Ga naar de inhoud

Nazorg en revalidatie van intensive care patiënten (2022)

Op initiatief van de Nederlandse Vereniging van Revalidatieartsen (VRA) en de Nederlandse Vereniging voor Intensive Care (NVIC) is in 2019 gestart met de ontwikkeling van de richtlijn Nazorg en revalidatie van intensive care patiënten. De richtlijn is modulair opgeleverd. Naar aanleiding van de uitbraak van COVID-19 is de richtlijnmodule ‘Behandeling van Post Intensive Care Syndroom (PICS)’ versneld opgesteld. Deze module is door het KNGF geautoriseerd in oktober 2020.

Namens het KNGF vertegenwoordigde Dr. M. (Marike) van der Schaaf en Dr. D.S. (Daniela) Dettling-Ihnenfeldt de fysiotherapie in de werkgroep en klankbordgroep. In april 2022 heeft het KNGF commentaar gegeven op de gehele conceptrichtlijn (Robert van der Stoep en Stein van den Heuvel). Eind juni 2022 is het KNGF gevraagd de definitieve versie van de richtlijn, waarin onze commentaren naar tevredenheid zijn verwerkt, te autoriseren. Eind augustus 2022 is de richtlijn Nazorg en revalidatie van intensive care patiënten geautoriseerd door het KNGF.

  • Publicatiedatum: 19 september 2022

Nazorg en revalidatie van intensive care patiënten (2022)

Aanbevelingen voor de fysiotherapeut

Preventie van PICS

Ondanks dat bewijs voor concrete evidence based aanbevelingen ten faveure van één of meerdere interventies ontbreekt, is de werkgroep van mening dat fysieke training (inclusief (vroeg) mobiliseren, zie ook Behandelprotocol Fysiotherapie op de IC (KNGF, 2021)) en het gebruik van een IC-dagboek aangeboden moet worden. Beide worden beschouwd als onderdeel van goede IC-zorg, en is op de meeste IC’s reeds geïmplementeerd.

  • Bied IC-patiënten fysieke training aan, en in het bijzonder het (vroeg) mobiliseren.

Voor de IC-afdelingen

Stel een IC-nazorgcoördinator, die werkt in het ziekenhuis onder de verantwoordelijkheid van de intensivist, aan die de volgende taken kan oppakken:

  • Fungeren als vraagbaak met betrekking tot de IC-nazorg voor zorgverleners en patiënten.
  • Inschatten van het risico op PICS (zie ook module ‘Identificatie van patiënten met risico op PICS’).
  • De organisatie en verslaglegging van het multidisciplinaire (nazorg)overleg voor hoogrisicopatiënten (zie hieronder).
  • De nazorgpoli te organiseren voor de gemiddeld risico en hoogrisicopatiënten (zie hieronder).

De IC-nazorgcoördinatie kan door een fysiotherapeut worden ingevuld. De nazorgcoördinator kan ook niet IC-nazorg gebonden taken uitoefenen.

Tijdens de IC opname

Organiseer een wekelijks multidisciplinair nazorg-overleg waarin voor hoogrisicopatiënten het revalidatie- en nazorgtraject wordt afgestemd. Besteed bij dit overleg ook aandacht aan de thuissituatie en (coping van de) mantelzorger/familieleden.

Bereid het ontslag van hoogrisicopatiënten (zie module ’Identificatie van patiënten met risico op PICS’) naar de verpleegafdeling tijdig en zorgvuldig voor. Zorg specifiek dat:

  • een eerste inschatting is gemaakt of een specifiek nazorgtraject nodig is (tabel 2, zie richtlijn);
  • het ontslag met de patiënt en naasten zijn besproken;
  • de overdracht naar de nieuwe regiebehandelaar, eventuele consulenten en/of verpleging en de huisarts tijdig klaar is (zie submodule ‘Overdracht klinische informatie in de keten’);
  • de contactgegevens van de IC-nazorgcoördinator bekend zijn bij de patiënt en naasten.

In de follow-up fase

Zie tabel 6.1.2 (zie richtlijn) de mogelijke nazorgtrajecten en tabel 6.1.1 (zie richtlijn) voor de bijbehorende regiebehandelaar.

Nodig gemiddeld en hoogrisicopatiënten (zie module ‘Identificatie van patiënten met risico op PICS’) 2-6 maanden na de IC-opname uit voor de IC-nazorgpoli. Organiseer dat op deze poli:

  • patiënten en naasten vragen kunnen stellen ten aanzien van het beloop van de IC-opname en eventuele PICS-symptomen; en
  • patiënten en naasten indien gewenst een terugkombezoek kunnen brengen aan de IC; en
  • een screening kan plaatsvinden op beperkingen in het dagelijks functioneren (zie ook module ‘Screeninginstrumenten voor PICS’).

Stem met de regiebehandelaar en/of huisarts af bij eventuele vragen van de patiënt en naasten en benodigde vervolgacties.