Ga naar de inhoud

Zelfmanagement

De KNGF-richtlijn Zelfmanagement is een leidraad voor de fysiotherapeut en oefentherapeut om patiënten te ondersteunen bij het zelfmanagement.

Publicatiedatum: 1 maart 2022

Zelfmanagement

Algemene informatie

A.1 Inleiding

Aanleiding voor de ontwikkeling van de richtlijn

Zelfmanagement is een aandoenings- en domeinoverstijgend onderwerp dat bij iedere patiënt die onder behandeling is van een fysio- of oefentherapeut van toepassing kan zijn. De behoefte aan zelfmanagement of zelfmanagementondersteuning bij verschillende aandoeningen groeit en wordt steeds belangrijker, mede doordat er steeds meer nadruk komt te liggen op persoonsgerichte zorg. Gunstige effecten van zelfmanagement zijn onder meer: het verkrijgen van meer autonomie, zelfvertrouwen, een betere levenskwaliteit en een meer optimale participatie. 

In de beroepsprofielen van de fysio- en oefentherapeut wordt uitgebreid aandacht besteed aan zelfmanagement als onderdeel van de behandeling. Door generieke aanbevelingen op te stellen, kunnen aandoening- of domeinspecifieke richtlijnen in de toekomst naar deze richtlijn verwijzen. 

De ontwikkeling van deze richtlijn was onderdeel van het FAST-project (Fysio-/oefentherapie Aanpak Stroomlijning kwaliteitsstandaarden), waarin de haalbaarheid van het opstellen en de relevantie van aandoeningoverstijgende richtlijnen onderzocht werd.

Doel van de richtlijn

Deze generieke richtlijn beoogt een leidraad te geven ter ondersteuning van zelfmanagement in de dagelijkse praktijk van fysio- en oefentherapeutische diagnostiek en behandeling van patiënten die problemen ervaren met het bewegend functioneren. Met een systematische evaluatie van wetenschappelijk onderzoek en weging van patiëntvoorkeuren en professionele expertise, ondersteunt deze richtlijn therapeuten en patiënten in de klinische besluitvorming. Daarnaast biedt deze richtlijn transparantie aan andere zorgverleners en betrokken partijen ten aanzien van ondersteuning van zelfmanagement door fysio- en oefentherapeuten. 

Aanbevelingen in een richtlijn zijn geen wetten of dwingende voorschriften. In principe wordt een therapeut geacht zich aan de aanbevelingen te houden, maar beargumenteerd afwijken is legitiem of zelfs noodzakelijk indien dit past bij de situatie en wensen van een individuele patiënt.

Doelgroep

Patiëntengroep. Deze generieke richtlijn is bedoeld ter ondersteuning van zelfmanagement bij de behandeling van alle patiënten (met chronische en niet-chronische aandoeningen) met problemen in het bewegend functioneren die behandeld worden door een fysiotherapeut of oefentherapeut. 

Beoogde gebruikers van de richtlijn. Deze generieke richtlijn is primair gericht op fysiotherapeuten en oefentherapeuten die patiënten behandelen met problemen in het bewegend functioneren, ongeacht de setting (eerstelijnspraktijk, ziekenhuis of revalidatie-instelling; mono- of multidisciplinaire setting).

Overige zorgverleners. De richtlijn is ook relevant voor andere zorgverleners die betrokken zijn bij de begeleiding en behandeling van patiënten bij wie zelfmanagementondersteuning belangrijk is, zoals huisartsen, medisch specialisten, verpleegkundigen, psychologen, ergotherapeuten, logopedisten, huidtherapeuten en diëtisten. Daarnaast is deze richtlijn relevant voor patiënten, beleidsmakers en andere organisaties die betrokken zijn bij de zorg voor patiënten. De richtlijn geeft een duidelijk beeld van wat men op het gebied van zelfmanagementondersteuning kan verwachten van fysio- en oefentherapeuten.

Afbakening

Deze richtlijn is gericht op het diagnostisch en therapeutisch proces van de fysio- en oefentherapeut ten aanzien van het ondersteunen van zelfmanagement op het gebied van het bewegend functioneren. De aanbevelingen in deze richtlijn zijn generiek. Ze gelden voor alle patiënten met een hulpvraag op het gebied van zelfmanagement. Aanbevelingen ten aanzien van zelfmanagement die zijn opgenomen in aandoeningsspecifieke KNGF-richtlijnen zijn echter in alle gevallen leidend.

