Dry needling”[tw] OR dry needl*[tw] OR “Acupuncture Therapy”[mesh] OR Acupunctur*[tw] OR Electroacupunctur*[tw] OR “Meridians”[tw] OR “Moxibustion”[tw] OR “Trigger Points”[tw] OR “Trigger Point”[tw] OR “Shockwave therapy”[tw] OR “Shock wave therapy”[tw] OR shockwav*[tw] OR shock wav*[tw] OR “High-Energy Shock Waves”[mesh] OR “HESW”[tw] OR “High Energy Shock Waves”[tw] OR “High-Energy Shock Wave”[tw] OR “Ultrasonic Shock Wave”[tw] OR “Ultrasonic Shock Waves”[tw] OR “Ultrasonic Shockwave”[tw] OR “Ultrasonic Shockwaves”[tw] OR “Ultrasonic Waves”[mesh] OR “Lithotripsy”[mesh] OR “Lithotripsy”[tw])) NOT (“Animals”[mesh] NOT “Humans”[mesh]))
*Om reden van efficiëntie zijn de searches voor heup en knie gezamenlijk gestart en vervolgens afzonderlijk afgerond.
Zoektermen
Gevonden literatuur

De literatuursearch met betrekking tot niet-oefentherapeutische interventies, waaronder passieve mobilisaties, bij patiënten met heup- en knieartrose leverde 478 SR’s en 1157 RCT’s op. De SR van Wang et al. vormt de basis voor beantwoording van deze uitgangsvraag.[1] De review omvat literatuur tot oktober 2014 en scoort goed op de AMSTAR (10/10). Het KNGF heeft de review van Wang et al. gecomplementeerd met een search naar RCT’s tot 14 augustus 2017. Uiteindelijk voldeed één RCT (n = 86) aan de selectiecriteria bij de uitgangsvraag.[2]

Zie de flowchart voor een totaaloverzicht van de systematische literatuurstudie.

Beschrijving studies

French et al., 2013 [2]. De RCT is uitgevoerd in het Verenigd Koninkrijk. Er werden 86 mannelijke en vrouwelijke patiënten met heupartrose geïncludeerd. De patiënten werden gerandomiseerd toegewezen aan twee groepen: de ene groep werd behandeld met passieve mobilisaties als aanvulling op oefentherapie (n = 43) en de andere groep met enkel oefentherapie (n = 43). De interventie bestond uit 6 tot 8 sessies met mobilisatietechnieken van 15 minuten die zich richtten op het opheffen van pijn en stijfheid, aanvullend op 30 minuten oefentherapie, in de loop van 8 weken. De controlegroep ontving 6 tot 8 sessies met enkel 30 minuten oefentherapie in de loop van 8 weken. Follow-up: 18 weken.

Kwaliteit van bewijs

Uitkomstmaat ‘fysiek functioneren’ (door de patiënt gerapporteerde uitkomsten) bij vergelijking van passieve mobilisaties plus oefentherapie vs. enkel oefentherapie: De studie van French, 2013 [2] had een lage RoB, dus er vindt geen afwaardering plaats op basis van design.[2] Inconsistentie en mate van indirectheid waren niet van toepassing en behoefden geen afwaardering. Onnauwkeurigheid was van toepassing vanwege het geringe aantal deelnemers (n = 86). De kans op publicatiebias lijkt reëel, daarom is hiervoor afgewaardeerd. De kwaliteit van bewijs is laag. 

Methodologische kwaliteit van de geïncludeerde studie.

Effectiviteit

Uitkomstmaat ‘fysiek functioneren’ (door de patiënt gerapporteerde uitkomsten) bij vergelijking van passieve mobilisaties plus oefentherapie vs. enkel oefentherapie. French et al. vinden geen verschil in effect op fysiek functioneren tussen de interventie- en de controlegroep [2]. 

Evidencetabel effectiviteit passieve mobilisaties bij heup- en/of knieartrose.

Aantal studiesGRADEAantal patiënten en EffectschattingdKwaliteit van bewijs
DesignaInconsistentiebIndirectheidOnnauwkeurigheidcOverig
Outcome QALY
1, n = 86laag RoBn.v.t.neeja, n = 86ja
French et al. vinden geen significant verschil in effect op fysiek functioneren tussen behandeling met passieve mobilisaties als aanvulling op oefentherapie en enkel oefentherapie.[2]
laag1
a Laag risico op bias (RoB): randomisatie adequaat + allocation concealed + intention to treat (ITT); hoog RoB: < 3 items laag risico; matig RoB: overige. b I2 > 40%; c Dichotome uitkomstmaat populatie (n > 300); continue uitkomstmaat populatie (n > 400); d Positief: effect is in het voordeel van oefentherapie.1 Afwaardering voor onnauwkeurigheid en publicatiebias.
Evidence to decision

Voor het bepalen van de formulering (richting en sterkte) van aanbevelingen zijn, naast de conclusie uit de wetenschappelijke literatuur, ook aanvullende overwegingen (o.a. waarden/voorkeuren van de patiënt, toepasbaarheid in de praktijk) meegenomen. Hiervoor is de ‘Evidence to decision’ methode van GRADE gevolgd en het bestaande ‘GRADE Evidence to decision’ formulier in het Nederlands vertaald. Dit formulier is door de werkgroep tijdens een werkgroepvergadering besproken, waarna de formulering van de aanbeveling is bepaald. 

Evidence to decision formulier.

1. Wang Q, Wang TT, Qi XF, et al. Manual therapy for hip osteoarthritis: a systematic review and meta-analysis. Pain Physician. 2015;18(6):E1005-20.

2. French HP, Cusack T, Brennan A, et al. Exercise and manual physiotherapy arthritis research trial (EMPART) for osteoarthritis of the hip: a multicenter randomized controlled trial. Arch Phys Med Rehabil. 2013;94(2):302-14.

C.3.7 Shockwave

Bied geen behandeling met shockwave aan bij patiënten met heup- of knieartrose.

Toelichting

Noot 28. Shockwave

Uitgangsvraag
Wordt behandeling met shockwave aanbevolen bij patiënten met heup- en/of knieartrose ter verbetering van fysiek functioneren?
Deze uitgangsvraag is beantwoord door middel van een systematisch literatuuronderzoek. De conclusie is gebaseerd op drie RCT’s.[1-3]

Conclusie vanuit de literatuurstudie

Uitkomstmaat ‘fysiek functioneren’ (door de patiënt gerapporteerde uitkomsten). Het effect van behandeling met shockwave, vergeleken met geen shockwave, op het fysiek functioneren van mensen met knieartrose is onzeker. De kwaliteit van het bewijs is zeer laag. De effectiviteit van shockwavetherapie bij mensen met heupartrose is onbekend.

Van bewijs naar aanbeveling

Er is tegenstrijdig bewijs van zeer lage kwaliteit voor het effect van shockwave op het verbeteren van het fysiek functioneren. Op basis van de grote onzekerheid over het effect en de verwachte te verwaarlozen meerwaarde van de interventie boven de gebruikelijke zorg (i.e., oefentherapie en voorlichting/adviezen) is de werkgroep van mening dat de interventie sterk afgeraden kan worden, voor zowel heup- als knieartrose (‘bied de interventie niet aan’).

 

Aanbeveling

Bied geen behandeling met shockwave aan bij patiënten met heup- of knieartrose.

Noot 28. Shockwave

Complete uitgangsvraag volgens PICO
Wordt behandeling met shockwave (I) vergeleken met geen shockwave (C) aanbevolen voor de behandeling van patiënten met heup- en/of knieartrose (P) ter verbetering van fysiek functioneren (O)?