Leeswijzer

Deze richtlijn bestaat uit drie delen. De algemene informatie in deel A omvat de algemene inleiding, achtergrondinformatie over zelfmanagement en informatie over de wijze waarop de zorg is georganiseerd. In deel B wordt ingegaan op de bevorderende en belemmerende factoren ten aanzien van het zelfmanagement. Deel C betreft generieke zelfmanagementondersteuning die geldt voor alle patiënten die onder behandeling zijn van een fysio- of oefentherapeut. In dit deel worden ook de specifieke strategieën besproken die bij patiënten worden gehanteerd met dominant belemmerende factoren ten aanzien van het zelfmanagement. 

De verschillende onderwerpen binnen een deel vormen afzonderlijke op zichzelf staande modules. In elke module is de informatie vervolgens verdeeld over drie verdiepende lagen, waarbij met elke laag het desbetreffende onderwerp verder wordt uitgediept: 

  • De praktische handvatten, de aanbevelingen, zijn opgenomen in de Praktijkrichtlijn (de eerste laag).
  • De informatie over het onderwerp dat aan de orde is, en de afwegingen die zijn gemaakt ten aanzien van de belangrijkste argumenten die leiden tot de aanbeveling dan wel een omschrijving, staan in de Toelichting, die bestaat uit noten (de tweede laag).
  • De details over de wijze waarop deze informatie is vergaard (onder andere zoekstrategie, samenvatting van resultaten, beoordeling van bewijskracht en beschrijving van overwegingen), het proces waarlangs deze afweging tot stand is gekomen en de referenties van de gebruikte (wetenschappelijke) literatuur, staan in de Verantwoording (de derde laag). 

Daar waar ‘hij’ geschreven staat, kan ook ‘zij’ gelezen worden. Waar ‘therapeut’ geschreven staat, kan ‘fysiotherapeut’ of ‘oefentherapeut’ worden gelezen. Waar ‘therapie’ geschreven staat, kan ‘fysiotherapie’ of ‘oefentherapie’ worden gelezen.

Methodiek

Deze richtlijn is ontwikkeld conform de ‘KNGF-richtlijnenmethodiek 2019’. In aanvulling hierop is er gedurende de ontwikkeling van deze richtlijn een ‘Addendum KNGF-richtlijnenmethodiek’ ontwikkeld, waarbij er specifieke aandacht is geweest voor het generieke karakter van deze richtlijn. De wijze waarop de methodiek (inclusief het addendum) toegepast is en op welke wijze relevante externe partijen betrokken zijn bij de ontwikkeling, staat beschreven in de verantwoording van deze module.

Onderbouwing

In de Praktijkrichtlijn staan de aanleiding en het doel van deze richtlijn omschreven. In dit onderdeel van de richtlijn staat een toelichting op het FAST-project en de belangrijkste begrippen in deze richtlijn. De ‘KNGF-richtlijn Zelfmanagement’ is ontwikkeld volgens de ‘KNGF-richtlijnenmethodiek 2019’ (KNGF 2019). In de verantwoording van deze module staat beschreven op welke wijze deze methodiek is toegepast voor deze specifieke richtlijn. 

FAST-project

Ontwikkeling van richtlijnen is een kostbaar en langdurig proces en de wijze waarop dit proces tot op heden voor de fysio- en oefentherapie gestalte krijgt (te weten op diagnose/aandoeningsniveau) sluit niet altijd aan op de dagelijks zorgpraktijk. Vanuit het systeemadvies fysio- en oefentherapie is onderzoek gedaan naar mogelijkheden om op een efficiëntere wijze aandoeningoverstijgende richtlijnen voor de fysio- en oefentherapie te ontwikkelen (Zorginstituut Nederland 2016). Hiervoor is begin 2018 door VUmc (sinds 7 juni 2018 Amsterdam UMC, locatie VUmc) en Ecorys een plan van aanpak opgesteld voor de ontwikkeling van dergelijke aandoeningoverstijgende richtlijnen (zowel generieke als domeinspecifieke), waardoor thema’s met gemeenschappelijke elementen niet meer voor iedere aandoeningsspecifieke richtlijn afzonderlijk uitgewerkt hoeven te worden (VUmc /Ecorys 2018). De generieke richtlijnen betreffen aspecten van zorg die voor alle patiënten die bij een hulpverlener komen, van toepassing kunnen zijn, zoals zelfmanagement, het onderwerp van voorliggende richtlijn. De domeinspecifieke richtlijnen betreffen aspecten van zorg die van toepassing kunnen zijn voor alle patiënten met nauw aan elkaar verwante aandoeningen, zoals oncologische aandoeningen. 
Dit advies van het VUmc en Ecorys werd uitgevoerd binnen het FAST-project (Fysio-/oefentherapie Aanpak Stroomlijning kwaliteitsstandaarden).