 

Zoekstrategie

Er is door het KNGF op 14 augustus 2017 een zoekactie uitgevoerd in PubMed, EMBASE, Web of Science, Cochrane Library, CENTRAL, EmCare en CINAHL, naar samenvattingen van de literatuur (i.e. systematische reviews; SR’s) en randomised controlled trials (RCT’s) met betrekking tot de effectiviteit van behandeling met shockwave bij patiënten met heup- en knieartrose. 

Type studieSR en RCT
Type patiëntvolwassenen met een klinische diagnose artrose*
Type interventieelke vorm van behandeling met shockwave
Type vergelijkinggeen behandeling met shockwave
Type uitkomstfysiek functioneren en kwaliteit van leven (door de patiënt gerapporteerde uitkomsten)
* Om reden van efficiëntie zijn de searches voor heup en knie gezamenlijk gestart en vervolgens afzonderlijk afgerond.
SR = systematische review
RCT = randomised controlled trial.
Selectiecriteria systematische review
Zoekdatum14 augustus 2017
Geraadpleegde databasesPubMed, EMBASE, Web of Science, Cochrane Library, CENTRAL, EmCare, CINAHL.
Algemene zoektermen*((“hip osteoarthritis”[tw] OR “knee osteoarthritis”[tw] OR “Osteoarthritis, Knee”[MeSH] OR “Osteoarthritis, Hip”[mesh] OR ((“Osteoarthritis”[Mesh] OR “osteoarthritis”[tw] OR osteoarthrit[tw] OR “osteoarthrosis”[tw] OR osteoarthro[tw] OR “degenerative arthritis”[tw] OR degenerative arthriti[tw] OR “osteoarthrosis deformans”[tw]) AND (“Knee”[Mesh] OR “knee”[tw] OR “knees”[tw] OR “Knee Joint”[Mesh] OR “Hip”[Mesh] OR “hip”[tw] OR “hips”[tw] OR “Hip Joint” [Mesh] OR “menisci”[tw] OR “meniscus”[tw] OR menisc[tw] OR “coxa”[tw] OR “coxas”[tw] OR “patellofemoral”[tw] OR “Patella”[Mesh] OR patella[tw])) OR coxarthro[tw] OR gonarthro[tw]) AND (“Motion Therapy, Continuous Passive”[Mesh] OR “Continuous Passive Motion Therapy”[tw] OR “Continuous Passive Movement”[tw] OR “CPM Therapy”[tw] OR “Passive Stretching”[tw] OR “PNF Stretching”[tw] OR “musculoskeletal manipulations”[Mesh] OR “musculoskeletal manipulations”[tw] OR “Applied Kinesiology”[tw] OR “Chiropractic Manipulation”[tw] OR “Osteopathic Manipulation”[tw] OR “Soft Tissue Therapy”[tw] OR “Acupressure”[tw] OR “Massage” [Mesh] OR “massage”[tw] OR massag[tw] OR “Zone Therapy”[tw] OR “Reflexology” [tw] OR “Rolfing”[tw] OR “Bodywork”[tw] OR Bodywork[tw] OR “Electric stimulation therapy”[Mesh:NoExp] OR “electric stimulation therapy”[tw] OR “electrical stimulation therapy”[tw] OR “therapeutic electric stimulation”[tw] OR “therapeutic electrical stimulation”[tw] OR “electrotherapy”[tw] OR electrotherap[tw] OR “interferential current electrotherapy”[tw] OR “electrical stimulation”[tw] OR “electrical nerve stimulation”[tw] OR “transcutaneous electric nerve stimulation” [Mesh:NoExp] OR “TENS”[tw] OR “transcutaneous electric nerve stimulation”[tw] OR “Ultrasonic Therapy”[Mesh] OR “therapeutic ultrasound”[tw] OR ultrasound therap[tw] OR “ultrasonic therapy”[tw] OR “electromagnetic therapy”[tw] OR “Electromagnetic Radiation/therapeutic use”[Mesh] OR “Electromagnetic Phenomena/therapeutic use”[Mesh] OR “thermotherapy”[tw] OR “hot pack”[tw] OR “hot packs”[tw] OR hot pack[tw] OR hotpack[tw] OR “cold pack”[tw] OR “cold packs”[tw] OR cold pack[tw] OR coldpack[tw] OR “cold treatment”[tw] OR “heat treatment”[tw] OR “Hyperthermia, Induced”[Mesh] OR fever therap[tw] OR heat therap[tw] OR “Induced Hyperthermia”[tw] OR Thermotherap[tw] OR “Therapeutic Hyperthermia”[tw] OR “Local Hyperthermia”[tw] OR “Hot Temperature”[mesh] OR “Cold Temperature”[mesh] OR “Cryotherapy”[mesh] OR “Hypothermia, induced” [mesh] OR cold temperature[tw] OR Cryotherap[tw] OR “Induced Hypothermia”[tw] OR therapeutic hypotherm[tw] OR “low level laser therapy”[tw] OR “low level laser treatment”[tw] OR “low intensity laser”[tw] OR “soft-laser therapy”[tw] OR “low energy laser therapy”[tw] OR “low-power laser therapy”[tw] OR “low level laser”[tw] OR “low level lasers”[tw] OR “low intensity lasers”[tw] OR “low energy laser”[tw] OR “low energy lasers”[tw] OR “low-power laser”[tw] OR “lowpower lasers”[tw] OR “lllt”[tw] OR “Low-Level Light Therapy”[Mesh] OR “medical taping”[tw] OR “taping”[tw] OR “tape”[tw] OR “tapes”[tw] OR “taped”[tw] OR “kinesiotaping”[tw] OR “kinesio taping”[tw] OR kinesiotap[tw] OR kinesio tap[tw] OR “Bandages”[mesh] OR “Athletic Tape”[mesh] OR “Bandages”[tw] OR “Bandage”[tw] OR “Athletic Tape”[tw] OR “Athletic Tapes”[tw] OR “Hydrocolloid Bandages”[tw] OR “Biological Dressings”[tw] OR “Compression Bandages”[tw] OR “Compression Stockings”[tw] OR “Occlusive Dressings”[tw] OR “Hydrocolloid Bandage”[tw] OR “Biological Dressing”[tw] OR “Compression Bandage”[tw] OR “Compression Stocking”[tw] OR “Occlusive Dressing”[tw] OR “Dry needling”[tw] OR dry needl[tw] OR “Acupuncture Therapy”[mesh] OR Acupunctur[tw] OR Electroacupunctur[tw] OR “Meridians”[tw] OR “Moxibustion”[tw] OR “Trigger Points”[tw] OR “Trigger Point”[tw] OR “Shockwave therapy”[tw] OR “Shock wave therapy”[tw] OR shockwav[tw] OR shock wav[tw] OR “High-Energy Shock Waves” [mesh] OR “HESW”[tw] OR “High Energy Shock Waves”[tw] OR “High-Energy Shock Wave”[tw] OR “Ultrasonic Shock Wave”[tw] OR “Ultrasonic Shock Waves”[tw] OR “Ultrasonic Shockwave”[tw] OR “Ultrasonic Shockwaves”[tw] OR “Ultrasonic Waves”[mesh] OR “Lithotripsy”[mesh] OR “Lithotripsy”[tw])) NOT (“Animals”[mesh] NOT “Humans”[mesh]))
*Om reden van efficiëntie zijn de searches voor heup en knie gezamenlijk gestart en vervolgens afzonderlijk afgerond.
Zoektermen
Gevonden literatuur

De literatuursearch leverde 478 systematische literatuurstudies en 1157 RCT’s op. Deze zoekactie leverde geen SR op die zich specifiek richtte op behandeling met shockwave. Wel werden er drie RCT’s gevonden die voldeden aan de selectiecriteria bij de uitgangsvraag.[1-3]

Zie de flowchart voor een totaaloverzicht van de systematische literatuurstudie.