Het FAST-project is opgebouwd uit:

Deelproject 1 Ontwikkeling addendum op KNGF-Richtlijnenmethodiek voor de ontwikkeling van generieke/domeinspecifieke richtlijnen en procesevaluatie.
Deelproject 2 Een ‘proof-of-concept’ van een generieke richtlijn met als onderwerp ‘zelfmanagement’.
Deelproject 3 Een ‘proof-of-concept’ van een domeinspecifieke richtlijn met als onderwerp ‘oncologie’.

Indien het plan van aanpak haalbaar blijkt en voor het werkveld relevante richtlijnen oplevert, wordt het addendum (deelproject 1) verwerkt in de KNGF-richtlijnenmethodiek (KNGF 2019). Daarmee kunnen in de toekomst (ook door andere paramedische beroepsgroepen) andere generieke en domeinspecifieke richtlijnen ontwikkeld worden. 

Door in aandoeningsspecifieke richtlijnen naar deze generieke en domeinspecifieke richtlijnen te verwijzen en niet meermaals overeenkomstige uitgangsvragen te beantwoorden, zoals tot nog toe gebruikelijk is, zal richtlijnontwikkeling binnen de fysio- en oefentherapie efficiënter kunnen verlopen.

Status van een richtlijn

Aanbevelingen in een richtlijn zijn geen wetten of dwingende voorschriften. In principe wordt een therapeut geacht zich aan de aanbevelingen te houden, maar beargumenteerd afwijken is legitiem of zelfs noodzakelijk indien dit past bij de situatie en wensen van een individuele patiënt (AQUA 2021).

Voor de ontwikkeling van deze richtlijn is gewerkt conform de KNGF-richtlijnenmethodiek 2019 (KNGF 2019 ).

Tijdens de voorbereidingsfase heeft een invitational conference plaatsgevonden met diverse stakeholders en een focusgroep met fysiotherapeuten en oefentherapeuten, waarin de knelpunten ten aanzien van zelfmanagementondersteuning zijn geïnventariseerd. Ook zijn een werkgroep en een klankbordgroep samengesteld met een vertegenwoordiging van de relevante partijen. 
De knelpunten zijn voorgelegd aan de leden van de werkgroep en de klankbordgroep tijdens de eerste werkgroep- respectievelijk klankbordgroepbijeenkomst. Deze knelpunten zijn vervolgens geprioriteerd en omgezet naar de uitgangsvragen zoals beschreven in deze richtlijn. 

Tijdens de ontwikkelfase hebben twee werkgroepbijeenkomsten plaatsgevonden om de overwegingen te bespreken en de aanbevelingen te formuleren. Daarnaast heeft de klankbordgroep feedback gegeven op de conceptmodules. In de commentaarfase is de conceptrichtlijn, waarin alle modules zijn samengevoegd, ter commentaar verzonden naar fysio- en oefentherapeuten uit het werkveld en alle partijen die aan de ontwikkeling van de richtlijn bijgedragen hebben of voorafgaand aan het traject aangegeven hebben betrokken te willen worden in de commentaarfase. De commentaren zijn vervolgens besproken door de werk- en klankbordgroep en waar mogelijk verwerkt. Na vaststelling door de werkgroep is de richtlijn ter autorisatie voorgelegd aan alle betrokken partijen.

Na publicatie van de richtlijn worden diverse implementatieproducten opgeleverd, waaronder:

  • patiënteninformatie;
  • scholing;
  • e-learning module;
  • artikelen in tijdschriften.

Implementatieactiviteiten richten zich in het bijzonder op de volgende drie kernonderwerpen:

  1. bevorderende en belemmerende factoren ten aanzien van het zelfmanagement;
  2. de inzet van het 5A-model;
  3. de inzet van specifieke strategieën ter ondersteuning van het zelfmanagement, namelijk:
  • ‘Motivational interviewing’ (MI)
  • ‘Problem Solving Therapy’ (PSDT)
  • ‘Acceptance and Commitment Therapy’ (ACT)
  • ‘Solution-Focussed Brief Therapy’ (SFBT)

Patiëntenperspectief

Zowel in de voorbereidingsfase, de ontwikkelfase als de commentaarfase is het patiëntenperspectief geborgd. Patiëntenfederatie Nederland heeft in de voorbereidingsfase input gegeven voor de knelpunten, tijdens de ontwikkelfase de overwegingen vanuit patiëntenperspectief verwoord en in de commentaarfase de conceptrichtlijn becommentarieerd.

Daarnaast is Pharos bij het traject betrokken geweest om specifiek het perspectief van patiënten met beperkte gezondheidsvaardigheden te borgen.

  • AQUA-Leidraad. Versie 1 Januari 2021 (2021). Beschikbaar via https://www.zorginzicht.nl/binaries/content/assets/zorginzicht/ontwikkeltools-ontwikkelen/aqua-leidraad.pdf 
  • GRADE Working Group. GRADE: an emerging consensus on rating quality of evidence and strength of recommendations. BMJ. 2008;336(7650):924-6.
  • Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiotherapie (KNGF). KNGF-richtlijnenmethodiek: ontwikkeling en implementatie van KNGF-richtlijnen, versie 2. Amersfoort: KNGF; 2019. 
  • Next Steps Consortium. AGREE II: advancing guideline development, reporting and evaluation in health care. CMAJ. 2010 Dec 14;182(18):E839-42.
  • VUMC/Ecorys. Een kwaliteitsstandaard fysio en oefentherapie: a roadmap voor een gestroomlijnde aanpak. Amsterdam: VUMC/Ecorys; 2018.
  • Zorginstituut Nederland. Systeemadvies fysio- en oefentherapie. Een nieuwe balans tussen de toegang tot en de betaalbaarheid van goede zorg. Diemen: ZIN; 2016. Beschikbaar via https://www.zorginstituutnederland.nl/publicaties/adviezen/2016/12/20/systeemadvies-fysiotherapie-en-oefentherapie. Geraadpleegd op 8 september 2021.

A.2 Achtergrond van zelfmanagement

In deze generieke richtlijn Zelfmanagement wordt de volgende definitie van zelfmanagement gehanteerd:
Zelfmanagement is het vermogen van een patiënt om om te gaan met lichamelijke, psychische en sociale consequenties van een aandoening/beperking en bijbehorende aanpassingen in leefstijl, in samenhang met de sociale omgeving. Zelfmanagement betekent dat patiënten zelf kunnen kiezen in hoeverre men de regie over het leven in eigen hand wil houden en mede richting wil geven aan hoe beschikbare zorg wordt ingezet.’

In deze generieke richtlijn Zelfmanagement wordt de volgende definitie van zelfmanagementondersteuning gehanteerd: 
Zelfmanagementondersteuning is het systematisch geven van educatie en ondersteunende interventies aan patiënten (en eventueel hun familie en sociaal netwerk) zodat patiënten in het dagelijks leven met de gevolgen van hun ziekte kunnen omgaan (op lichamelijk, mentaal en sociaal gebied). Daarbij ontwikkelt de patiënt vaardigheden en het vertrouwen om gezondheidsbevorderend gedrag in stand te kunnen houden voor de rest van het leven.’ 

De fysio- of oefentherapeut biedt deze zelfmanagementondersteuning aan, met als doel dat de patiënt zoveel mogelijk eigen regie over het leven krijgt en ervaart. Persoonsgerichte zorg die is gericht op zelfmanagement, is hiermee een van de essentiële onderdelen van het regulier handelen van de fysio- of oefentherapeut. De therapeut stemt de ondersteuning afop de behoefte van de patiënt (hulpvraag), binnen de grenzen van het vermogen van de patiënt om zelfmanagement uit te voeren en sluit aan bij de fase waarin de patiënt zich in het leven met zijn aandoening bevindt. Het proces wordt zoveel mogelijk middels gezamenlijke besluitvorming vormgegeven.

Onderbouwing

De behoefte aan zelfmanagement of zelfmanagementondersteuning bij verschillende aandoeningen is een groeiend en belangrijk onderdeel van de zorg (Grady 2014; Holman 2000; Rijken 2008; Trappenburg 2013). In de literatuur worden verschillende termen en definities gebruikt die verwijzen naar zelfmanagement. Deze termen omvatten zelfhulp, zelfregie, zelfredzaamheid en zelfmanagementondersteuning. Ondersteuning van patiënten wordt steeds belangrijker. Dit komt mede door de groei van persoonsgerichte zorg, waardoor de focus is verschoven van de traditionele naar een meer coachende rol van de therapeut (Van Staa 2008).