Systematische literatuurstudie naar de effectiviteit van shockwave.

Beschrijving studies
  • Cho et al., 2016 [1]. De RCT is uitgevoerd in Zuid-Korea. Er werden 18 mannelijke en vrouwelijke patiënten met knieartrose geïncludeerd die meer dan twee jaar geleden een beroerte hadden doorgemaakt. De patiënten werden gerandomiseerd toegewezen aan een groep die behandeld werd met shockwavetherapie (1000 impulsen à 0,05 mJ/mm2) en een groep die placeboshockwave kreeg. Er vonden drie behandelingen plaats met een interval van een week. Follow-up: 1 week.
  • Imamura, 2017 [2]. De RCT is uitgevoerd in Brazilië. Er werden 105 vrouwelijke patiënten met knieartrose geïncludeerd. De patiënten werden gerandomiseerd toegewezen aan een groep die werd behandeld met shockwave (2000 impulsen à 0,10 tot 0,16 mJ/mm2), of naar een groep die placeboshockwave kreeg. Er vonden 3 behandelingen plaats met een interval van een week. Follow-up: 3 maanden.
  • Zhao, 2013 [3]. De RCT is uitgevoerd in China. Er werden 70 mannelijke en vrouwelijke patiënten met knieartrose geïncludeerd. De patiënten werden gerandomiseerd toegewezen aan een groep die shockwave (4000 impulsen à 0,25 mJ/mm2) kreeg of naar een groep die placeboshockwave kreeg. Er vonden 4 behandelingen plaats met een interval van een week. Follow-up: 12 weken.
Kwaliteit van bewijs

Voor de uitkomstmaat ‘fysiek functioneren’ (patiëntgerapporteerde uitkomsten) bij vergelijking van shockwave vs. geen shockwave. De drie studies hadden een lage RoB, dus er vindt geen afwaardering plaats op basis van design. Vanwege inconsistentie vond afwaardering plaats. Mate van indirectheid was niet van toepassing en behoefde geen afwaardering. Onnauwkeurigheid was van toepassing vanwege het geringe aantal deelnemers (n = 193). De kans op publicatiebias lijkt reëel, daarom is hiervoor afgewaardeerd. De kwaliteit van bewijs wordt op basis van GRADE als ‘zeer laag’ beoordeeld. 

Methodologische kwaliteit van de geïncludeerde studies.

Effectiviteit

Uitkomstmaat ‘fysiek functioneren’ (door de patiënt gerapporteerde uitkomsten) bij vergelijking van behandeling met shockwave vs. geen shockwave. Zhao et al. laten een groot en significant verschil in effect zien op fysiek functioneren ten gunste van shockwave vergeleken met geen shockwave [3]. (tabel 28.4) Echter, zowel Cho et al. als Imamura et al. vinden geen significant verschil in fysiek functioneren tussen de interventie- en de controlegroep. [1,2] (tabel 28.4)

Tabel 28.4. Evidencetabel effectiviteit shockwave bij heup- en/of knieartrose

Aantal studiesGRADEAantal patiënten en EffectschattingdKwaliteit van bewijs
DesignaInconsistentiebIndirectheidOnnauwkeurigheidcOverig
Outcome QALY
3, n = 193redelijk RoBjaneeja, n = 193jaZhao et al. (n = 70) vinden een significant verschil in effect op fysiek functioneren in het voordeel van shockwave vs. geen shockwave.[3] Twee studies, die van Cho et al. en die van Imamura et al. (n = 123) vinden geen verschil in effect op fysiek functioneren tussen de interventie- en de controlegroep.[1,2]zeer laag1
a Laag risico op bias (RoB): randomisatie adequaat + allocation concealed + intention to treat (ITT); hoog RoB: < 3 items laag risico; matig RoB: overige. b I2 > 40%; c Dichotome uitkomstmaat populatie (n > 300); continue uitkomstmaat populatie (n > 400); d Positief: effect is in het voordeel van oefentherapie.
1 Afwaardering voor design, inconsistentie en onnauwkeurigheid.
Evidence to decision

Voor het bepalen van de formulering (richting en sterkte) van aanbevelingen zijn, naast de conclusie uit de wetenschappelijke literatuur, ook aanvullende overwegingen (o.a. waarden/voorkeuren van de patiënt, toepasbaarheid in de praktijk) meegenomen. Hiervoor is de ‘Evidence to decision’ methode van GRADE gevolgd en het bestaande ‘GRADE Evidence to decision’ formulier in het Nederlands vertaald. Dit formulier is door de werkgroep tijdens een werkgroepvergadering besproken, waarna de formulering van de aanbeveling is bepaald.

Evidence to decision formulier.

1. Cho SJ, Yang JR, Yang HS, et al. Effects of extracorporeal shockwave therapy in chronic stroke patients with knee osteoarthritis: a pilot study. Ann Rehabil Med. 2016;40(5):862-70.

2. Imamura M, Alamino S, Hsing WT, et al. Radial extracorporeal shock wave therapy for disabling pain due to severe primary knee osteoarthritis. J Rehabil Med. 2017;49(1):54-62.

3. Zhao Z, Jing R, Shi Z, et al. Efficacy of extracorporeal shockwave therapy for knee osteoarthritis: a randomized controlled trial. J Surg Res. 2013;185(2):661-6.

C.3.8 Taping

Bied geen behandeling met taping aan bij patiënten met heup- en/of knieartrose.

Toelichting

Noot 29. Taping

Uitgangsvraag
Wordt behandeling met taping aanbevolen bij patiënten met heup- en/of knieartrose ter verbetering van fysiek functioneren?

Deze uitgangsvraag is beantwoord door middel van een systematisch literatuuronderzoek. De conclusie is gebaseerd op drie RCT’s.[1-3]

 

Conclusie vanuit de literatuurstudie

Uitkomstmaat ‘fysiek functioneren’ (door de patiënt gerapporteerde uitkomsten). Er bestaat mogelijk geen effect van behandeling met taping op het fysiek functioneren van mensen met knieartrose, vergeleken met geen behandeling met taping. De kwaliteit van bewijs is laag. Daarnaast lijkt er ook geen effect van taping op pijn te zijn. Het effect van taping bij mensen met heupartrose is onbekend.

 

Van bewijs naar aanbeveling

Er is bewijs van lage kwaliteit dat taping mogelijk niet effectief is in het verbeteren van fysiek functioneren. Op basis van de grote onzekerheid over het effect en de verwachte te verwaarlozen meerwaarde van de interventie boven de gebruikelijke zorg (i.e., oefentherapie en voorlichting/adviezen) is de werkgroep van mening dat de interventie sterk afgeraden kan worden, voor zowel heup- als knieartrose (‘bied de interventie niet aan’).

 

Aanbeveling

Bied geen behandeling met taping aan bij patiënten met heup- en/of knieartrose.

Complete uitgangsvraag volgens PICO
Wordt behandeling met taping (I) vergeleken met geen behandeling met passieve mobilisaties (C) aanbevolen voor de behandeling van patiënten met heup- en/of knieartrose (P) ter verbetering van fysiek functioneren (O)?

 

Zoekstrategie

Er is door het KNGF op 14 augustus 2017 een zoekactie uitgevoerd in PubMed, EMBASE, Web of Science, Cochrane Library, CENTRAL, EmCare en CINAHL, naar samenvattingen van de literatuur (i.e. systematische literatuur-studies) en randomised controlled trials (RCT’s) met betrekking tot de effectiviteit van behandeling met taping bij patiënten met heup- en knieartrose.