Definities van zelfmanagement

De verschillende definities van zelfmanagement komen voort uit het feit dat er meerdere opvattingen bestaan over het doel van zelfmanagement. 
De WHO definieert zelfzorg als ‘het vermogen van individuen, gezinnen en gemeenschappen om de gezondheid te bevorderen, ziekten te voorkomen, de gezondheid te behouden en om met of zonder de steun van een zorgverlener om te gaan met ziekte en handicap’ (WHO 1983).

Een andere internationale definitie van zelfmanagement is ‘het vermogen van het individu om symptomen, behandeling, fysieke en psychosociale gevolgen en veranderingen in levensstijl die inherent zijn aan het leven met een chronische aandoening, te beheersen. Doeltreffend zelfmanagement omvat het vermogen om iemands toestand te bewaken en om de cognitieve, gedrags- en emotionele reacties te bewerkstelligen die nodig zijn om een bevredigende kwaliteit van leven te behouden. Zo ontstaat een dynamisch en continu proces van zelfregulatie’ (Barlow 2002).
Andere definities van zelfmanagement die meer in de Nederlandse context worden gebruikt, zijn onder meer de definitie van het Landelijk Actieprogramma Zelfmanagement. Hun definitie is dat zelfmanagement ‘het omgaan met de chronische aandoening (symptomen, behandeling, fysieke, psychische en sociale gevolgen en bijbehorende leefstijlaanpassingen) is op een zodanige manier dat de aandoening optimaal in het leven wordt geïntegreerd. Zelfmanagement houdt in dat mensen met een chronische ziekte zelf kunnen kiezen in hoeverre ze de regie over hun leven willen behouden en mee kunnen sturen hoe de beschikbare zorg wordt ingezet, om zo een optimale kwaliteit van leven te bereiken of te behouden’ (LAZ 2010).

Een andere Nederlandse definitie van zelfmanagement is die van de Kerngroep Zelfmanagement, die zelfmanagement definieert als: ‘de mate waarin iemand met één van meerdere ziekten en/of beperkingen in staat is om de regie over het leven te behouden tot zover hij of zij dat wil en kan, door goed om te gaan met symptomen, behandeling, sociale en psychologische gevolgen van de ziekte (en) en/of beperkingen en daarbij horende leefstijlaanpassingen in samenhang met de sociale omgeving’ (CBO 2014).

In deze generieke richtlijn Zelfmanagement is gekozen voor een combinatie van bovenstaande definities en expert opinion. Omdat zelfmanagement een breed begrip is, was een duidelijke definitie nodig om de reikwijdte van deze richtlijn af te bakenen. Daarnaast moest de definitie van toepassing zijn op zowel fysio- als oefentherapeuten. Dit leidde tot formulering van de definitie van zelfmanagement zoals beschreven in de Praktijkrichtlijn.

Persoonsgerichte zorg gericht op zelfmanagement

In het fysio- en oefentherapeutisch handelen staat de patiënt met diens specifieke hulpvraag in de eigen leefomgeving centraal. Samen met de patiënt bepaalt de therapeut de behandeldoelen die passen bij de hulpvraag, mogelijkheden en vaardigheden van de patiënt, zoals zelfmanagement en gezondheidsvaardigheden. De belangrijke aspecten omtrent persoonsgerichte zorg staan in het volgende kader.


Persoonsgerichte zorg (NHG 2020)

Persoonsgericht zorg is gericht op de zorgvraag van de patiënt en valt binnen de kaders van samen beslissen. Het betreft een kernwaarde in de beweegzorg:

  • zorg waarbij de hele mens centraal staat en niet diens ziekte of beperking: een van de grondhoudingen van de fysio- en oefentherapeut is om alle aspecten van het biopsychosociaal model hierbij te betrekken (Engel, 1977); 
  • die afgestemd is op individuele kenmerken, mogelijkheden, wensen behoeften, leerstrategie en context van de patiënt; 
  • die gebaseerd is op het samen beslissen welke zorg nodig en bij de persoon passend is, met als uitgangspunt dat de therapeut en de patiënt samen tot een besluit over de diagnostiek, behandeling, begeleiding en nazorg van de patiënt nadenken en tot besluitvorming komen; 
  • met continuïteit, zodat het mogelijk is om een vertrouwensrelatie op te bouwen.