Type studieSR en RCT
Type patiëntvolwassenen met een klinische diagnose artrose*
Type interventieelke vorm van behandeling met taping
Type vergelijkinggeen behandeling met taping
Type uitkomstfysiek functioneren en kwaliteit van leven (door de patiënt gerapporteerde uitkomsten)
* Om reden van efficiëntie zijn de searches voor heup en knie gezamenlijk gestart en vervolgens afzonderlijk afgerond.
SR = systematische review
RCT = randomised controlled trial.
Selectiecriteria systematische review
Zoekdatum14 augustus 2017
Geraadpleegde databasesPubMed, EMBASE, Web of Science, Cochrane Library, CENTRAL, EmCare, CINAHL.
Algemene zoektermen*((“hip osteoarthritis”[tw] OR “knee osteoarthritis”[tw] OR “Osteoarthritis, Knee”[MeSH] OR “Osteoarthritis, Hip”[mesh] OR ((“Osteoarthritis”[Mesh] OR “osteoarthritis”[tw] OR osteoarthrit[tw] OR “osteoarthrosis”[tw] OR osteoarthro[tw] OR “degenerative arthritis”[tw] OR degenerative arthriti[tw] OR “osteoarthrosis deformans”[tw]) AND (“Knee”[Mesh] OR “knee”[tw] OR “knees”[tw] OR “Knee Joint”[Mesh] OR “Hip”[Mesh] OR “hip”[tw] OR “hips”[tw] OR “Hip Joint”[Mesh] OR “menisci”[tw] OR “meniscus”[tw] OR menisc[tw] OR “coxa”[tw] OR “coxas”[tw] OR “patellofemoral”[tw] OR “Patella”[Mesh] OR patella[tw])) OR coxarthro[tw] OR gonarthro[tw]) AND (“Motion Therapy, Continuous Passive”[Mesh] OR “Continuous Passive Motion Therapy”[tw] OR “Continuous Passive Movement”[tw] OR “CPM Therapy”[tw] OR “Passive Stretching”[tw] OR “PNF Stretching”[tw] OR “musculoskeletal manipulations”[Mesh] OR “musculoskeletal manipulations”[tw] OR “Applied Kinesiology”[tw] OR “Chiropractic Manipulation”[tw] OR “Osteopathic Manipulation”[tw] OR “Soft Tissue Therapy”[tw] OR “Acupressure”[tw] OR “Massage” [Mesh] OR “massage”[tw] OR massag[tw] OR “Zone Therapy”[tw] OR “Reflexology” [tw] OR “Rolfing”[tw] OR “Bodywork”[tw] OR Bodywork[tw] OR “Electric stimulation therapy”[Mesh:NoExp] OR “electric stimulation therapy”[tw] OR “electrical stimulation therapy”[tw] OR “therapeutic electric stimulation”[tw] OR “therapeutic electrical stimulation”[tw] OR “electrotherapy”[tw] OR electrotherap[tw] OR “interferential current electrotherapy”[tw] OR “electrical stimulation”[tw] OR “electrical nerve stimulation”[tw] OR “transcutaneous electric nerve stimulation” [Mesh:NoExp] OR “TENS”[tw] OR “transcutaneous electric nerve stimulation”[tw] OR “Ultrasonic Therapy”[Mesh] OR “therapeutic ultrasound”[tw] OR ultrasound therap[tw] OR “ultrasonic therapy”[tw] OR “electromagnetic therapy”[tw] OR “Electromagnetic Radiation/therapeutic use”[Mesh] OR “Electromagnetic Phenomena/therapeutic use”[Mesh] OR “thermotherapy”[tw] OR “hot pack”[tw] OR “hot packs”[tw] OR hot pack[tw] OR hotpack[tw] OR “cold pack”[tw] OR “cold packs”[tw] OR cold pack[tw] OR coldpack[tw] OR “cold treatment”[tw] OR “heat treatment”[tw] OR “Hyperthermia, Induced”[Mesh] OR fever therap[tw] OR heat therap[tw] OR “Induced Hyperthermia”[tw] OR Thermotherap[tw] OR “Therapeutic Hyperthermia”[tw] OR “Local Hyperthermia”[tw] OR “Hot Temperature”[mesh] OR “Cold Temperature”[mesh] OR “Cryotherapy”[mesh] OR “Hypothermia, induced” [mesh] OR cold temperature[tw] OR Cryotherap[tw] OR “Induced Hypothermia”[tw] OR therapeutic hypotherm[tw] OR “low level laser therapy”[tw] OR “low level laser treatment”[tw] OR “low intensity laser”[tw] OR “soft-laser therapy”[tw] OR “low energy laser therapy”[tw] OR “low-power laser therapy”[tw] OR “low level laser”[tw] OR “low level lasers”[tw] OR “low intensity lasers”[tw] OR “low energy laser”[tw] OR “low energy lasers”[tw] OR “low-power laser”[tw] OR “lowpower lasers”[tw] OR “lllt”[tw] OR “Low-Level Light Therapy”[Mesh] OR “medical taping”[tw] OR “taping”[tw] OR “tape”[tw] OR “tapes”[tw] OR “taped”[tw] OR “kinesiotaping”[tw] OR “kinesio taping”[tw] OR kinesiotap[tw] OR kinesio tap[tw] OR “Bandages”[mesh] OR “Athletic Tape”[mesh] OR “Bandages”[tw] OR “Bandage”[tw] OR “Athletic Tape”[tw] OR “Athletic Tapes”[tw] OR “Hydrocolloid Bandages”[tw] OR “Biological Dressings”[tw] OR “Compression Bandages”[tw] OR “Compression Stockings”[tw] OR “Occlusive Dressings”[tw] OR “Hydrocolloid Bandage”[tw] OR “Biological Dressing”[tw] OR “Compression Bandage”[tw] OR “Compression Stocking”[tw] OR “Occlusive Dressing”[tw] OR “Dry needling”[tw] OR dry needl[tw] OR “Acupuncture Therapy”[mesh] OR Acupunctur[tw] OR Electroacupunctur[tw] OR “Meridians”[tw] OR “Moxibustion”[tw] OR “Trigger Points”[tw] OR “Trigger Point”[tw] OR “Shockwave therapy”[tw] OR “Shock wave therapy”[tw] OR shockwav[tw] OR shock wav[tw] OR “High-Energy Shock Waves” [mesh] OR “HESW”[tw] OR “High Energy Shock Waves”[tw] OR “High-Energy Shock Wave”[tw] OR “Ultrasonic Shock Wave”[tw] OR “Ultrasonic Shock Waves”[tw] OR “Ultrasonic Shockwave”[tw] OR “Ultrasonic Shockwaves”[tw] OR “Ultrasonic Waves” [mesh] OR “Lithotripsy”[mesh] OR “Lithotripsy”[tw])) NOT (“Animals”[mesh] NOT “Humans”[mesh]))
*Om reden van efficiëntie zijn de searches voor heup en knie gezamenlijk gestart en vervolgens afzonderlijk afgerond.
Zoektermen
Gevonden literatuur

De literatuursearch met betrekking tot niet-oefentherapeutische interventies, waaronder behandeling met taping, bij patiënten met heup- en knieartrose leverde 478 systematische literatuurstudies (SR’s) en 1157 RCT’s op. Deze zoekactie leverde echter geen SR op die zich specifiek richtte op behandeling met taping. Wel werden er drie RCT’s gevonden die voldeden aan de selectiecriteria bij de uitgangsvraag.[1-3] Om de aanbeveling omtrent deze uitgangsvraag op basis van juiste argumentatie te kunnen formuleren, is voor deze specifieke interventie, op verzoek van de werkgroep, pijn als secundaire uitkomstmaat toegevoegd.

Zie de flowchart voor een totaaloverzicht van de systematische literatuurstudie.

Systematische literatuurstudie naar de effectiviteit van taping.