Toepassing zelfmanagementondersteuning

De therapeut ondersteunt bij het zelfmanagement, zodat de patiënt zoveel mogelijk eigen regie over het leven krijgt en ervaart. Zelfmanagementondersteuning is daarmee een onderdeel van het fysio- en oefentherapeutisch handelen (KNGF 2021; VvOCM 2019). Ten behoeven van deze richtlijn wordt de definitie van het Institute of Medicine (2004) gehanteerd (Institute of Medicine 2004). Deze ondersteuning is een proces waarin de patiënt centraal staat en waarbij de patiënt zelf de regie kan nemen om aan te geven welke vorm van ondersteuning hij kan gebruiken bij het leven met de aandoening (CBO 2014). 

De therapeut stemt de ondersteuning af op de behoefte van de patiënt (hulpvraag) en sluit daarbij aan op de behandelfase waarin de patiënt zich bevindt. Dit betekent in de praktijk dat een therapeut het diagnostisch proces en het behandelproces niet op kan splitsen, maar dat de ondersteuning wordt gegeven in een voortdurende wisselwerking tussen therapeut en patiënt binnen deze processen. De therapeut is in staat om de vaste structuren van een strategie los te laten en elementen van de strategieën op basis van de hulpvraag in te zetten. 

In overleg met de werkgroep is besloten om geen systematische zoekactie uit te voeren voor deze uitgangsvraag, maar de informatie op niet-systematische wijze te vergaren. De tekst, waaronder ook de definitie van zelfmanagement, is opgesteld op basis van de hier vermelde bronnen.

  • Adams K, Greiner AC, Corrigan JM (Red.). Institute of Medicine (US) Committee on the Crossing the Quality Chasm: next steps toward a new health care system. The 1st Annual Crossing the Quality Chasm Summit: a focus on communities. Washington (DC): National Academies Press (US); 2004. 
  • Barlow J, Wright C, Sheasby J, Turner A, Hainsworth J. Self-management approaches for people with chronic conditions: a review. Patient Educ Couns. 2002 Oct-Nov;48(2):177-87. 
  • Centraal Begeleidings Orgaan (CBO). Coördinatieplatform Zorgstandaarden en het Kwaliteitsinstituut. Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Zorgmodule Zelfmanagement 1.0. Het ondersteunen van een eigen regie bij mensen met één of meerdere chronische ziekten. Den Haag: Ministerie van VWS; 2014. Beschikbaar via https://www.zorgvoorbeter.nl/zorgvoorbeter/media/documents/thema/persoonsgerichte-zorg/zorgmodule-zelfmanagement-1-0.pdf
  • Engel GL. The need for a new medical model: a challenge for biomedicine. Science. 1977 Apr 8;196(4286):129-36. 
  • Grady PA, Gough LL. Self-management: a comprehensive approach to management of chronic conditions. Am J Public Health. 2014 Aug;104(8):e25-31.
  • Holman H, Lorig K. Patients as partners in managing chronic disease. Partnership is a prerequisite for effective and efficient health care. BMJ. 2000 Feb 26;320(7234):526-7.
  • Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiotherapie (KNGF). Beroepsprofiel fysiotherapeut. Amersfoort: KNGF; 2021. Beschikbaar via Beroepsprofielen Fysiotherapie Beroepsprofielen Fysiotherapie | KNGF
  • Landelijk Actieprogramma Zelfmanagement (LAZ). Eindrapportage zelfmanagement en kanker anno 2010. Nederlandse Patiënten Consumenten Federatie (NPCF) / Kwaliteitsinstituut voor de Gezondheidszorg CBO. Utrecht: NPCF-CBO; 2010. Beschikbaar via http://docplayer.nl/13817436-Eindrapportage-zelfmanagement-en-kanker-anno-2010-december-2010-landelijk-actieprogramma-zelfmanagement-laz.html. Geraadpleegd op 8 september 2021.
  • Nederlands Huisartsen Genootschap (NHG). Dossier persoonsgerichte zorg. Utrecht: NHG; 2020. Beschikbaar via Persoonsgerichte zorg voor iedereen – NHG. Geraadpleegd op 8 september 2021.
  • Rijken M, Jones M, Heijmans M, Dixon A. Supporting self-management. In: Nolte E, McKee M, redactie. Caring for people with chronic conditions: a health system perspective. Berkshire: Open University Press; 2008. Pag. 116-142.
  • Trappenburg J, Jonkman N, Jaarsma T, van Os-Medendorp H, Kort H, de Wit N, Trappenburg J. Self-management: one size does not fit all. Patient Educ Couns. 2013;92:134-7.
  • van Staa A. Verpleegkundige ondersteuning bij zelfmanagement en eigen regie. Houten: Bohn Stafleu van Loghum; 2018.
  • Vereniging van Oefentherapeuten Cesar en Mensendieck (VvOCM). Beroepsprofiel oefentherapeut (2019). Utrecht: VvOCM; 2019. Beschikbaar via https://vvocm.nl/Portals/2/Documents/Kwaliteit/Kwaliteitsregistratie/Beroepsprofiel%20oefentherapeut.pdf?ver=2020-03-15-204730-810. 
  • World Health Organisation (WHO). Health education in self-care: possibilities and limitations. Report of a scientific. Genève: WHO; 1983. Beschikbaar via https://apps.who.int/iris/handle/10665/70092. Geraadpleegd op 8 september 2021.