Beschrijving studies
  • Wageck et al., 2016 [1]. De RCT is uitgevoerd in Brazilië. Er werden 76 mannelijke en vrouwelijke patiënten met knieartrose geïncludeerd. De patiënten werden gerandomiseerd toegewezen aan een interventiegroep die kinesiotaping kreeg (n = 38) of naar een controlegroep die placebotaping kreeg (n = 38). Binnen de interventiegroep richtte de tapingtechniek zich op pijn, kracht en zwelling. Vier dagen na het aanbrengen van de tape (post interventie) werden metingen verricht.
  • Kocyigit et al., 2015 [2]. De RCT is uitgevoerd in Turkije. Er werden 43 mannelijke en vrouwelijke patiënten met knieartrose geïncludeerd. De patiënten werden gerandomiseerd toegewezen aan een interventiegroep die kinesiotaping kreeg (n = 22) of naar een controlegroep die placebotaping kreeg (n = 21). Binnen de interventiegroep werd de ‘Y-strip’ aangelegd. De tape werd drie keer aangelegd, met steeds een tussenliggende periode van vier dagen. Twaalf dagen na het aanbrengen van de eerste tape (post interventie) werden de metingen verricht.
  • Hinman et al., 2003 [3]. De RCT is uitgevoerd in Australië. Er werden 18 mannelijke en vrouwelijke patiënten met knieartrose geïncludeerd. De patiënten kregen in gerandomiseerde volgorde achtereenvolgens drie verschillende behandelingen: therapeutische taping, placebotaping en geen taping. Binnen de behandeling die bestond uit therapeutische taping, richtte de techniek zich op ‘mediale patellagliding’. Vijf minuten na het aanbrengen van de tape (post interventie) werden de metingen verricht.
Kwaliteit van bewijs

Uitkomstmaat ‘fysiek functioneren’ (door de patiënt gerapporteerde uitkomsten) bij vergelijking van taping vs. geen taping. De drie studies hadden een redelijke RoB, dus er vindt afwaardering plaats op basis van design. Inconsistentie en mate van indirectheid waren niet van toepassing en behoefden geen afwaardering. Onnauwkeurigheid was van toepassing vanwege het geringe aantal deelnemers (n = 137). De kans op publicatiebias lijkt reëel, daarom is hiervoor afgewaardeerd. De kwaliteit van bewijs is laag. 

Methodologische kwaliteit van de geïncludeerde studies.

Effectiviteit
  • Uitkomstmaat ‘fysiek functioneren’ (door de patiënt gerapporteerde uitkomsten; 3 RCT’s; n = 137) bij vergelijking van taping vs. geen taping. Direct na de interventie is er sprake van een lage kwaliteit van bewijs voor geen effect (SMD = -0,01; 95%-BI = -0,43 tot 0,24) van behandeling met taping vs. geen taping wat betreft het functioneren van patiënten met knieartrose. (tabel 29.4)
  • Uitkomstmaat ‘pijn’ (op basis van reeds geïncludeerde literatuur) bij vergelijking van taping vs. geen taping. Op basis van de drie geïncludeerde RCT’s kan geconcludeerd worden dat taping waarschijnlijk geen klinisch relevant effect op pijn heeft bij patiënten met knieartrose.

Tabel 29.4. Evidencetabel effectiviteit taping bij heup- en/of knieartrose

Aantal studiesGRADEAantal patiëntenEffectschattingdKwaliteit van bewijs
DesignaInconsistentiebIndirectheidOnnauwkeurigheidcOverigInterventieControle

Fysiek functioneren – post interventie
3, n = 138redelijk RoBnee, I2 = 0%neeja, n = 138ja6969SMD = -0,01 (95%-BI = -0,43 tot 0,24)laag1
a Laag risico op bias (RoB): randomisatie adequaat + allocation concealed + intention to treat (ITT); hoog RoB: < 3 items laag risico; matig RoB: overige. b I2 > 40%; c Dichotome uitkomstmaat populatie (n > 300); continue uitkomstmaat populatie (n > 400); d Positief: effect is in het voordeel van oefentherapie.
1 Afwaardering voor design en onnauwkeurigheid. SMD = standardized mean difference.
Evidence to decision

Voor het bepalen van de formulering (richting en sterkte) van aanbevelingen zijn, naast de conclusie uit de wetenschappelijke literatuur, ook aanvullende overwegingen (o.a. waarden/voorkeuren van de patiënt, toepasbaarheid in de praktijk) meegenomen. Hiervoor is de ‘Evidence to decision’ methode van GRADE gevolgd en het bestaande ‘GRADE evidence to decision’ formulier in het Nederlands vertaald. Dit formulier is door de werkgroep tijdens een werkgroepvergadering besproken, waarna de formulering van de aanbeveling is bepaald. 

Evidence to decision formulier.

1. Wageck B, Nunes GS, Bohlen NB, et al. Kinesio taping does not improve the symptoms or function of older people with knee osteoarthritis: a randomised trial. J Physiother. 2016;62(3):153-8.

2. Kocyigit F, Turkmen MB, Acar M, et al. Kinesio taping or sham taping in knee osteoarthritis? A randomized, double-blind, sham-controlled trial. Complement Ther Clin Pract. 2015;21(4):262-7.

3. Hinman RS, Bennell KL, Crossley KM, et al. Immediate effects of adhesive tape on pain and disability in individuals with knee osteoarthritis. Rheumatology. 2003;42(7):865-9.

C.3.9 Thermotherapie

Bied geen thermotherapie aan bij patiënten met heup- en/of knieartrose ter verbetering van het fysiek functioneren.

Toelichting

Noot 30. Thermotherapie

Uitgangsvraag
Wordt thermotherapie (warmte- of koudetherapie) aanbevolen bij patiënten met heup- en/of knieartrose ter verbetering van fysiek functioneren?

Deze uitgangsvraag is beantwoord door middel van een systematisch literatuuronderzoek. Er konden geen relevante RCT’s worden geïncludeerd.

Conclusie vanuit de literatuurstudie

Uitkomstmaat ‘fysiek functioneren’ (door de patiënt gerapporteerde uitkomsten): Het effect van thermotherapie (warmte- of koudetherapie) op fysiek functioneren bij mensen met heup- en/of knieartrose is onbekend.

Van bewijs naar aanbeveling

Er is geen bewijs voor een effect van thermotherapie in het verbeteren van fysiek functioneren Op basis van het ontbreken van literatuur en de verwachte te verwaarlozen meerwaarde van de interventie boven de gebruikelijke zorg (i.e., oefentherapie en voorlichting/adviezen) is de werkgroep van mening dat de interventie sterk afgeraden kan worden, voor zowel heup- als knieartrose (‘bied interventie niet aan’).

Aanbeveling

Bied geen thermotherapie aan bij patiënten met heup- en/of knieartrose ter verbetering van het fysiek functioneren.

Complete uitgangsvraag volgens PICO
Wordt thermotherapie (warmte- of koudetherapie) (I) vergeleken met geen thermotherapie (C) aanbevolen voor de behandeling van patiënten met heup- en/of knieartrose (P) ter verbetering van fysiek functioneren (O)?

 

Zoekstrategie

Er is door het KNGF op 14 augustus 2017 een zoekactie uitgevoerd in PubMed, EMBASE, Web of Science, Cochrane Library, CENTRAL, EmCare en CINAHL, naar samenvattingen van de literatuur (i.e. systematische reviews; SR’s) en RCT’s (RCT’s) met betrekking tot de effectiviteit van thermotherapie op fysiek functioneren bij patiënten met heup- en knieartrose. 

Type studieSR en RCT
Type patiëntvolwassenen met een klinische diagnose artrose*
Type interventieelke vorm van thermotherapie
Type vergelijkinggeen thermotherapie
Type uitkomstfysiek functioneren en kwaliteit van leven (door de patiënt gerapporteerde uitkomsten)
* Om reden van efficiëntie zijn de searches voor heup en knie gezamenlijk gestart en vervolgens afzonderlijk afgerond.
SR = systematische review
RCT = randomised controlled trial.
Selectiecriteria systematische review
Zoekdatum14 augustus 2017
Geraadpleegde databasesPubMed, EMBASE, Web of Science, Cochrane Library, CENTRAL, EmCare, CINAHL.
Algemene zoektermen*((“hip osteoarthritis”[tw] OR “knee osteoarthritis”[tw] OR “Osteoarthritis, Knee”[MeSH] OR “Osteoarthritis, Hip”[mesh] OR ((“Osteoarthritis”[Mesh] OR “osteoarthritis”[tw] OR osteoarthrit[tw] OR “osteoarthrosis”[tw] OR osteoarthro[tw] OR “degenerative arthritis”[tw] OR degenerative arthriti[tw] OR “osteoarthrosis deformans”[tw]) AND (“Knee”[Mesh] OR “knee”[tw] OR “knees”[tw] OR “Knee Joint”[Mesh] OR “Hip”[Mesh] OR “hip”[tw] OR “hips”[tw] OR “Hip Joint”[Mesh] OR “menisci”[tw] OR “meniscus”[tw] OR menisc[tw] OR “coxa”[tw] OR “coxas”[tw] OR “patellofemoral”[tw] OR “Patella”[Mesh] OR patella[tw])) OR coxarthro[tw] OR gonarthro[tw]) AND (“Motion Therapy, Continuous Passive”[Mesh] OR “Continuous Passive Motion Therapy”[tw] OR “Continuous Passive Movement”[tw] OR “CPM Therapy”[tw] OR “Passive Stretching”[tw] OR “PNF Stretching”[tw] OR “musculoskeletal manipulations”[Mesh] OR “musculoskeletal manipulations”[tw] OR “Applied Kinesiology”[tw] OR “Chiropractic Manipulation”[tw] OR “Osteopathic Manipulation”[tw] OR “Soft Tissue Therapy”[tw] OR “Acupressure”[tw] OR “Massage” [Mesh] OR “massage”[tw] OR massag[tw] OR “Zone Therapy”[tw] OR “Reflexology” [tw] OR “Rolfing”[tw] OR “Bodywork”[tw] OR Bodywork[tw] OR “Electric stimulation therapy”[Mesh:NoExp] OR “electric stimulation therapy”[tw] OR “electrical stimulation therapy”[tw] OR “therapeutic electric stimulation”[tw] OR “therapeutic electrical stimulation”[tw] OR “electrotherapy”[tw] OR electrotherap[tw] OR “interferential current electrotherapy”[tw] OR “electrical stimulation”[tw] OR “electrical nerve stimulation”[tw] OR “transcutaneous electric nerve stimulation” [Mesh:NoExp] OR “TENS”[tw] OR “transcutaneous electric nerve stimulation”[tw] OR “Ultrasonic Therapy”[Mesh] OR “therapeutic ultrasound”[tw] OR ultrasound therap[tw] OR “ultrasonic therapy”[tw] OR “electromagnetic therapy”[tw] OR “Electromagnetic Radiation/therapeutic use”[Mesh] OR “Electromagnetic Phenomena/therapeutic use”[Mesh] OR “thermotherapy”[tw] OR “hot pack”[tw] OR “hot packs”[tw] OR hot pack[tw] OR hotpack[tw] OR “cold pack”[tw] OR “cold packs”[tw] OR cold pack[tw] OR coldpack[tw] OR “cold treatment”[tw] OR “heat treatment”[tw] OR “Hyperthermia, Induced”[Mesh] OR fever therap[tw] OR heat therap[tw] OR “Induced Hyperthermia”[tw] OR Thermotherap[tw] OR “Therapeutic Hyperthermia”[tw] OR “Local Hyperthermia”[tw] OR “Hot Temperature”[mesh] OR “Cold Temperature”[mesh] OR “Cryotherapy”[mesh] OR “Hypothermia, induced” [mesh] OR cold temperature[tw] OR Cryotherap[tw] OR “Induced Hypothermia”[tw] OR therapeutic hypotherm[tw] OR “low level laser therapy”[tw] OR “low level laser treatment”[tw] OR “low intensity laser”[tw] OR “soft-laser therapy”[tw] OR “low energy laser therapy”[tw] OR “low-power laser therapy”[tw] OR “low level laser”[tw] OR “low level lasers”[tw] OR “low intensity lasers”[tw] OR “low energy laser”[tw] OR “low energy lasers”[tw] OR “low-power laser”[tw] OR “lowpower lasers”[tw] OR “lllt”[tw] OR “Low-Level Light Therapy”[Mesh] OR “medical taping”[tw] OR “taping”[tw] OR “tape”[tw] OR “tapes”[tw] OR “taped”[tw] OR “kinesiotaping”[tw] OR “kinesio taping”[tw] OR kinesiotap[tw] OR kinesio tap* [tw] OR “Bandages”[mesh] OR “Athletic Tape”[mesh] OR “Bandages”[tw] OR “Bandage”[tw] OR “Athletic Tape”[tw] OR “Athletic Tapes”[tw] OR “Hydrocolloid Bandages”[tw] OR “Biological Dressings”[tw] OR “Compression Bandages”[tw] OR “Compression Stockings”[tw] OR “Occlusive Dressings”[tw] OR “Hydrocolloid Bandage”[tw] OR “Biological Dressing”[tw] OR “Compression Bandage”[tw] OR “Compression Stocking”[tw] OR “Occlusive Dressing”[tw] OR “Dry needling”[tw] OR dry needl[tw] OR “Acupuncture Therapy”[mesh] OR Acupunctur[tw] OR Electroacupunctur[tw] OR “Meridians”[tw] OR “Moxibustion”[tw] OR “Trigger Points”[tw] OR “Trigger Point”[tw] OR “Shockwave therapy”[tw] OR “Shock wave therapy”[tw] OR shockwav[tw] OR shock wav*[tw] OR “High-Energy Shock Waves”[mesh] OR “HESW”[tw] OR “High Energy Shock Waves”[tw] OR “High-Energy Shock Wave”[tw] OR “Ultrasonic Shock Wave”[tw] OR “Ultrasonic Shock Waves”[tw] OR “Ultrasonic Shockwave”[tw] OR “Ultrasonic Shockwaves”[tw] OR “Ultrasonic Waves”[mesh] OR “Lithotripsy”[mesh] OR “Lithotripsy”[tw])) NOT (“Animals”[mesh] NOT “Humans”[mesh]))
*Om reden van efficiëntie zijn de searches voor heup en knie gezamenlijk gestart en vervolgens afzonderlijk afgerond.
Zoektermen
Gevonden literatuur

De literatuursearch met betrekking tot niet-oefentherapeutische interventies, waaronder thermotherapie, bij patiënten met heup- en knieartrose leverde 478 SR’s en 1157 RCT’s op. De zoekactie heeft echter geen SR’s of RCT’s opgeleverd die zich specifiek richtten op thermotherapie.

Zie de flowchart voor een totaaloverzicht van de systematische literatuurstudie.

Systematische literatuurstudie naar de effectiviteit van thermotherapie.

Evidence to decision

Voor het bepalen van de formulering (richting en sterkte) van aanbevelingen zijn, naast de conclusie uit de wetenschappelijke literatuur, ook aanvullende overwegingen (o.a. waarden/voorkeuren van de patiënt, toepasbaarheid in de praktijk) meegenomen. Hiervoor is de ‘Evidence to decision’ methode van GRADE gevolgd en het bestaande ‘GRADE evidence to decision’ formulier in het Nederlands vertaald. Dit formulier is door de werkgroep tijdens een werkgroepvergadering besproken, waarna de formulering van de aanbeveling is bepaald.