A.3 Organisatie van zorg

Ondersteun een patiënt in diens zelfmanagement uitsluitend binnen de grenzen van je eigen competenties ten aanzien van zelfmanagementondersteuning. 

Wees alert op tekenen van beperkte gezondheidsvaardigheden van een patiënt en houd rekening met deze beperking tijdens het gehele therapeutische proces. 

Stem bij het ondersteunen van zelfmanagement de communicatie af op de gezondheidsvaardigheden van de patiënt. 

Overweeg bij patiënten met beperkte gezondheidsvaardigheden samen te werken met bij de patiënt betrokken hulpverleners, zoals het wijkteam, de sociaal raadsman en/of de allochtone zorgconsulent. 

Onderbouwing

Beweegzorg die wordt gegeven door de fysio- of oefentherapeut is een paramedische interventie met als kern aandacht voor bewegen en functioneren, en het leveren van persoonsgerichte zorg. De therapiesessies zijn er om te oefenen, te reflecteren en de patiënt handvatten te geven, zodat hij in staat is het geleerde in het dagelijks leven in te zetten. Door de therapie wordt de mate van zelfmanagement bevorderd, waarbij het bewegen duurzaam en flexibel kan worden toegepast. 

Competenties en aandachtspunten voor zelfmanagementondersteuning

Het uitvoeren van zelfmanagementondersteuning door de fysio- of oefentherapeut vraagt om een werkwijze die gebaseerd is op persoonsgerichte zorg. Dit houdt in dat therapeuten over de benodigde competenties moeten beschikken om de behandeling te laten slagen. Deze competenties staan beschreven in de beroepsprofielen (KNGF 2021, VvOCM 2019). 

Daarnaast zijn vanuit de literatuur specifieke aandachtspunten beschreven die van belang zijn voor een goede ondersteuning van zelfmanagement. Zo beschrijft Dwarswaard (2013) de kernwaarden ‘coöperatie’, ‘evocatie’ en ‘autonomie’ plus de kernboodschap dat de therapeut ‘niet moet overnemen, maar ondersteunen’.  

Anderen beschreven als aandachtspunten voor de zorgverlener in relatie tot het zelfmanagement:

  • het samen met de patiënt bepalen hoeveel regie of zorg de zorgverlener van de patiënt overneemt (Vilans 2021);
  • een visie hebben op zelfmanagement en zelfmanagementondersteuning (NDF 2014);
  • kennis hebben van verschillende theoretische modellen en strategieën op het gebied van zelfmanagement(educatie) en de ontwikkelingen die binnen dit gedachtegoed optreden (NDF 2014).

Samenwerking

In deze richtlijn wordt aandacht besteed aan hoe samenwerking georganiseerd kan worden, zodat deze samenwerking doelmatig en doeltreffend verloopt. De richtlijn richt zich primair op een beschrijving van wat kwalitatief goede zorg is en geeft, waar mogelijk vanuit de inhoud, sturing aan de organisatie van deze zorg. 

Er bestaat geen consensus over de criteria voor wanneer er voor zelfmanagementondersteuning verwezen zou moeten worden naar een verbijzonderd fysio- of oefentherapeut. De competenties van de algemeen fysio- en oefentherapeut en de fysio- en oefentherapeuten met een verbijzondering of een aantekening staan beschreven in de beroepsprofielen. Het is van belang dat de fysio- en oefentherapeut kennis heeft van en inzicht heeft in de expertise van de fysio- en oefentherapeuten met een verbijzondering of een aantekening, evenals in die van andere bij de behandeling betrokken (para)medici (KNGF 2021). 


Fysiotherapie, oefentherapie en verbijzonderingen

Fysio- en oefentherapeuten zijn gespecialiseerd in het bewegend functioneren. Zij behandelen patiënten via Directe Toegankelijkheid Fysiotherapie (DTF) of Directe Toegankelijkheid Oefentherapie (DTO) of op verwijzing van de huisarts of een medisch specialist. De rol en de positie van de fysiotherapeut en de oefentherapeut in de gezondheidszorg, oftewel de domeinbeschrijving, staan beschreven in het beroepsprofiel fysiotherapeut en het beroepsprofiel oefentherapeut (KNGF 2021; VvOCM 2019).