Evidence to decision formulier.

C.3.10 Ultrageluid

Bied geen behandeling met ultrageluid aan bij patiënten met heup- en/of knieartrose.

Toelichting

Noot 31. Ultrageluid

Uitgangsvraag
Wordt behandeling met ultrageluid aanbevolen bij patiënten met heup- en/of knieartrose ter verbetering van fysiek functioneren?

Deze uitgangsvraag is beantwoord door middel van een systematisch literatuuronderzoek. De conclusie is gebaseerd op drie RCT’s.[1-3]

 

Conclusie vanuit de literatuurstudie

Uitkomstmaat ‘fysiek functioneren’ (door de patiënt gerapporteerde uitkomsten): Er bestaat geen effect van behandeling met ultrageluid op het fysiek functioneren van mensen met knieartrose, vergeleken met geen behandeling met ultrageluid. De kwaliteit van bewijs is laag. Het effect van behandeling met ultrageluid bij mensen met heupartrose is onbekend.

 

Van bewijs naar aanbeveling

Er is bewijs van lage kwaliteit dat ultrageluid mogelijk niet effectief is in het verbeteren van fysiek functioneren. Op basis van de grote onzekerheid over het effect en de verwachte te verwaarlozen meerwaarde van de interventie boven de gebruikelijke zorg (i.e., oefentherapie en voorlichting/adviezen) is de werkgroep van mening dat de interventie sterk afgeraden kan worden, voor zowel heup- als knieartrose (‘bied de interventie niet aan’).

 

Aanbeveling

Bied geen behandeling met ultrageluid aan bij patiënten met heup- en/of knieartrose.

Complete uitgangsvraag volgens PICO
Wordt behandeling met ultrageluid (I) vergeleken met geen ultrageluid (C) aanbevolen voor de behandeling van patiënten met heup- en/of knieartrose (P) ter verbetering van fysiek functioneren (O)?
Zoekstrategie

Er is door het KNGF op 14 augustus 2017 een zoekactie uitgevoerd in PubMed, EMBASE, Web of Science, Cochrane Library, CENTRAL, EmCare en CINAHL, naar samenvattingen van de literatuur (i.e. systematische reviews; SR’s) en randomised controlled trials (RCT’s) met betrekking tot de effectiviteit van behandeling met ultrageluid bij patiënten met heup- en knieartrose. 

Type studieSR en RCT
Type patiëntvolwassenen met een klinische diagnose artrose*
Type interventieelke vorm van behandeling met ultrageluid
Type vergelijkinggeen behandeling met ultrageluid
Type uitkomstfysiek functioneren en kwaliteit van leven (door de patiënt gerapporteerde uitkomsten)
* Om reden van efficiëntie zijn de searches voor heup en knie gezamenlijk gestart en vervolgens afzonderlijk afgerond.
SR = systematische review
RCT = randomised controlled trial.
Selectiecriteria systematische review
Zoekdatum14 augustus 2017
Geraadpleegde databasesPubMed, EMBASE, Web of Science, Cochrane Library, CENTRAL, EmCare, CINAHL.
Algemene zoektermen*((“hip osteoarthritis”[tw] OR “knee osteoarthritis”[tw] OR “Osteoarthritis, Knee”[MeSH] OR “Osteoarthritis, Hip”[mesh] OR ((“Osteoarthritis”[Mesh] OR “osteoarthritis”[tw] OR osteoarthrit[tw] OR “osteoarthrosis”[tw] OR osteoarthro[tw] OR “degenerative arthritis”[tw] OR degenerative arthriti[tw] OR “osteoarthrosis deformans”[tw]) AND (“Knee”[Mesh] OR “knee”[tw] OR “knees”[tw] OR “Knee Joint”[Mesh] OR “Hip”[Mesh] OR “hip”[tw] OR “hips”[tw] OR “Hip Joint”[Mesh] OR “menisci”[tw] OR “meniscus”[tw] OR menisc[tw] OR “coxa”[tw] OR “coxas”[tw] OR “patellofemoral”[tw] OR “Patella”[Mesh] OR patella[tw])) OR coxarthro[tw] OR gonarthro[tw]) AND (“Motion Therapy, Continuous Passive”[Mesh] OR “Continuous Passive Motion Therapy”[tw] OR “Continuous Passive Movement”[tw] OR “CPM Therapy”[tw] OR “Passive Stretching”[tw] OR “PNF Stretching”[tw] OR “musculoskeletal manipulations”[Mesh] OR “musculoskeletal manipulations”[tw] OR “Applied Kinesiology”[tw] OR “Chiropractic Manipulation”[tw] OR “Osteopathic Manipulation”[tw] OR “Soft Tissue Therapy”[tw] OR “Acupressure”[tw] OR “Massage”[Mesh] OR “massage”[tw] OR massag[tw] OR “Zone Therapy”[tw] OR “Reflexology”[tw] OR “Rolfing”[tw] OR “Bodywork”[tw] OR Bodywork[tw] OR “Electric stimulation therapy”[Mesh:NoExp] OR “electric stimulation therapy”[tw] OR “electrical stimulation therapy”[tw] OR “therapeutic electric stimulation”[tw] OR “therapeutic electrical stimulation”[tw] OR “electrotherapy”[tw] OR electrotherap[tw] OR “interferential current electrotherapy”[tw] OR “electrical stimulation”[tw] OR “electrical nerve stimulation”[tw] OR “transcutaneous electric nerve stimulation”[Mesh:NoExp] OR “TENS”[tw] OR “transcutaneous electric nerve stimulation”[tw] OR “Ultrasonic Therapy”[Mesh] OR “therapeutic ultrasound”[tw] OR ultrasound therap[tw] OR “ultrasonic therapy”[tw] OR “electromagnetic therapy”[tw] OR “Electromagnetic Radiation/therapeutic use”[Mesh] OR “Electromagnetic Phenomena/therapeutic use”[Mesh] OR “thermotherapy”[tw] OR “hot pack”[tw] OR “hot packs”[tw] OR hot pack[tw] OR hotpack[tw] OR “cold pack”[tw] OR “cold packs”[tw] OR cold pack[tw] OR coldpack[tw] OR “cold treatment”[tw] OR “heat treatment”[tw] OR “Hyperthermia, Induced”[Mesh] OR fever therap[tw] OR heat therap[tw] OR “Induced Hyperthermia”[tw] OR Thermotherap[tw] OR “Therapeutic Hyperthermia”[tw] OR “Local Hyperthermia” [tw] OR “Hot Temperature”[mesh] OR “Cold Temperature”[mesh] OR “Cryotherapy” [mesh] OR “Hypothermia, induced”[mesh] OR cold temperature[tw] OR Cryotherap [tw] OR “Induced Hypothermia”[tw] OR therapeutic hypotherm[tw] OR “low level laser therapy”[tw] OR “low level laser treatment”[tw] OR “low intensity laser”[tw] OR “soft-laser therapy”[tw] OR “low energy laser therapy”[tw] OR “low-power laser therapy”[tw] OR “low level laser”[tw] OR “low level lasers”[tw] OR “low intensity lasers”[tw] OR “low energy laser”[tw] OR “low energy lasers”[tw] OR “low-power laser”[tw] OR “low-power lasers”[tw] OR “lllt”[tw] OR “Low-Level Light Therapy”[Mesh] OR “medical taping”[tw] OR “taping”[tw] OR “tape”[tw] OR “tapes”[tw] OR “taped”[tw] OR “kinesiotaping”[tw] OR “kinesio taping”[tw] OR kinesiotap[tw] OR kinesio tap[tw] OR “Bandages”[mesh] OR “Athletic Tape” [mesh] OR “Bandages”[tw] OR “Bandage”[tw] OR “Athletic Tape”[tw] OR “Athletic Tapes”[tw] OR “Hydrocolloid Bandages”[tw] OR “Biological Dressings”[tw] OR “Compression Bandages”[tw] OR “Compression Stockings”[tw] OR “Occlusive Dressings”[tw] OR “Hydrocolloid Bandage”[tw] OR “Biological Dressing”[tw] OR “Compression Bandage”[tw] OR “Compression Stocking”[tw] OR “Occlusive Dressing”[tw] OR “Dry needling”[tw] OR dry needl[tw] OR “Acupuncture Therapy” [mesh] OR Acupunctur[tw] OR Electroacupunctur[tw] OR “Meridians”[tw] OR “Moxibustion”[tw] OR “Trigger Points”[tw] OR “Trigger Point”[tw] OR “Shockwave therapy”[tw] OR “Shock wave therapy”[tw] OR shockwav[tw] OR shock wav[tw] OR “High-Energy Shock Waves”[mesh] OR “HESW”[tw] OR “High Energy Shock Waves”[tw] OR “High-Energy Shock Wave”[tw] OR “Ultrasonic Shock Wave”[tw] OR “Ultrasonic Shock Waves”[tw] OR “Ultrasonic Shockwave”[tw] OR “Ultrasonic Shockwaves”[tw] OR “Ultrasonic Waves”[mesh] OR “Lithotripsy”[mesh] OR “Lithotripsy”[tw])) NOT (“Animals”[mesh] NOT “Humans”[mesh]))
*Om reden van efficiëntie zijn de searches voor heup en knie gezamenlijk gestart en vervolgens afzonderlijk afgerond.
Zoektermen
Gevonden literatuur

De literatuursearch met betrekking tot niet-oefentherapeutische interventies, waaronder behandeling met ultrageluid, bij patiënten met heup- en knieartrose leverde 478 SR’ en 1157 RCT’s op. De systematische review van Zhang et al. vormt de basis voor beantwoording van deze uitgangsvraag.[1] Deze review omvatte literatuur tot september 2015 en scoort goed op de AMSTAR (7/10). Het KNGF heeft het systematische literatuuronderzoek van Zhang et al. gecomplementeerd met een search naar RCT’s tot 14 augustus 2017. Uiteindelijk voldeden drie RCT’s (n = 119) aan de selectiecriteria bij de uitgangsvraag.[2-4]

Zie de flowchart  voor een totaaloverzicht van de systematische literatuurstudie.

Systematische literatuurstudie naar de effectiviteit van ultrageluid.

Beschrijving studies (n = 3 RCT’s)

In de studies werden 119 mannelijke en vrouwelijke patiënten geïncludeerd met artrose van de knie. De behandelingen met ultrageluid hadden een gemiddeld voltage van 1 MHz. De frequentie van de behandelingen varieerde van 3 tot 5 keer per week, gedurende 2 tot 8 weken. De follow-up varieerde van 12 tot 52 weken.

Kwaliteit van bewijs

Uitkomstmaat ‘fysiek functioneren’ (door de patiënt gerapporteerde uitkomsten). De studies hebben een redelijk RoB, dus er vindt afwaardering plaats op basis van design. Inconsistentie en mate van indirectheid waren niet van toepassing en behoefden geen afwaardering. Onnauwkeurigheid was van toepassing vanwege het geringe aantal deelnemers (n = 119). De kans op publicatiebias lijkt reëel, daarom is hiervoor afgewaardeerd. De kwaliteit van bewijs wordt op basis van GRADE als ‘laag’ beoordeeld. 

Methodologische kwaliteit van de geïncludeerde studies.

Effectiviteit

Uitkomstmaat ‘fysiek functioneren’ (door de patiënt gerapporteerde uitkomsten). Drie RCT’s (n = 119) naar het effect van ultrageluid vs. geen ultrageluid laten direct na de interventie geen effect zien op het fysiek functioneren van mensen met knieartrose (SMD = 0,11; 95%-BI = -0,26 tot 0,46).[1,2,3] (tabel 31.4)

Tabel 31.4. Evidencetabel effectiviteit taping bij heup- en/of knieartrose

Aantal studiesGRADEAantal patiëntenEffectschattingdKwaliteit van bewijs
DesignaInconsistentiebIndirectheidOnnauwkeurigheidcOverigInterventieControle

Fysiek functioneren – post interventie
3, n = 119redelijk RoBnee, I2 = 0%neeja, n = 119nee5960SMD = 0,11 (95%-BI = -0,26 tot 0,46laag1
a Laag risico op bias (RoB): randomisatie adequaat + allocation concealed + intention to treat (ITT); hoog RoB: < 3 items laag risico; matig RoB: overige. b I2 > 40%; c Dichotome uitkomstmaat populatie (n > 300); continue uitkomstmaat populatie (n > 400); d Positief: effect is in het voordeel van oefentherapie.
1 Afwaardering voor design en onnauwkeurigheid. SMD = standardized mean difference.
Evidence to decision

Voor het bepalen van de formulering (richting en sterkte) van aanbevelingen zijn, naast de conclusie uit de wetenschappelijke literatuur, ook aanvullende overwegingen (o.a. waarden/voorkeuren van de patiënt, toepasbaarheid in de praktijk) meegenomen. Hiervoor is de ‘Evidence to decision’ methode van GRADE gevolgd en het bestaande ‘GRADE evidence to decision’ formulier in het Nederlands vertaald. Dit formulier is door de werkgroep tijdens een werkgroepvergadering besproken, waarna de formulering van de aanbeveling is bepaald.

Evidence to decision formulier.

1. Zhang C, Shi J, Zhu C, et al. Effect of ultrasound therapy for knee osteoarthritis: a meta-analysis of randomized, double-blind, placebo-controlled clinical trials. Int J Clin Exp Med, 2016;9(11):20552-61.

2. Ulus Y, Tander B, Akyol Y, et al. Therapeutic ultrasound versus sham ultrasound for the management of patients with knee osteoarthritis: a randomized double-blind controlled clinical study. Int J Rheum Dis. 2012;15(2):197-206.

3. Tascioglu F, Kuzgun S, Armagan O, et al. Short-term effectiveness of ultrasound therapy in knee osteoarthritis. J Int Med Res. 2010;38(4):1233-42.

C.4 Evaluatie en afsluiting therapeutisch proces

De evaluatie en afsluiting vindt plaats volgens de vigerende ‘KNGF-richtlijn Dossiervoering’.

Bij elk therapeut-patiëntcontact worden de relevante behandelgegevens geregistreerd  volgens de SOAP (subjectief, objectief, analyse en plan) systematiek. Bij langer durende interventies wordt duidelijk afgesproken wanneer tussentijds geëvalueerd wordt in relatie tot het (de) gestelde behandeldoel(en). Waar mogelijk wordt gebruikgemaakt van meetinstrumenten.
 

De behandeling wordt afgesloten wanneer:

  • de hulpvraag is beantwoord en de doelen dus bereikt zijn en/of;
  • er bij tussenevaluaties geen of onvoldoende therapeutisch effect bereikt is en/of;
  • oefentherapie niet mogelijk is vanwege contra-indicatie(s) en/of;
  • er geen therapietrouw aanwezig is, ondanks diverse pogingen om deze te verhogen.

De therapeut adviseert de patiënt over het in stand houden van behaalde doelstellingen. Daarbij kan de therapeut de patiënt onder andere tips geven over het handhaven van een adequaat beweeggedrag in het dagelijks leven.