Binnen de fysio- en oefentherapie zijn verbijzonderingen beschreven waarvan specifieke deskundigheid erkend is door het KNGF of de VvOCM. Deze verbijzonderingen zijn opgenomen in het Kwaliteitsregister Fysiotherapie en het Kwaliteitsregister Paramedici, waarmee het op een goed niveau brengen en houden van de kennis en vaardigheden wordt gewaarborgd. Voor al deze verbijzonderingen is het doel van de behandeling behoud of herstel van het dagelijks functioneren. Echter, de behandelwijzen kan per verbijzondering variëren. 


Zelfmanagementondersteuning bij patiënten met beperkte gezondheidsvaardigheden

Fysio- en oefentherapeuten hebben bij het geven van zelfmanagementondersteuning regelmatig te maken met patiënten die niet goed kunnen lezen of schrijven, en/of maar in beperkte mate beschikken over gezondheidsvaardigheden. Voor deze mensen is het moeilijk om de informatie en adviezen te begrijpen en toe te passen, waardoor zij oefeningen of adviezen onjuist toepassen of helemaal niet opvolgen. Behandeling en begeleiding hebben dan niet het gewenste resultaat (Heijmans 2016). Deze situatie kan zelfs leiden tot verslechtering in de gezondheid. Daarnaast moeten patiënten in staat zijn om juiste keuzes te maken. Het is belangrijk dat zorgprofessionals herkennen bij welke patiënten sprake is van beperkte gezondheidsvaardigheden (Murugesu 2018). Het afstemmen van de communicatie en zorg op de vaardigheden van deze groep patiënten vraagt van zorgprofessionals doorzettingsvermogen, nieuwsgierigheid en creativiteit.

Communicatie met patiënten met beperkte gezondheidsvaardigheden kan op de volgende manier aangepast worden:

  • bij het taalgebruik van de patiënt aansluiten;
  • korte zinnen maken en eenvoudige woorden gebruiken;
  • geen ‘uitstapjes’ maken in het verhaal;
  • zo concreet mogelijk zijn en beeldspraak en abstracte begrippen vermijden;
  • het aantal boodschappen per consult beperken, maximaal twee of drie per consult;
  • de belangrijkste punten herhalen;
  • haalbare en realistische doelen stellen die aansluiten op iemands leefwereld en context;
  • veel ruimte geven voor vragen door de formulering ‘welke vragen heeft u nog?’ te gebruiken in plaats van ‘heeft u nog vragen?’; 
  • getest visueel voorlichtingsmateriaal gebruiken, ook digitaal (Meppelink 2015);
  • op hele of halve uren afspreken, een analoge klok op een kaartje tekenen met het afgesproken tijdstip;
  • de terugvraagmethode gebruiken, dit is vragen of de patiënt de informatie in eigen woorden kan vertellen (Muregesu 2018).

Een nauwe samenwerking met andere zorgverleners, zoals de huisarts, is belangrijk. Evenals het kennen van de sociale kaart. Patiënten met lage gezondheidsvaardigheden komen vaak uit een achterstandssituatie en hebben in de regel vaker te maken met sociale, financiële en/of opvoedproblemen. Het is daarom van belang om contact te leggen met bijvoorbeeld het wijkteam, de sociaal raadsman en de allochtone zorgconsulent, maar ook om te weten welke buurtcentra goedkope sportmogelijkheden aanbieden.

Het verlaagt de drempel tot zorg- en dienstverlening als een zorgverlener het eerste contact legt. Het bieden van begeleiding bij doorverwijzen leidt ook tot een grotere kans van slagen bij het oplossen van sociale, financiële of andere problemen. Begeleiding bij sociale, financiële of andere problemen draagt vervolgens weer bij aan een betere gezondheid. Zie voor meer informatie over het herkennen van patiënten met beperkte gezondheidsvaardigheden en hoe met hen om te gaan, de website van het landelijk expertisecentrum gezondheidsverschillen Pharos.

In overleg met de werkgroep is besloten om geen systematische zoekactie uit te voeren voor deze uitgangsvraag, maar de informatie op niet-systematische wijze te vergaren. De tekst, waaronder ook de definitie van zelfmanagement, is opgesteld op basis van de hierna genoemde bronnen.